ECLI:NL:RBNNE:2014:485

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 januari 2014
Publicatiedatum
31 januari 2014
Zaaknummer
18/730591-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor mishandeling van zijn kind en echtgenote met bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht

Op 31 januari 2014 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een 44-jarige man veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en het ondergaan van een behandeling. De man werd schuldig bevonden aan mishandeling van zijn kind en poging tot zware mishandeling van zijn echtgenote, waarbij beide feiten meermalen zijn gepleegd. De rechtbank sprak de man vrij van de poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling van zijn kind, omdat niet bewezen kon worden dat hij opzet had op het doden of toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan zijn kind. Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de beperkte geestesvermogens van de man en het feit dat hij detentieongeschikt werd geacht en al in een hulpverleningstraject zat. De rechtbank oordeelde dat de man met zijn handelen een aanmerkelijke kans op het overlijden van zijn kind had gecreëerd, maar dat er onvoldoende bewijs was voor het opzet op de dood. De rechtbank legde de man een voorwaardelijke gevangenisstraf op, omdat hij spijt had van zijn daden en inzag dat hij hulp nodig had. De reclassering had geadviseerd om de man onder toezicht te stellen, gezien het hoge recidiverisico. De rechtbank volgde dit advies en stelde voorwaarden voor reclasseringstoezicht en behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730591-13
ter berechting gevoegd parketnummer 18/113832-13
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 31 januari 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum 1] 1967 te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 januari 2014.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.A. Buijs, advocaat te Heerenveen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Houwink.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 april 2013, te Drachten, in de gemeente Smallingerland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1]
(geboren op [geboortedatum 2] 2008) van het leven te beroven, met dat
opzet met kracht en/of langdurig de linker en/of de rechter halsvaten heeft
dichtgeknepen en/of met kracht op/tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen
en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] met kracht tegen een voorwerp (muur)
heeft gegooid en/of gestoten en/of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 30 april 2013, te Drachten, in de gemeente Smallingerland, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn kind, althans een persoon, (te weten [slachtoffer 1] geboren op [geboortedatum 2] 2008), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met kracht en/of langdurig de linker
en/of de rechter halsvaten heeft dichtgeknepen en/of met kracht op/tegen het hoofd
heeft gestompt en/of geslagen en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] met kracht
tegen een voorwerp (muur) heeft gegooid en/of gestoten en/of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 30 april 2013, te Drachten, in de gemeente Smallingerland,
opzettelijk mishandelend zijn kind, althans een persoon, teweten [slachtoffer 1]
(geboren op [geboortedatum 2] 2008), (met kracht en/of langdurig) de linker
en/of de rechter halsvaten heeft dichtgeknepen en/of tegen de hals heeft geslagen
en /of (met kracht) op/tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen en/of het
hoofd van die [slachtoffer 1] (met kracht) tegen een voorwerp (muur) heeft
gegooid en/of gestoten en/of geslagen en/of op/tegen de lip heeft geslagen en/of
die [slachtoffer 1] (met kracht) bij het gelaat en/of de hals en/of de (linker)
schouder en/of de (linker)heup heeft vastgepakt en/of heeft vastgehouden, waardoor
deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
parketnummer 18/113832-13
hij in of omstreeks de periode van de maand juli 2012 tot en met 10 februari 2013,
te Drachten, in de gemeente Smallingerland, ter uitvoering van de door verdachte voorgenomen misdrijven om aan een persoon genaamd, [slachtoffer 2], zijnde
verdachtes echtgenote, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
op of omstreeks 10 februari 2013 met dat opzet met kracht die [slachtoffer 2] met een
(stevige) koekenpan op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of
in of omstreeks de periode van 1 juli 2012 tot en met 31 december 2013 met dat opzet
die [slachtoffer 2] met kracht een glas tegen het hoofd heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van die voorgenomen misdrijven telkens niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van de maand juli 2012 tot en met 10 februari 2013, te Drachten, in de gemeente Smallingerland, meermalen opzettelijk mishandelend zijn echtgenote, althans een persoon, te weten [slachtoffer 2], op of omstreeks 10 februari 2013 met een koekenpan op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of in of omstreeks de periode 1 juli 2012 tot en met 31 december 2012 een glas tegen het hoofd heeft gegooid, waardoor voornoemde[slachtoffer 2] telkens letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
parketnummer 18/113832-13
hij op of omstreeks 10 februari 2013, te Drachten, in de gemeente
Smallingerland opzettelijk mishandelend zijn kind, althans een persoon, te
weten [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum 2] 2008), in/tegen de buik heeft
geschopt (mede) tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] is gevallen, waardoor deze
letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1. primair, 2. primair en 3. ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren;
- oplegging van de bijzondere voorwaarde van een meldplicht bij reclassering Leger des Heils, indien de reclassering dit nodig acht een ambulante behandeling door de Poli FP (Geestelijke Gezondheidszorg) en indien en zolang de reclassering dit nodig acht verblijf op een ander adres dan zijn vrouw en kind en medewerking aan de ambulante begeleiding door Talant of een soortgelijke hulpverleningsinstelling.
