In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 7 oktober 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het verstrekken van cocaïne en het medeplegen van dealen in softdrugs gedurende een periode van tweeëneenhalf jaar. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan twee mishandelingen en een bedreiging met zware mishandeling. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van de verdachte een dag na de zitting opgeheven en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd die gelijk is aan het voorarrest. Tevens is er een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, waaraan een meldplicht bij de reclassering is gekoppeld.
De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk verkopen, afleveren en verstrekken van cocaïne en hennep, alsook bedreigingen gericht aan twee slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor het medeplegen van de handel in XTC-pillen, waardoor de verdachte hiervan is vrijgesproken. De rechtbank heeft echter wel bewezen geacht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de andere tenlastegelegde feiten, waaronder de bedreiging van [slachtoffer 2] en de mishandeling van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3].
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte in de drugshandel en de impact op de slachtoffers. De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn psychiatrische problematiek. De opgelegde straf is lager dan de eis van de officier van justitie, wat de rechtbank heeft gemotiveerd door de landelijke oriëntatiepunten en de specifieke omstandigheden van de zaak.