ECLI:NL:RBNNE:2014:4844

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 oktober 2014
Publicatiedatum
6 oktober 2014
Zaaknummer
18/820067-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal van laptops met geweld

Op 7 oktober 2014 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diefstal van laptops. De verdachte, geboren te [geboortedatum] in [geboorteplaats] en thans gedetineerd in PI Leeuwarden, was aanwezig op de zitting, bijgestaan door zijn advocaat mr. L.J. Meijering. De tenlastelegging omvatte twee diefstallen: de eerste op 24 februari 2014 in een bedrijfspand te Emmen, en de tweede op 28 juli 2014 in een hotel te Emmen, waarbij geweld werd gebruikt tegen de aangever. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie, mr. B.D. van der Burg, vorderde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht.

Tijdens de zitting heeft de verdachte bekend dat hij in het hotel was om een laptop mee te nemen en heeft hij verklaard dat hij zich hevig verzette toen hij werd tegengehouden. De rechtbank heeft op basis van de aangifte van de aangevers en de bekennende verklaring van de verdachte geoordeeld dat de diefstal met geweld wettig en overtuigend bewezen was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 239 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, omdat deze niet opportuun werd geacht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de rechters de zaak hebben behandeld en de griffier aanwezig was.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Assen
Parketnummers 18/820067-14 en 18/180981-13 (tul)
Vonnisvan de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 07 oktober 2014 in de zaken van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[naam],

geboren te [geboortedatum] op [geboorteplaats],
wonende aan de [adres],
thans gedetineerd in PI Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
23 september 2014.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L.J. Meijering, advocaat te Assen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 februari 2014 te [pleegplaats], gemeente Emmen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een bedrijfspand aan/nabij de
Industrieweg heeft weggenomen een laptop, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [aangever feit 1], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte;
2.
(parketnummer 18.920147.14)
hij op of omstreeks 28 juli 2014 te en in de gemeente Emmen met het oogmerk
van wederrechtelijke toeëigening in [aangever feit 2] heeft weggenomen een
laptop, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever feit 2]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever feit 2],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte met
die[aangever feit 2] in gevecht/worsteling is
gegaan/geraakt en/of tijdens dat gevecht/die worsteling om zich heen is gaan
slaan en/of trappen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 28 juli 2014 te en in de gemeente Emmen ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening uit [aangever feit 2] weg te nemen een laptop,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangever feit 2], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte[aangever feit 2] is binnengegaan en
in een ruimte in dat hotel een laptop heeft gepakt en/of die laptop onder zijn
kleding heeft verborgen en/of vervolgens naar de uitgang van dat hotel is
gelopen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [aangever feit 2], gepleegd met
het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op
heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat verdachte met die [aangever feit 2]
in gevecht/worsteling is gegaan/geraakt en/of tijdens dat gevecht/die
worsteling om zich heen is gaan slaan en/of trappen.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. B.D. van der Burg acht hetgeen onder 1 en 2 primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
  • een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor een duur gelijk aan het voorarrest;
  • een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarden, een meldplicht, meewerken aan plaatsing in een instelling voor begeleid wonen (hetgeen de Nieuwe Start te Nieuw Amsterdam kan zijn) en meewerken aan een behandeling in een klinische instelling (indien een IFZ-indicatie wordt afgegeven) voor een maximale duur van 1 jaar;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 18/180981-13.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Bewijsmotivering

