ECLI:NL:RBNNE:2014:4721

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 september 2014
Publicatiedatum
29 september 2014
Zaaknummer
18.940009-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte schuldig aan inbraken en diefstal in vereniging met geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 26 september 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere inbraken en diefstallen in vereniging. De rechtbank overweegt dat de verdachte zich twee keer heeft schuldig gemaakt aan een inbraak in een manege en aan een diefstal in vereniging. Deze feiten hebben een grote impact op de slachtoffers en versterken het gevoel van onveiligheid in de maatschappij. Bij de tweede inbraak in de manege werd de verdachte samen met een onbekende mededader betrapt door een medewerker van de manege, waarbij de mededader de medewerker bedreigde met een ijzeren staaf. Dit heeft geleid tot grote angst bij het slachtoffer, wat een ernstige inbreuk op de psychische integriteit van het slachtoffer met zich meebracht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 8 maart 2014 in Beilen, tezamen met een ander, flessen alcoholhoudende drank heeft weggenomen uit een kantine, en dat hij op 28 februari 2014 in Beilen, tezamen met anderen, een doos met flesjes AA-Sportdrink en andere goederen heeft gestolen. Daarnaast heeft de verdachte op 14 september 2013 een krachtstroomkabel van een bouwterrein weggenomen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de feiten die hem onder 1 subsidiair, onder 2 en onder 4 primair zijn tenlastegelegd.

De officier van justitie had een werkstraf van 160 uur geëist, subsidiair 80 dagen jeugddetentie, en de rechtbank heeft deze eis grotendeels overgenomen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 160 uur, met een voorwaardelijk deel van 80 uren, en heeft de proeftijd vastgesteld op 2 jaren. Tevens is de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schade aan de benadeelde partijen, met een schadevergoeding van € 2.250,00 en € 320,07. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18.940009-14
vonnis van de Meervoudige strafkamer d.d. 26 september 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 12 september 2014.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.A.M. Kwakman, advocaat te Assen.

Tenlasteleggingen

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 8 maart 2014 te Beilen, (althans) ia de gemeente Midden-Drenthe, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer fles(sen) inhoudende alcoholhoudende drank (Jägermeister en/of Beerenburg en/of jenever) en/of een of meer flesje(s) AA-drink, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die goederen) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (- zakelijk weergegeven -) met een koevoet/ijzeren stang. althans een (daarop gelijkend) voorwerp, (in de hand) op die[aangever 1] is toegelopen, en/of (vervolgens) op
korte afstand van die [aangever 1] die koevoet/ijzeren stang, althans het (daarop gelijkend) voorwerp, (dreigend en/of in de richting van die [aangever 1]) omhoog heeft gehouden;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 08 maart 2014 te Beilen, (althans) in de gemeente Midden-Drenthe, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit (een kantine van) een [bedrijf], aldaar)) heeft weggenomen een of meer fles(sen) inhoudende alcoholhoudende drank (Jägermeister en/of Beerenburg en/of jenever) en/of een of meer flesje(s) AA-drink, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
en/of
hij op of omstreeks 8 maart 2014 te Beilen, (althans) in de gemeente Midden-Drenthe, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [aangever 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend (- zakelijk weergegeven -) met een koevoet/ijzeren stang, althans een (daarop gelijkend) voorwerp, (in de hand) op die [aangever 1] toegelopen, en/of heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (vervolgens) op korte afstand van die [aangever 1] die koevoet/ijzeren stang, althans het (daarop gelijkend) voorwerp, (dreigend en/of in de richting van die [aangever 1]) omhoog gehouden;
2.
hij op of omstreeks 28 februari 2014 te Beilen, (althans) in de gemeente Midden-Drenthe, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit (een kantine van) een[bedrijf], aldaar)) heeft weggenomen
(een doos met) (24) flesjes AA-Sportdrink (High Energy) en/of
(een doos met) (24) flesjes AA-Sportdrink (ISO-Lemon) en/of
(1,5 doos met) (60) flesjes Flügel en/of
(4) flessen Beerenburg en/of
(4) flessen Jonge Jenever en/of
(20 zakjes) snoep (van het merk Haribo) en/of
(5) marsrepen en/of (5) nutsrepen en/of (5) kitkatrepen en/of (5) snickersrepen, dan wel (diverse soorten) snoepgoed,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaderes), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijft heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij op of omstreeks 19 februari 2014 te Beilen, (althans) in de gemeente Midden-Drenthe, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (zwarte) (dames)fiets (een zgn. 'opoefiets'), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 19 februari 2014 tot en met 21 februari 2014 te Beilen. (althans) in de gemeente Midden-Drenthe, in elk geval in Nederland, een (zwarte) (dames)fiets (een zgn. 'opoefiets') heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die fiets wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
4.
hij op of omstreeks 14 september 2013 te Beilen, (althans) in de gemeente Midden-Drenthe tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (van een bouwterrein aan de [adres]) een (kracht)(stroom)kabel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 14 september 2013 te Beilen, (althans) in de gemeente Midden-Drenthe ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen (vanaf een bouwterrein/bouwplaats aan de [adres]), een (kracht)(stroom)kabel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), de (kracht)(stroom)kabel van de bouwplaats heeft gepakt en/of in een fietstas heeft gegedaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank zal, waar in de tenlastelegging staat “verdachte en/of zijn mededader(s)” lezen alsof daar staat “verdachte en/of zijn medeverdachte(n)”. De term mededader namelijk impliceert dat verdachte ook als dader moet worden aangemerkt, hetgeen in strijd is met de presumptie van onschuld: een verdachte dient tot aan het moment van onherroepelijke bewezenverklaring van het hem tenlastegelegde voor onschuldig te worden gehouden.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. A.M. Ariese acht hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en onder 3 zowel primair als subsidiair is tenlastegelegd niet wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de verdachte van deze feiten zal worden vrijgesproken.
Hij acht hetgeen aan de verdachte onder 1 subsidiair, behoudens de tenlastegelegde bedreiging, onder 2 en onder 4 primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie vordert voor deze feiten een werkstraf van 160 uur, subsidiair 80 dagen jeugddetentie met aftrek van het voorarrest ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan een gedeelte groot 80 uren, subsidiair 40 dagen jeugddetentie, voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarde, toezicht van de jeugdreclassering in het kader van de maatregel hulp en steun.
De officier van justitie vordert verder de opheffing van het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Tevens vordert de officier van justitie dat de beide vorderingen van de benadeelde partij[benadeelde 1] hoofdelijk worden toegewezen tot respectievelijk een bedrag van bedrag van € 3.178,96 en een bedrag van € 320,07 en met oplegging van telkens de schadevergoedingsmaatregel.