Beoordeling van het bewijs
De officier van justitie acht het onder 1. primair ten laste gelegde, te weten poging tot doodslag, bewezen. Hiertoe heeft de officier van justitie onder meer aangevoerd dat bewezen kan worden dat verdachte zijn zoon [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) tegen het hoofd heeft geslagen, met het hoofd tegen de muur heeft geduwd en de keel heeft dichtgeknepen. De officier van justitie acht bewezen dat verdachte, door aldus te handelen, voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1] had.
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak voor het onder 1. primair en subsidiair ten laste gelegde bepleit. Hiertoe heeft hij onder meer aangevoerd dat slechts het slaan wettig en overtuigend bewezen kan worden en dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet op het doden van of toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] had.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van de hieronder opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft geslagen, alsmede dat hij hem met kracht in de hals heeft geknepen. Voor het opzettelijk met kracht met het hoofd tegen de muur gooien, stoten of slaan acht de rechtbank onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig.
De rechtbank overweegt hiertoe dat de verklaring van [slachtoffer 1] en de letselrapportage elkaar op dit punt niet ondersteunen, nu de rechtbank constateert dat[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij tengevolge van het tegen de muur gooien pijn aan de rechter zijkant van zijn hoofd had, terwijl de letselrapportage hier geen letsel of pijnbeleving vaststelt.
Ten aanzien van het met kracht knijpen in de hals gaat de rechtbank ervan uit dat dit is gebeurd toen verdachte - blijkens de door hem bij de politie en ter terechtzitting afgelegde verklaringen - [slachtoffer 1] stevig bij de nek - en daardoor tevens, omdat het nog een klein jongetje is, achterlangs bij de hals - vast heeft gepakt toen hij hem in woede en paniek de trap optilde. Volgens de letselrapportage leverde het dichtknijpen van de halsvaten een potentieel levensbedreigende situatie voor [slachtoffer 1] op. Ook het slaan tegen het hoofd van [slachtoffer 1] kon volgens de letselverklaring potentieel levensbedreigend zijn.
Op basis hiervan is de rechtbank van oordeel dat verdachte met zijn handelen de aanmerkelijke kans op het overlijden van [slachtoffer 1] in het leven heeft geroepen.
Voor het bewijzen van voorwaardelijk opzet op de dood dient echter sprake te zijn van het
willens en wetens aanvaardenvan de aanmerkelijke kans op de dood. Nu noch uit de verklaring van verdachte, noch uit zijn handelen is gebleken dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans op het overlijden van [slachtoffer 1] heeft aanvaard, kan dit onderdeel naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen. De rechtbank acht evenmin bewezen dat verdachte middels zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] heeft aanvaard.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde heeft de officier van justitie bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde gevorderd.
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak voor het onder 2. primair ten laste gelegde bepleit. Hiertoe heeft hij onder meer aangevoerd dat verdachte geen opzet op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel had.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank acht op grond van na te noemen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
zijn vrouw met een stevige koekenpan tegen het hoofd heeft geslagen en dat verdachte een longdrink glas tegen het hoofd van zijn vrouw heeft gegooid. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard.
De rechtbank acht het onder 2. primair ten laste gelegde derhalve bewezen.

Bewijsmiddelen

De rechtbank past ten aanzien van het onder 1. meer subsidiair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1.
