ECLI:NL:RBNNE:2014:4792

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 augustus 2014
Publicatiedatum
2 oktober 2014
Zaaknummer
C-17-135783 - FJ RK 14-729
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van gezagskwesties

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 8 augustus 2014 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. De minderjarige, geboren op [geboortedatum] in de gemeente [geboorteplaats], was sinds 5 maart 2008 uit huis geplaatst en verbleef in een pleeggezin. De Stichting Bureau Jeugdzorg Friesland had verzocht om verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, welke eerder was verleend tot 15 augustus 2014. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder op 15 januari 2014 ontheven was van het gezag over de minderjarige, en dat de vader, die op 10 december 2013 de minderjarige had erkend, gezamenlijk gezag had verkregen door zijn huwelijk met de moeder op 15 juli 2013. De kinderrechter heeft de belangen van de minderjarige vooropgesteld en geconcludeerd dat het in haar belang was om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 15 augustus 2015. De kinderrechter oordeelde dat het niet in het belang van de minderjarige was dat de vader met zijn gezag de huidige plaatsing ter discussie zou stellen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
clusternummer: 6746
zaak-/rekestnummer: C/17/135783 / FJ RK 14-729

beschikking van de kinderrechter d.d. 8 augustus 2014

verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

inzake
het verzoekschrift van de Stichting Bureau Jeugdzorg Friesland, verder te noemen: de stichting,
met betrekking tot
de minderjarige:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in de gemeente [geboorteplaats].
De kinderrechter merkt naast de minderjarige als belanghebbenden aan:
moeder: [moeder]
vader: [vader], gezag
pleegouders: de heer en mevrouw [pleegouders]

Procesverloop

Bij beschikking van de kinderrechter is de ondertoezichtstelling verlengd ingaande 15 augustus 2014 tot 15 augustus 2015.
De kinderrechter heeft met ingang van 15 augustus 2013 machtiging verlengd tot uithuisplaatsing van voornoemde minderjarige in een voorziening voor pleegzorg tot 15 augustus 2014.
De stichting heeft op de in haar verzoekschrift gestelde gronden verzocht een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing af te geven. Daarbij heeft zij overgelegd het plan van aanpak met daarin verwerkt een verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling.
Op 23 juli 2014 heeft de kinderrechter de zaak ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn daarbij:
namens de stichting: mevrouw B. Timmerman;
mevrouw[moeder] en de heer [vader] bijgestaan door mr. J.D. Nijenhuis.
Vader heeft bij gelegenheid van het aan hem geboden laatste woord zijn standpunt kenbaar gemaakt aan de hand van schriftelijke aantekeningen. Deze aantekeningen, voor zover door hem voorgelezen, zijn ter zitting overgelegd onder verstrekking van een kopie aan de stichting.