Vrijspraak

De verdachte dient van het hem onder 1 primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken omdat de rechtbank dit feit, evenals de verdachte, diens raadsvrouw en de officier van justitie, niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De verdachte dient eveneens van het hem onder 3 zowel primair als subsidiair tenlastegelegde te worden vrijgesproken omdat de rechtbank dit, evenals de verdachte, diens raadsvrouw en de officier van justitie, niet wettig en overtuigend bewezen acht.

Bewijsmiddelen

t.a.v. feit 1 subsidiair:

Nu verdachte, hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren, heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsvrouw vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank ten aanzien van dit feit volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
De rechtbank hanteert voor het bewijs de navolgende bewijsmiddelen:
1.
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 september
2014.
2.
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Drenthe, Eenheid
Noord-Nederland, District Zuidwest, Basiseenheid Hoogeveen/Midden-Drenthe,
registratienummer PL033V 2014024915 Z d.d. 31 maart 2014, met bijlagen, onder meer
inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van politie Drenthe, district Zuidwest, Basiseenheid Hoogeveen/Midden-Drenthe, proces-verbaalnummer PL033V 2014018331-1 d.d. 8 maart 2014, houdende de aangifte van [aangever 1], wonende te Beilen, namens [benadeelde 1] (pagina’s 83 en 84);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevingen van politie Drenthe, district Zuidwest, Basiseenheid Hoogeveen/Midden-Drenthe, proces-verbaalnummer PL033V 2014016194-7 d.d. 8 maart 2014, houdende de eigen waarneming, wetenschap en bevinding van [verbalisant 1] (pagina 107);

t.a.v. feit 2:

