ECLI:NL:RBNNE:2014:4723

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 september 2014
Publicatiedatum
29 september 2014
Zaaknummer
18.920045-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling en diefstal met braak in vereniging

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 26 september 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diefstal met braak en vernieling. De verdachte ontkende op 5 februari 2014 een fiets door de ruit van de voordeur van de woning van de aangever te hebben gegooid. De aangever verklaarde dat de ruit om 20:00 uur was vernield, maar had geen zicht op de dader. Een getuige verklaarde echter dat zij de verdachte had gezien tijdens de vernieling. De rechtbank oordeelde dat de getuige, gezien de omstandigheden, niet onomstotelijk had kunnen waarnemen dat de verdachte de ruit had vernield. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van het tweede tenlastegelegde feit.

Daarnaast was de verdachte ook aangeklaagd voor diefstal op 28 februari 2014 te Beilen, waarbij hij samen met anderen een aantal goederen had weggenomen uit een kantine. De rechtbank achtte het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, op basis van verklaringen van de verdachte en medeverdachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf had verschaft door middel van braak. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 dagen en een werkstraf van 60 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. Tevens werd de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schade van € 320,07 aan de benadeelde partij, die door het strafbare feit was veroorzaakt. De rechtbank verlengde ook de proeftijd van een eerdere voorwaardelijke veroordeling en voegde een bijzondere voorwaarde toe voor een klinische opname.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18.920045-14
Parketnummer: 18.930377-13 (vordering na voorwaardelijke veroordeling)
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 26 september 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 12 september 2014.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. R.J. de Boer, advocaat te Coevorden.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 28 februari 2014 te Beilen, (althans) in de gemeente Midden-Drenthe, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit (een kantine van) een [bedrijf] aldaar)) heeft weggenomen
(een doos met) (24) flesjes AA-Sportdrink (High Energy) en/of
(een doos met) (24) flesjes AA-Sportdrink (ISO-Lemon) en/of
(1,5 doos met) (60) flesjes Flügel en/of
(4) flessen Beerenburg en/of
(4) flessen Jonge Jenever en/of
(20 zakjes) snoep (van het merk Haribo) en/of (5) marsrepen en/of (5) nutsrepen en/of (5) kitkatrepen en/of (5) snickersrepen, dan wel (diverse soorten) snoepgoed, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 28 februari 2014 te Beilen, (althans) in de gemeente Midden-Drenthe, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(een doos met) (24) flesjes AA-Sportdrink (High Energy) en/of
(een doos met) (24) flesjes AA-Sportdrink (ISO-Lemon) en/of
(1,5 doos met) (60) flesjes Flügel en/of
(4) flessen Beerenburg en/of
(4) flessen Jonge Jenever en/of
(20 zakjes) snoep (van het merk Haribo) en/of (5) marsrepen en/of (5) nutsrepen en/of (5) kitkatrepen en/of (5) snickersrepen, althans drinkwaren en/of snoepgoed, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat goed(eren) wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
hij op of omstreeks 05 februari 2014 te Beilen, (althans) in de gemeente Midden-Drenthe, opzettelijk en wederrechtelijk een (onder)raam/ruit (van een voordeur van perceel[adres]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank zal, waar in de tenlastelegging staat “verdachte en/of zijn mededader(s)” lezen alsof daar staat “verdachte en/of zijn medeverdachte(n)”. De term mededader namelijk impliceert dat verdachte ook als dader moet worden aangemerkt, hetgeen in strijd is met de presumptie van onschuld: een verdachte dient tot aan het moment van onherroepelijke bewezenverklaring van het hem tenlastegelegde voor onschuldig te worden gehouden.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. A.M. Ariese acht hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en onder 2 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank de verdachte voor dit feit zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 dagen,
met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, en een werkstraf voor de duur van 60 dagen, subsidiair 30 dagen hechtenis.
De officier van justitie vordert voorts de opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Verder vordert de officier van justitie de hoofdelijke toewijzing van de vordering van [benadeelde 1] tot een bedrag van
€ 320,07 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Tenslotte vordert de officier van justitie in de zaak met parketnummer 18.930377-15 de afwijzing van zijn vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 31 januari 2014 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, hij vordert in plaats daarvan de verlenging van de proeftijd met een jaar en de aanvulling van de bijzondere voorwaarden in die zin dat de deze voorwaarden tevens een kortdurende klinische opname kunnen inhouden.