Ten aanzien van feit 1
Nu verdachte hetgeen de rechtbank onder 1 bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsvrouw vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen:
- de aangifte van [aangever feit 1] [1] ;
- de ter terechtzitting afgelegde bekennende verklaring van verdachte.
Ten aanzien van feit 2
De officier van justitie acht op basis van het dossier feit 2 primair, diefstal door middel van geweld, bewezen.
De raadsvrouw van verdachte acht de diefstal van de laptop in het hotel bewezen. Zij acht niet bewezen dat verdachte geweld heeft gepleegd als bedoeld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht, nu verdachte zich alleen heeft verzet om op zijn rug te kunnen gaan liggen.
De rechtbank acht -evenals de officier van justitie en anders dan de raadsvrouw van verdachte-
wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de primair ten laste gelegde diefstal met geweld. De rechtbank is van oordeel dat op grond van na te melden bewijsmiddelen blijkt dat de door verdachte gepleegde diefstal werd gevolgd van geweld
tegen die [aangever feit 2], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heter daad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken.
De rechtbank baseert het bewijs op de volgende bewijsmiddelen.
Aangever [aangever feit 2] verklaart -zakelijk weergegeven- [2] : Ik was op 28 juli 2014 aan het werk in [aangever feit 2] te Emmen. Ik hoorde mijn broer [aangever feit 2] mijn naam roepen. Ik zag dat [aangever feit 2] van de trap kwam lopen en dat er een negroïde man achter hem de trap af kwam en langs [aangever feit 2] heen wilde rennen. Daarop ben ik ook naar [aangever feit 2] gegaan en heb ik samen met [aangever feit 2] de man tegengehouden. Toen de man zich hevig verzette vloog er een laptop uit zijn broeksband onder zijn t-shirt vandaan aan de voorkant. Ik herkende deze als mijn Macbook. De man bleef zich verzetten. We hebben hem toen naar de grond gebracht. Eenmaal op de grond bleef de man zich verzetten. We moesten ons best doen om hem
hier te houden.
Getuige [aangever feit 2] verklaart -zakelijk weergegeven- [3] : Ik woon en werk in het hotel. Toen ik de deur opendeed zag ik daar een negroide man. Ik zei tegen hem: “nou, kom maar mee”. Ik liep toen richting de trap en ik zag dat hij achter mij aan liep. Op het moment, hij moest nog een paar treden lopen, zag ik dat hij ervan door wilde gaan. Ik zag namelijk dat hij tempo maakte door te rennen en links langs mij wilde gaan richting de voordeur. Ik hield hem tegen met mijn arm en riep [aangever feit 2], mijn broer. Toen ik die man tegenhield merkte ik dat hij zich hevig verzette. Ik zag dat [aangever feit 2] hem ook vastpakte bij zijn arm. Ik zag dat er een laptop onder het t-shirt van die negroide man vandaan viel, op de grond. Omdat de man zo wild reageerde hield ik zijn nek vast en zijn arm. We hebben hem toen naar de grond gebracht om hem daar stil te houden totdat de politie zou komen. Ondertussen bleef de man zich hevig verzetten. Doordat ik, samen met mijn broer, de man moest tegenwerken om te voorkomen dat hij ervan door zou gaan heb ik een wondje aan mijn voet en aan mijn hand. Dit kwam doordat de man wild om zich heen sloeg en trapte.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard -zakelijk weergegeven-: Ik was in het hotel om een laptop mee te nemen. Ik ging wel een beetje tegenstribbelen toen ik werd tegengehouden. Als ik los was gekomen was ik weggerend. Ik heb wel erg tegengestribbeld. Ik wou loskomen. Ik heb wel om me heen gemaaid. Ik heb me hevig verzet.

Bewezenverklaring

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 24 februari 2014 te [pleegplaats], gemeente Emmen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een bedrijfspand aan de Industrieweg heeft weggenomen een laptop, toebehorende aan[aangever feit 1];
2.
hij op 28 juli 2014 te en in de gemeente Emmen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in [aangever feit 2] heeft weggenomen een laptop, toebehorende aan[aangever feit 2], welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen die[aangever feit 2], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heter daad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte met die[aangever feit 2] in gevecht/worsteling is geraakt en tijdens dat gevecht/die worsteling om zich heen is gaan
slaan en trappen.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van de feiten

Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1
diefstal
2
primair diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de bewezenverklaarde feiten uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.