De door verdachte op de terechtzitting van 17 januari 2014 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 30 april 2013 te Drachten wilde ik mijn zoon[slachtoffer 1]naar bed brengen. Hij was overstuur en wilde dit niet. Ik verkeerde in blinde woede. Ik heb hem stevig bij zijn nek vastgepakt terwijl ik hem de trap op droeg. Ik heb hem geslagen.
2.De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer PL02R2 2013045361, gesloten op 30 augustus 2013, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
- De door getuige [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum 2] 2008, afgelegde verklaring d.d. 1 mei 2013, nummer 2013045361-19 voor zover inhoudende:
(R: getuige[slachtoffer 1], A: verbalisant [verbalisant])
R: Papa slaan mij.
A: Papa slaat mij. Vertel mij daar eens alles over.
R: Papa slaan op de lip ([slachtoffer 1] gaat met haar rechterhandje naar de rechterkant van zijn mond).
A: Papa slaat op de lip. Ja en nog meer.
A: Wanneer is dat geweest?
R: Gister.
A: Toen papa jou op je lip sloeg he. Waar was jij toen?
R: Op mij bed. (..)
A: Wijs eens aan waar deed het pijn toen. Waar voelde jij het? Jij wees zonet naar je?
R: Lip.
A: O ja daar. En waar had hij jou nog meer geslagen?
R: Hier ([slachtoffer 1] wijst de rechterkant van wang/mond aan).
A: Kan jij mij aanwijzen op jouw eigen lichaam waar papa jou ooit pijn heeft gedaan.
R: Hier die [slachtoffer 1] wijst onder aan zijn nek/hals aan)
A: Hoe heeft papa dat toen gedaan toen die jou daar pijn deed?
R: Omdat ik niet wil omdat ik niet luistert.
3.
Een letselrapportage d.d. 27 juni 2013, als weerslag van een onderzoek van [slachtoffer 1] op 1 mei 2013, opgemaakt en ondertekend door C. Oostdam, forensisch arts, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als haar verklaring:
Achter het rechter oor is een gebied van 5 cm bij 5 cm met puntbloedingen zichtbaar op het rotsbeen, in het haar en op de oorschelp (aan de achterkant en voorkant). Op de rechter oorschelp is een bloeduitstorting zichtbaar van 1 bij 1 1,5 cm.
Op het voorhoofd rechts is een zwelling zichtbaar vanaf de bovenrand van de oogkas tot aan de haargrens, van de middellijn van het voorhoofd tot aan de oor-ooghoek lijn. Er is een blauwe verkleuring van de huid zichtbaar, hierin deels bruine verkleuring. Op het voorhoofd links is een bloeduitstorting zichtbaar ter hoogte van de haargrens met een doorsnede van 4 cm. De huisarts van de dokterswacht beschrijft in haar onderzoek d.d. 30-04-2013: "rond neus nog enkele puntjes: puntbloedinkjes. Links voorhoofd rood ook linker wang rood en beide gezwollen." Ten tijde van het onderzoek (01-05-2013) waren de puntbloedingen rond de neus niet meer zichtbaar, noch de roodheid op de wang en voorhoofd. In de hals aan de rechterkant is een oppervlakkige wond zichtbaar. Ter hoogte van de monnikskapspier rechts is oppervlakkige verscheuring van de huid zichtbaar met een afmeting van 1 bij 2 cm.
Beoordeling van de letsels:
De puntbloedingen achter het linker oor en op de oorschelp zijn ontstaan door een periode van lokaal verhoogde druk in de bloedvaten in dat gebied. Hierdoor ontstaan in het stroomgebied van deze bloedvaten bloedingen in de aftakkingen: de haarvaten. Dit is zichtbaar als puntbloedingen. De locatie van de puntbloedingen als ook het krasletsel en de oppervlakkige verscheuring van de huid in de linker hals zijn zeer passend bij het dichtknijpen van de halsvaten aan de linker kant; krachtig en langdurig genoeg om de bovengenoemde verhoogde druk in het vaatstelsel te bewerkstelligen. Hierbij is bovengenoemde huid in de hals oppervlakkig gescheurd; het mechanisme is dat dit overrekt is. De zwelling op het voorhoofd aan zowel de linker zijde als de bloeduitstorting aan de
rechter zijde zijn het gevolg van direct inwerkend stomp geweld (slaan, stompen, tegen
iets aan vallen, gegooid worden met het hoofd). Het geconstateerde letsel is passend bij de aangegeven toedracht.