Vrijspraak

De verdachte dient van het onder 2 tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De verdachte ontkent dat hij 5 februari 2014 een fiets door de ruit van de voordeur van het huis van aangever. Aangever stelt in zijn aangifte (pagina 180, proces-verbaal politie) dat op 5 februari 2014 om 20:00 uur een ruit van de voordeur van zijn woning is vernield en hij niet heeft gezien wie de ruit heeft vernield. [getuige 1] (pagina 183, proces-verbaal politie) verklaart bij de politie die zij heeft gezien dat verdachte de fiets door de ruit van de voordeur heeft gegooid. Zij zou dit hebben gezien toen zij achter het huis stond en zij zou door een raam van de achterdeur van de woning hebben gezien dat verdachte, die voor het huis stond, de ruit van de voordeur heeft vernield. Het incident heeft blijkens de aangifte plaats gehad op 5 februari 2014 rond 20:00 uur. De rechtbank acht het niet waarschijnlijk dat getuige, door de achterdeur van de woning, mede gelet op de duisternis op de datum en het tijdstip van de vernieling, onomstotelijk heeft kunnen waarnemen dat het verdachte is geweest die de ruit zou hebben vernield.

Bewijsmotivering

Namens verdachte is aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat hij hem onder 1 primair tenlastegelegde diefstal in vereniging met braak heeft begaan en dat slechts de tenlastegelegde heling kan worden bewezen.
De rechtbank volgt het betoog van de verdediging niet en overweegt dienaangaande het volgende.
De rechtbank baseert zich voor het bewijs van het onder 1 primair tenlastegelegde feit op de verklaringen van de verdachte ter terechtzitting van 12 september 2014 en op de verklaringen van [aangever], [medeverdachte 1],[medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4], zoals opgenomen in het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Eenheid Noord-Nederland, District Zuidwest, Basiseenheid Hoogeveen/Midden-Drenthe, registratienummer PL033V 2014024915 Z d.d. 31 maart 2014 met bijlagen.
Verdachte verklaart ter terechtzitting van 12 september 2014 onder meer dat hij in de nacht van 28 februari 2014 met onder andere[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in de manege van [benadeelde 1] is geweest. Verdachte verklaart dat daar ook twee meisjes en een onbekende jongen bij waren. Hij verklaart verder dat hij bij het naar binnen gaan voor alle zekerheid een baksteen heeft meegenomen. Verdachte verklaart dat er sterke drank, frisdrank en allerlei snoep is weggenomen. Verdachte verklaart te hebben gedronken van de weggenomen drank afkomstig uit de manege, waaronder Beerenburg.
[aangever] verklaart in zijn aangifte (proces-verbaal aangifte, pagina’s 161 e.v.) kort samengevat dat hij aangifte doet van inbraak gepleegd op 28 februari 2014 gepleegd tussen 00:00 uur en 07:45 uur, dat het weggenomene geheel in eigendom toebehoort aan [benadeelde 1] toe. Aangever verklaart dat hij als penningmeester van [benadeelde 1] toestemming heeft om aangifte te doen van dit strafbare feit, dat niemand het recht of de toestemming had om de goederen staan vermeld weg te nemen. Aangever verklaart dat op vrijdag 28 februari 2014, omstreeks 00:00 uur [getuige 2] de kantine van de manege heeft afgesloten. Aangever verklaart verder dat op vrijdag 28 februari 2014, omstreeks 08:15 uur [getuige 2] bij hem aan de deur kwam en dat [getuige 2] hem vertelde dat er was ingebroken bij [benadeelde 1], dat hij had gezien dat er twee raampjes waren ingeslagen die verwerkt zitten in de deur van
de kantine, dat zij dit vermoedelijk hebben gedaan middels een baksteen, die een stukje verderop lag in de manege.