Motivering strafoplegging

De rechtbank heeft bewezen geacht dat verdachte twee diefstallen van telkens een laptop heeft gepleegd, waarbij door verdachte bij één diefstal geweld is gepleegd.
De rechtbank overweegt hierbij dat diefstallen uit bedrijven ernstige feiten zijn. Deze veroorzaken gevoelens van onveiligheid in de samenleving en met name bij de betrokken slachtoffers. Dergelijke feiten zijn bovendien veelal hinderlijk omdat de slachtoffers zich moeite moeten getroosten om het financiële nadeel te minimaliseren. De rechtbank overweegt voorts dat de laptop onder feit 2 is weggenomen uit een door [aangever feit 2] bewoonde kamer die hem tot woning (in dat hotel) diende, zodat de als bedrijfsinbraak tenlastegelegde diefstal de facto als woninginbraak betiteld kan worden.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met voormelde eis van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw van verdachte. De raadsvrouw heeft gepleit voor een strafoplegging overeenkomstig de eis van de officier van justitie.
De rechtbank houdt bij bepaling van de straf voorts rekening met de inhoud van het uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 21 augustus 2014, waaruit blijkt dat verdachte meermalen eerder terzake soortgelijke misdrijven is veroordeeld en constateert dat een eerder opgelegde ISD-maatregel geen invloed lijkt te hebben gehad op het gedrag van verdachte nu hij opnieuw strafbare feiten heeft begaan. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het ter zitting gegeven advies van de reclassering, inhoudende dat verdachte is gebaat bij verblijf in een woonomgeving met voldoende toezicht.
Vanwege voormelde ernst van de bewezen verklaarde delicten is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf onder het stellen van voorwaarden dient te worden opgelegd, zoals door de officier van justitie is gevorderd en door de raadsvrouw is bepleit. De rechtbank acht daarnaast een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf, waarvan de duur gelijk is aan het voorarrest, op zijn plaats. Aan het op te leggen voorwaardelijke strafdeel, groot 6 maanden gevangenisstraf, zal, ter voorkoming van recidive, als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, een meldplicht, verplicht begeleid/beschermd wonen en een mogelijke klinische behandeling, worden verbonden. De rechtbank zal daarnaast, overeenkomstig de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw, de ingediende vordering tot tenuitvoerlegging van de onder parketnummer 18/180981-13 opgelegde voorwaardelijke straf afwijzen, nu zij toewijzing ervan niet opportuun acht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 10, 14a,14b, 14c, 14d, 14j, 27, 57, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

De rechtbank:

Verklaart het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1 en 2 primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
- een
gevangenisstrafvoor de duur van 239 dagen, waarvan een gedeelte groot 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden voorwaarden niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid van het wetboek van strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
  • contact zal onderhouden met de Reclassering Nederland, Leonard Springerlaan 31 te 9727 KB Groningen (telefoon: 050 - 3188188), en zich hierna blijft melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • zal meewerken aan plaatsing in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, waarbij hij zich zal houden aan de voorschriften en aanwijzingen die hem door of namens die instelling zullen worden gegeven.
  • zich eventueel, op basis van een door het NIFP-IFZ af te geven indicatiestelling, ter behandeling van zijn problemen laat opnemen voor een maximale duur van 1 jaar in een kliniek, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven.
De rechtbank geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot toezicht op de naleving van
de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden overeenkomstig artikel
14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 07 oktober 2014.
De rechtbank wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 23 december 2013 onder parketnummer 18-180981-13 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf af.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter,
en mr. E. Läkamp en mr. C. Brouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 07 oktober 2014,
zijnde mr. Brouwer buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te onderteken.

Voetnoten

1.op pagina 011 van het proces-verbaal van politie Drenthe, registratienummer: PL032V-20140114992
2.op pagina 08/09 van het proces-verbaal van politie Drenthe, registratienummer: PL032W-2014058878 (PV1)
3.op pagina 12/13 van PV1