De rechtbank past ten aanzien van het onder 2. primair en 3. ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1.
De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer PL02SF 2013015264, gesloten op 25 februari 2013, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
- een ambtsedig proces-verbaal aangifte, nummer PL02CD 2013015264-1, d.d. 10 februari 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 2]:
Ik zag vandaag dat mijn man [verdachte] onze zoon [slachtoffer 1] nog een keer met zijn rechtervoet in zijn buik schopte. Ik zag dat deze schop dermate hard was dat [slachtoffer 1] achterover op zijn kont viel. Ik zag dat [slachtoffer 1] begon te huilen.
Ik zag dat [verdachte] een koekenpan pakte. Ik zag dat [verdachte] de koekenpan omhoog bracht. De afstand tussen mij en [verdachte] was ongeveer 1,5 meter. Ineens voelde ik dat ik hard op mijn hoofd geraakt werd. Dit deed erg veel pijn. Ik voelde mij gelijk duizelig.
Een half jaar terug heeft [verdachte] eens een long drink glas tegen mij stuk geslagen. Ik zag dat [verdachte] het longdrink glas welke hij in de hand had naar mij toe gooide. Ik stond op dat moment een meter van [verdachte] af. Ik zag dat het glas naar mij toen kwam. Ik had glasscherven in mijn haar.
- een proces-verbaal van aanhouding, nummer PL02CD 2013015264-2, d.d. 10 februari 2013, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisanten [verbalisant] en[verbalisant]:
Ik, verbalisant, hoorde van [slachtoffer 2] dat zij met een koekenpan op haar hoofd was geslagen. [slachtoffer 2] liet mij vervolgens deze koekenpan zien.
Ik zag dat in deze koekenpan een grote deuk zat en zag dat deze koekenpan van stevig materiaal was vervaardigd. Ik hoorde dat [slachtoffer 2] zei dat ze duizelig in haar hoofd was en dat ze een buil op haar hoofd had.
- een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02SF 2013015264-4, d.d. 11 februari 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Gister, zondag 10 februari 2013 omstreeks 18:30 uur kwam [slachtoffer 1] naar mij toe en die sloeg met de ballon tegen mij aan. Ik heb mijn voet tegen zijn buik gezet en hem weg geduwd. Hij viel hierdoor achterover en kwam op zijn kont terecht. Ik hoorde dat [slachtoffer 1] zijn buik beetpakte en zei: au papa, au papa! Ik weet mij ook een voorval te heugen van ongeveer 6 maanden geleden. Ik was toen zo boos dat ik een glas heb gegooid. Ik raakte met het glas het hoofd van mijn vrouw. Dat deed pijn en ze zei "au". Ze is naar de eerste hulp gegaan om de wond aan haar hoofd te laten behandelen.
2.
De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer PL02R2 2013045361, gesloten op 30 augustus 2013, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
- een ambtsedig proces-verbaal, nummer 2013045361-9, d.d. 1 mei 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
In februari van dit jaar heb ik mijn vrouw geslagen. Er is toen proces-verbaal opgemaakt door de politie. Ik heb toen [slachtoffer 2] met een pan op haar hoofd geslagen en ik heb toen die avond [slachtoffer 1] ook geschopt.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. meer subsidiair, 2. primair en 3. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
meer subsidiair
hij op 30 april 2013 te Drachten, in de gemeente Smallingerland, opzettelijk mishandelend zijn kind, te weten [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum 2] 2008, met kracht de linker halsvaten heeft dichtgeknepen en tegen het hoofd heeft geslagen en tegen de lip heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
primair parketnummer 18/113832-13
hij in de periode van de maand juli 2012 tot en met 10 februari 2013 te Drachten, in de gemeente Smallingerland, ter uitvoering van de door verdachte voorgenomen misdrijven om aan een persoon genaamd, [slachtoffer 2], zijnde verdachtes echtgenote, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, op 10 februari 2013 met dat opzet met kracht die [slachtoffer 2] met een stevige koekenpan tegen het hoofd heeft geslagen en in de periode van 1 juli 2012 tot en met 31 december 2013 met dat opzet die [slachtoffer 2] met kracht een glas tegen het hoofd heeft gegooid, terwijl de uitvoering van die voorgenomen misdrijven telkens niet is voltooid;
3.
parketnummer 18/113832-13
hij op 10 februari 2013, te Drachten, in de gemeente Smallingerland opzettelijk mishandelend zijn kind, te weten [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum 2] 2008, tegen de buik heeft geschopt, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] is gevallen, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1.
meer subsidiair Mishandeling, begaan tegen zijn kind.