Aangever verklaart verder dat zij vervolgens gezamenlijk naar [benadeelde 1] zijn gegaan, dat zij de kantine zijn binnengegaan om te kijken wat er allemaal is meegenomen en dat nadat zij de ronde door de kantine hadden gemaakt het volgende bleek te zijn weggenomen: 1 doos AA-Sportdrink “High Energy”, 24 flesjes, 1 doos AA-Sportdrink “ISO-Lemon”, 24 flesjes, 1 ,55 doos Flügel, 60 fles, 4 flessen Beerenburg, 4 flessen jonge jenever, 20 Zakjes snoep van het merk Haribo, 5 Marsrepen, 5 Nutsrepen, 5 Bountyrepen, 5 Kitkatrepen en 5 Snickersrepen.
[medeverdachte 2] verklaart ten overstaan van de politie (pagina’s 205 e.v.) dat hij met een stok tegen het raam heeft geslagen dat daardoor kapot ging en dat het klopt dat hij met Roshan in de kantine is geweest en dat ze snoep en drank hebben weggenomen.
[medeverdachte 1] verklaart ten overstaan van de politie (pagina’s 212 e.v.) kort samengevat dat hij op donderdag 27 februari 2014 samen was met [medeverdachte 2] en [verdachte], dat [medeverdachte 2] en [verdachte] naar de manege te Beilen wilde gaan, dat hij eerst buiten had gestaan en vervolgens glasgerinkel hoorde. Medeverdachte verklaart verder dat de andere twee eerst naar binnen waren gegaan en dat hij later zelf ook naar binnen is gegaan. Medeverdachte verklaart verder dat er door de twee anderen een tas met drank was klaargezet en dat hij deze op aandringen van de andere twee mee naar buiten heeft genomen. [medeverdachte 1] verklaart dat er meer personen bij waren geweest maar dat deze buiten hadden gestaan, dat er snoep en drank mee was genomen. Medeverdachte verklaart dat ze met vijf personen waren, te weten eerder genoemde personen en
nog twee anderen waaronder een meisje.
Medeverdachte verklaart dat het ook de nacht van 28 februari geweest kan zijn.
[medeverdachte 3] verklaart ten overstaan van de politie (pagina’s 250 e.v.) dat
zij bij een vriendin genaamd [getuige 3] ging slapen, dat zij tevens had afgesproken met een [medeverdachte 4], en dat [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [verdachte] ook naar de woning van [getuige 3] waren gekomen.[medeverdachte 3] verklaart zij met z'n allen naar buiten waren gegaan en dat zij het op een gegeven koud kregen, waarop zij had voorgesteld om naar de manege te gaan, waar het warm en droog was. Zij verklaart verder dat [verdachte] en [medeverdachte 2] de deur van de kantine open wilde maken en dat [verdachte] met een stok een aantal keren tegen het raam tikte, dat [medeverdachte 2] en [verdachte] met een brandblusser onder het raam hadden gespoten, dat [medeverdachte 2] en [verdachte] vervolgens in de kantine waren en dat zij en [medeverdachte 4] bij de deur bleven staan. Medeverdachte verklaart dat zij van alles mee hadden genomen zoals drank en snoep.
[medeverdachte 4] verklaart ten overstaan van de politie (pagina’s 259 e.v.) dat hij op 28 februari 2014 samen met [medeverdachte 3], [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [verdachte] naar de manege is gegaan, dat ze op de fiets zijn gegaan. [medeverdachte 4] verklaart verder dat ze daar hebben ingebroken en drank hebben weggenomen, dat er met een brandblusser op het raam is gespoten en dat het [verdachte] zijn idee was om in te breken.
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 28 februari 2014 te Beilen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een [bedrijf], aldaar) heeft weggenomen een doos met flesjes AA-Sportdrink (High Energy) en een doos met flesjes AA-Sportdrink (ISO-Lemon) en 1,5 doos met flesjes Flügel en 4 flessen Beerenburg en 4 flessen Jonge Jenever en 20 zakjes snoep (van het merk Haribo) en
5
marsrepen en 5 nutsrepen en 5 kitkatrepen en 5 snickersrepen, toebehorende [benadeelde 1], waarbij verdachte en zijn medeverdachten zich de toegang tot de plaats des misdrijft hebben verschaft door middel van braak;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificatie

Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak,
strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van het gepleegde feit; de omstandigheden waaronder het feit is begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie; de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 21 augustus 2014, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld terzake van soortgelijke feiten.
De officier van justitie heeft voor het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde een gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 8 dagen, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, en een werkstraf voor de duur van 60 dagen, subsidiair 30 dagen hechtenis.
De raadsman heeft voor feit1 primair en feit 2 vrijspraak bepleit. Voor het overige heeft de raadsman gesteld dat onder de gegeven omstandigheden de eis van de officier van justitie alleszins redelijk is.
De rechtbank overweegt dat verdachte bij het plegen van het feit naar haar oordeel louter en alleen uit winstbejag heeft gehandeld en daarbij op geen enkele wijze rekening heeft gehouden met de gevolgen die zijn handelingen voor de benadeelde manege kon hebben en heeft gehad.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank verder rekening gehouden met de omstandigheden en achtergronden van de verdachte zoals omschreven in het voorlichtingsrapport van de Verslavingszorg Noord Nederland d.d. 28 augustus 2014.
Hoewel de rechtbank verdachte voor feit 2 zal vrijspreken is de rechtbank van oordeel, dat op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, en mede gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor de straftoemeting, de straf als door de officier van justitie gevorderd, een passende bestraffing is van deze verdachte.

Benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft een vordering tot vergoeding van geleden materiële schade ingediend ten bedrage van € 320,07.
De rechtbank acht het causaal verband tussen het onder 1 bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen.
De vordering acht zij tot genoemd bedrag van € 320,07 voldoende aannemelijk gemaakt en niet onredelijk. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot dit bedrag voor toewijzing vatbaar.

Schadevergoedingsmaatregel [benadeelde 1]

Met betrekking tot de in het onder 1 bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot een bedrag van € 320,07 aansprakelijk voor de schade, die door dat strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18.930377-13
Bij vonnis van rechtbank te Noord-Nederland, locatie Assen, van 31 januari 2014, werd de verdachte ter zake van diefstal met braak veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 205 dagen, met aftrek ex art. 27 Sr, waarvan een gedeelte groot 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, met reclasseringstoezicht en onder het stellen van bijzondere voorwaarden.
De officier van justitie vorderde de afwijzing van zijn vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 31 januari 2014 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, hij vorderde in plaats daarvan de verlenging van de proeftijd met een jaar en de aanvulling van de bijzondere voorwaarden in die zin dat de deze voorwaarden tevens een kortdurende klinische opname kunnen inhouden.
De raadsman van veroordeelde heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft ingestemd met de nader te stellen bijzondere voorwaarde.
De rechtbank acht de ter terechtzitting gewijzigde vordering van de officier van justitie toewijsbaar nu de verdachte, zich tijdens de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan het hiervoor genoemde bewezen verklaarde en strafbare feit onder parketnummer 18.920045-14.
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging van de nog niet tenuitvoergelegde voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf afwijzen en zal de bij voormeld vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 31 januari 2014, bepaalde proeftijd verbonden aan de voorwaardelijke veroordeling verlengen met 1 jaar, onder instandhouding van de algemene voorwaarden en bijzondere voorwaarden die reeds bij genoemd vonnis zijn gesteld, echter met dien verstande dat aan de voorwaarden de hierna te noemen bijzondere voorwaarde zal worden toegevoegd.
De rechtbank zal als voorwaarde toevoegen de bijzondere voorwaarde dat veroordeelde wordt verplicht tot een korte klinische opname ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek voor de duur van maximaal 7 weken, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14f, 14g, 14h, 22b, 22c, 22d, 27 en 36f van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 2 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van

8
dagen.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank veroordeelt de verdachte voorts tot een
taakstrafbestaande uit
60 urenwerkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast.
De rechtbank heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde 1]van de som van
€ 320,07en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil, met dien verstande dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve
van het slachtoffer
[benadeelde 1], een bedrag van
€ 320,07te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft, met dien verstande dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd.
De rechtbank verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18.930377-13
De rechtbank wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis d.d. 31 januari 2014 door de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, gewezen voorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank verlengt de proeftijd verbonden aan voormelde veroordeling van 31 januari 2014 met 1 jaar, onder instandhouding van de algemene voorwaarden en bijzondere voorwaarden die reeds bij genoemd vonnis zijn gesteld.
De rechtbank voegt als voorwaarde toe aan de reeds gestelde voorwaarden de bijzondere voorwaarde, luidende:
veroordeelde wordt verplicht tot een korte klinische opname ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek voor de duur van maximaal 7 weken, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter, mr. J.J. Schoemaker en mr. P.J. van Steen, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 26 september 2014, zijnde mr. P.J. van Steen buiten staat dit vonnis binnen de daartoe door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.