De feiten

De moeder is bij beschikking van 15 januari 2014 ontheven van het gezag over de minderjarige. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De moeder heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking.
De moeder en vader zijn op 15 juli 2013 met elkaar gehuwd. Op 10 december 2013 heeft de vader [de minderjarige] erkend, welke erkenning op 16 december 2013 is geregistreerd in het gezagsregister.
[de minderjarige] is per 5 maart 2008 met een machtiging van de kinderrechter uit huis geplaatst. Zij woont in een pleeggezin.
Gezag vader?
De kinderrechter stelt voorop dat een erkenning niet automatisch leidt tot het verkrijgen van gezamenlijk ouderlijk gezag. Daarvoor is een verzoek aan de griffie van de rechtbank tot inschrijving van het gezamenlijk ouderlijk gezag noodzakelijk. Echter, wordt de erkenning gevolgd door een huwelijk met de moeder van het kind, en is er geen andere ouder met gezag, dan ontstaat wel gezamenlijk gezag vanaf de huwelijksdatum, dit op grond van art. 1:251 lid 1 BW. Dat geldt naar het oordeel van de kinderrechter ook bij een erkenning door de man tijdens zijn huwelijk met de moeder van het kind. Biologisch vaderschap is daartoe niet vereist. Gelet op het voorafgaande gaat de kinderrechter er, evenals de stichting en de moeder en de vader, vanuit dat de vader per 16 december 2013 ouderlijk gezag heeft over [de minderjarige].
Ontvankelijkheid Bureau Jeugdzorg
Naar het oordeel van de kinderrechter richt een machtiging tot uithuisplaatsing zich in de kern tot de minderjarige. Het is ter bescherming van de zedelijke of geestelijke belangen van een minderjarige of ten behoeve van zijn gezondheid dat een machtiging tot uithuisplaatsing kan worden verlengd. Het gegeven dat een machtiging tot uithuisplaatsing invloed heeft op het door een ouder uit te oefenen gezag maakt dit niet anders. Overigens, mocht het standpunt van de advocaat worden gevolgd, dan is er naar het oordeel van de kinderrechter ook sprake van een verlenging. Immers de huidige machtiging tot uithuisplaatsing ziet vanaf 16 december 2013 ook op het toen voor de vader ontstane ouderlijke gezag over [de minderjarige]. Op grond van het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat de stichting als uitvoerder van de ondertoezichtstelling om een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing heeft kunnen verzoeken. De kinderrechter acht de stichting dan ook ontvankelijk in haar verzoek.
Inhoudelijke beoordeling
Er vanuit gaande dat de vader vanaf 16 december 2013 het ouderlijk gezag heeft over [de minderjarige] is er met de uitvoer bij voorraad verklaarde beschikking van 15 januari 2014, waarbij de stichting tot voogd is benoemd, een feitelijke situatie ontstaan waarin er sprake is van een samenloop van ouderlijk gezag, de uitvoering van een ondertoezichtstelling en voogdij. De kinderrechter kan zich niet aan de indruk onttrekken dat deze samenloop de belangen van [de minderjarige] niet optimaal dient. Wat de kinderrechter verder ook juridisch van de ontstane situatie vindt, de kinderrechter zal bij zijn beoordeling de belangen van [de minderjarige] tot uitgangspunt nemen. In dit kader overweegt de kinderrechter als volgt.
De moeder en vader hebben zich op het standpunt gesteld dat zij samen het gezag over [de minderjarige] moeten krijgen. De procedure in hoger beroep tegen de ontheffings beschikking van 15 januari 2014 is daar ook op gericht, aldus moeder en vader. De maatregel van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing dienen naar de mening van moeder en de vader slechts tijdelijk van aard te zijn. De moeder en vader geven aan dat het ter zijner tijd aan [de minderjarige] zelf moet worden overgelaten om te bepalen of zij bij hen wil gaan wonen.
Niet bestreden is dat het goed gaat met [de minderjarige] in het pleeggezin. [de minderjarige] heeft recht op zekerheid, continuïteit en stabiliteit. [de minderjarige] is gebaat bij de rust, regelmaat en duidelijkheid die haar geboden worden en gebaat bij behoud van de veilige opvoedsituatie die zij nu geniet. De kinderrechter acht het niet in het belang van [de minderjarige] dat de vader met gebruikmaking van zijn ouderlijk gezag de huidige plaatsing van [de minderjarige] aan de orde gaat stellen en/of tot een wijziging van de omgangsregeling komt en/of anderszins invulling geeft aan ouderlijk gezag. Het is in het belang van [de minderjarige] dat voor haar en alle betrokkenen, onder wie pleegouders, duidelijk is door wie zij wordt opgevoed en verzorgd blijft worden.
Op grond van de verkregen inlichtingen is de kinderrechter van oordeel dat verlenging van de termijn van machtiging tot uithuisplaatsing in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige noodzakelijk is.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in de gemeente [geboorteplaats] in een voorziening voor pleegzorg, met ingang van 15 augustus 2014 tot 15 augustus 2015;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Kleefmann, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 augustus 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
(
fn: 552)
Van deze beschikking kan binnen 3 maanden hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden. Indien u in deze procedure bent verschenen start deze termijn op de dag van de uitspraak. Als u niet in de procedure bent verschenen kan de termijn op een latere datum beginnen. Volgens de wet bent u verplicht om voor het instellen van hoger beroep een advocaat in te schakelen. In verband met de beperkte termijn dient u zo spoedig mogelijk contact met uw/een advocaat op te nemen!
De griffier,