2.
primair Poging tot zware mishandeling, begaan tegen zijn echtgenote,
meermalen gepleegd.
3.
Mishandeling, begaan tegen zijn kind.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte reclasseringsrapportage van het Leger des Heils d.d. 28 november 2013 en de rapportages van Verslavingszorg Noord Nederland d.d. 10 juni 2013 en 3 april 2013, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 14 januari 2014, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn zoon, alsmede aan een poging tot zware mishandeling ten opzichte van zijn vrouw, beide meermalen gepleegd.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij spijt heeft van zijn handelen en dat hij inziet dat hij hulp nodig heeft. Verdachte heeft reeds zelfstandig hulp gezocht en is in behandeling bij de Geestelijke Gezondheidszorg (hierna: GGZ).
De reclassering heeft gerapporteerd dat het recidiverisico hoog is te noemen. De reclassering adviseert dan ook om aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht en het volgen van een behandeling bij de Polikliniek Forensische Psychiatrie indien de reclassering dit nodig acht.
Ter terechtzitting heeft reclasseringsmedewerker Van Wijk aangegeven dat verdachte zich begeleidbaar opstelt en dat hij naast zijn reeds opgestarte behandeling bij de GGZ, ook mogelijk een behandeling bij De Swaai zal ondergaan.
De rechtbank kan zich vinden in het advies van de reclassering. De rechtbank zal verdachte conform dat advies veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld het reclasseringstoezicht en de door de reclassering genoemde bijzondere voorwaarden. De rechtbank houdt rekening met de omstandigheid dat verdachte een blanco strafblad heeft. De rechtbank zal op grond van het voorgaande een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Deze straf valt aanzienlijk lager uit dan de door de officier van justitie geëiste onvoorwaardelijke gevangenisstraf, aangezien de rechtbank verdachte vrijspreekt van de onder 1. ten laste gelegde poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling ten aanzien van zijn zoon. De rechtbank heeft bij het vaststellen van de straf bovendien zwaar meegewogen dat verdachte over beperkte geestesvermogens beschikt en dat de reclassering verdachte detentieongeschikt acht en heeft gerapporteerd dat een (deels) onvoorwaardelijke werkstraf zodanig psychisch belastend zal zijn dat dit een recidiveverhogend effect zal hebben.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 57, 300, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. meer subsidiair, 2. primair en 3. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1.
dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2.
dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3.
dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1.
dat veroordeelde zich binnen 14 dagen na de uitspraak meldt bij Reclassering Nederland op het adres Zoutbranderij 1 in Leeuwarden;
2.
dat veroordeelde zich, indien de reclassering dit nodig acht, onder behandeling zal stellen bij de Polikliniek Forensische Psychiatrie (GGZ) of een soortgelijke instelling;
3.
dat veroordeelde, zo lang de reclassering dit nodig acht, zal meewerken aan ambulante begeleiding door Talant of een soortgelijke hulpverleningsinstelling;
4.
dat veroordeelde de aanwijzingen van de reclassering zal opvolgen, ook als dit inhoudt dat veroordeelde, zolang de reclassering dit nodig acht, op een ander adres dan zijn vrouw en kind moet verblijven.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.R. de Vries, voorzitter, mr. G.C. Koelman en mr. P.F.E. Geerlings, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 januari 2014.
w.g.
De Vries
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Koelman
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Geerlings
locatie Leeuwarden,
Van der Woude

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730591-13
ter berechting gevoegd parketnummer 18/113832-13
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 17 januari 2014
Tegenwoordig:
mr. M.R. de Vries, voorzitter,
mr. G.C. Koelman en mr. P.F.E. Geerlings, rechters, en
mr. C.L. van der Woude, griffier.
Als officier van justitie is ter terechtzitting aanwezig mr. J. Houwink.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren op 3 juli 1967 te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. M.A. Buijs, advocaat te Heerenveen.
Ter terechtzitting is tevens aanwezig reclasseringsmedewerker[naam].
……………………………..
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 31 januari 2014 te 13:00 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.