ECLI:NL:RBNNE:2014:4987

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 oktober 2014
Publicatiedatum
14 oktober 2014
Zaaknummer
18.730455-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van elektriciteit en teelt van hennepplanten in Heerenveen

Op 14 oktober 2014 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de teelt van hennepplanten en diefstal van elektriciteit. De zaak vond plaats in Leeuwarden, waar de verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. O. Bolluyt, aanwezig was. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, in de periode van 2 maart 2013 tot en met 2 mei 2013, opzettelijk ongeveer 512 hennepplanten had geteeld in een pand in de gemeente Heerenveen. Tevens werd hem verweten dat hij in de periode van 1 oktober 2012 tot en met 2 mei 2013, wederrechtelijk elektriciteit had weggenomen, toebehorende aan een bedrijf, door middel van braak en verbreking.

De rechtbank overwoog dat de verdachte op de hoogte was van de hennepkwekerij en dat hij, als bewoner van het pand, verantwoordelijk was voor de elektriciteitskosten. De verdachte had na de aanleg van de hennepkwekerij geen extra kosten voor elektriciteit betaald, wat leidde tot de conclusie dat hij zich schuldig had gemaakt aan diefstal van elektriciteit. De rechtbank achtte de tenlastelegging bewezen en sprak de verdachte vrij van het overige ten laste gelegde.

In de strafmotivering hield de rechtbank rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730455-13
verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 oktober 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [woonadres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 september 2014.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. O. Bolluyt, advocaat te Lelystad.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van
2 maart 2013 tot en met 2 mei 2013,
te [pleegplaats], (althans) in de gemeente Heerenveen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk (in de uitoefening van een beroep of bedrijf) (telkens)
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand/schuur behorende
bij perceel [pleegplaats]) een hoeveelheid van (in totaal)
ongeveer 512 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen
daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal
bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van
die wet;
2.
hij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van
1 oktober 2012 tot en met 2 mei 2013,
te [pleegplaats], (althans) in de gemeente Heerenveen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit
een pand gelegen aldaar aan de [pleegplaats]
heeft weggenomen een hoeveelhe(i)d(en) electrische energie,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,
verbreking.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het ten laste gelegde;
- oplegging van drie maanden gevangenisstraf waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

Beoordeling van het bewijs

Ten aanzien van de onder 2. ten laste gelegde diefstal van elektriciteit overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in oktober 2012 wist dat er een hennepkwekerij werd aangelegd in de schuur bij zijn woning en dat hij om die reden een week niet thuis is geweest. Het is een feit van algemene bekendheid dat het kweken van hennep gepaard gaat met zeer hoge energierekeningen door het gebruik van assimilatielampen en dat om die reden de voor de hennepkwekerij benodigde elektriciteit meestal buiten de meter om wordt verkregen. Verdachte moet dat ook hebben geweten toen hij instemde met het laten aanleggen van een hennepkwekerij en daardoor was zijn opzet, in voorwaardelijke zin, mede gericht op het, samen met een ander of anderen, wegnemen van elektriciteit door middel van de strafverzwarende omstandigheid van verbreking.
Direct bij thuiskomst had verdachte gezien dat er een extra kabel was aangelegd die naar de meterkast liep en hij wist daardoor dat er met de elektriciteitsmeter was geknoeid. Als bewoner van het pand was verdachte gehouden om de voor het pand en de bijgebouwen afgenomen elektriciteit te betalen aan de leverancier van de elektriciteit. Verdachte heeft na de aanleg van de hennepkwekerij niets extra's aan energie betaald en daarmee heeft hij zich, samen met een ander of anderen, schuldig gemaakt aan de diefstal van elektriciteit in de gehele ten laste gelegde periode.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 2 maart 2013 tot en met 2 mei 2013, te [pleegplaats], in de gemeente Heerenveen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk heeft geteeld in een pand/schuur behorende bij perceel [pleegplaats], een hoeveelheid van in totaal ongeveer 512 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2012 tot en met 2 mei 2013, te [pleegplaats], in de gemeente Heerenveen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand gelegen aldaar aan de [pleegplaats] heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie, toebehorende aan [bedrijf],
waarbij verdachte en zijn mededader(s) het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking en
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand gelegen aldaar aan de [pleegplaats] heeft weggenomen hoeveelheden elektrische energie, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf].
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1.
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
2.
Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking en diefstal, door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het over hem opgemaakte reclasseringsadvies, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft voor persoonlijk gewin er aan meegewerkt dat in de schuur van de door hem gehuurde woning een hennepkwekerij werd ingericht waarbij de voor de kwekerij benodigde elektriciteit werd gestolen. Verdachte heeft na verloop van tijd ook zelf werkzaamheden verricht in de kwekerij. Verdachte heeft aldus bijgedragen aan het in stand houden van de illegale handel in voor de volksgezondheid schadelijke (soft)drugs en de daarmee gepaard gaande criminaliteit.
Het landelijke oriëntatiepunt voor het telen van meer dan 500 hennepplanten door een first offender kent als uitgangspunt oplegging van een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden. Voor de diefstal van elektriciteit komt daar nog een taakstraf van 60 uren bij. De verdediging heeft aangegeven dat verdachte in verband met ernstige rugklachten niet in staat is een taakstraf te verrichten en heeft oplegging van uitsluitend een voorwaardelijke gevangenisstraf bepleit. De reclassering adviseert in verband met de ernstige rugklachten van verdachte oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank acht oplegging van enkel een voorwaardelijke gevangenisstraf onvoldoende recht doen aan de ernst van de feiten. Nu verdachte aangeeft geen taakstraf uit te kunnen voeren, zal de rechtbank een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Gezien de hiervoor genoemde uitgangspunten zou een gevangenisstraf van vijf maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk in de rede liggen. Nu een onvoorwaardelijke gevangenisstraf over het algemeen als zwaarder wordt ervaren dan een onvoorwaardelijke taakstraf, zal de rechtbank de op te leggen straf matigen en, overeenkomstig de eis, een gevangenisstraf van drie maanden waarvan één maand voorwaardelijk opleggen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot één maand niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.G. Wijma, voorzitter, mr. S. Timmermans en mr. T. Kortlang-de Vries, rechters, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 oktober 2014.
Mr. Kortlang-de Vries is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Wijma
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Timmermans
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Komrij
locatie Leeuwarden,

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730455-13
ontnemingsvordering parketnummer 18/730455-13
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 30 september 2014
Tegenwoordig:
mr. L.G. Wijma, voorzitter,
mr. S. Timmermans en mr. T. Kortlang-de Vries, rechters, en
T.L. Komrij, griffier.
Als officier van justitie is ter terechtzitting aanwezig mr. R.G. de Graaf.
De voorzitter doet de zaak en de vordering tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [woonadres].
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. O. Bolluyt, advocaat te Lelystad.
…………..
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 14 oktober 2014 te 13:00 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.