Nu verdachte, hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren, heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsvrouw vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank ten aanzien van dit feit volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
De rechtbank hanteert voor het bewijs de navolgende bewijsmiddelen:
1.
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 september
2014.
2.
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Drenthe, Eenheid
Noord-Nederland, District Zuidwest, Basiseenheid Hoogeveen/Midden-Drenthe,
registratienummer PL033V 2014024915 Z d.d. 31 maart 2014, met bijlagen, onder meer
inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van politie Drenthe, Dienst Bedrijfsvoering, Politieonderwijs, proces-verbaalnummer PL0300 2014016194-1 d.d. 7 maart 2014, houdende de aangifte van [aangever 2], wonende te Beilen, namens [benadeelde 1] (pagina’s 161 en 162);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van Politie Drenthe, District Zuidwest, Basiseenheid Hoogeveen/Midden-Drenthe, proces-verbaalnummer PL033V 2014016194-8 d.d. 8 maart 2014, houdende de verklaring van [medeverdachte 1] (pagina’s 212 t/m 214);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van Politie Drenthe, District Zuidwest, Basiseenheid Hoogeveen/Midden-Drenthe, proces-verbaalnummer PL033V 2014016194-26 d.d. 10 maart 2014, houdende de verklaring van [medeverdachte 2] (pagina’s 232 t/m 235).

t.a.v. feit 4 primair:

Namens verdachte is aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat hij tezamen en in vereniging met anderen ter toe-eigening een krachtstroomkabel heeft weggenomen of gepoogd heeft weg te nemen.
De rechtbank volgt dit betoog van de verdediging niet en overweegt dienaangaande het volgende.
De rechtbank baseert zich voor het bewijs van het onder 4 primair tenlastegelegde feit op de verklaringen van de verdachte ter terechtzitting van 12 september 2014 en op de verklaringen van [aangever 3], [getuige 1], [medeverdachte 3] en verdachte, zoals opgenomen in het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Drenthe, Dienst Bewijsvoering, Politieonderwijs, registratienummer PL033V 2013067982 d.d. 22 januari 2014 met bijlagen.
Verdachte verklaart ter terechtzitting van 12 september 2014 onder meer dat hij op zaterdag 14 september 2013 samen met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] op een bouwterrein aan de [adres] in Beilen is geweest. Toen ze daar wegreden en werden staande gehouden bleek [medeverdachte 4] een krachtstroomkabel in zijn fietstas te hebben. Dat zij van plan waren geweest deze kabel te verkopen bij een recyclingbedrijf.
[aangever 3] verklaart in zijn aangifte (proces-verbaal aangifte, pagina’s 7 en 8) kort samengevat dat hij voorman is bij [benadeelde 3] en dat zij met het bedrijf bezig zijn met de bouw van een restaurant naast het casino aan de [adres] te Beilen. Op vrijdag 13 september 2013, omstreeks 16:15 uur, is het terrein afgesloten achtergelaten. Toen ze maandag 16 september 2013 om 07:15 uur weer op de bouwplaats kwamen bleek een krachtstroomkabel van ongeveer 25 à 30 meter lang te zijn weggenomen.
[getuige 1] verklaart ten overstaan van de politie (proces-verbaal, pagina’s 11 en 12) kort samengevat dat hij vestigingsmanager is van het casino aan de [adres] te Beilen, dat hij op 14 september 2013 op de beveiligingscamera’s dat een jongen over de parkeerplaats fietste en vanaf de [adres] rechts om het gebouw verdween. Getuige verklaart verder dat [benadeelde 3] daar bezig is met werkzaamheden en omdat in principe niemand daar iets heeft te zoeken, getuig is gaan kijken. Getuige zag de jongen die hij heeft zien fietsen en nog twee andere jongens staan. Getuige zag alle drie jongens staan rommelen achter de bouwkeet. Getuige stelt verder dat [getuige 2] bij hem kwam staan en dat op dat moment de drie jongens naar hen toe kwamen fietsen. Dat hij een van de jongens tegenhield en zag dat deze een grote zwarte kabel in zijn fietstas had.
[medeverdachte 3] verklaart ten overstaan van de politie (proces-verbaal, pagina 16 en 17) dat hij op 14 september 2013 samen met[medeverdachte 4] op het bouwterrein aan de [adres] te Beilen was. Medeverdachte zegt [verdachte] even later kwam aan kwam fietsen. Medeverdachte verklaart verder dat zij de kabel wilden inleveren voor oud ijzer bij een metaalbedrijf.
Verdachte verklaart ten overstaan van de politie (proces-verbaal, pagina 19) kort samengevat dat ze de kabel wilden pakken en dat toen de security kwam ze de kabel hebben teruggelegd.
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen ter toe-eigening een krachtstroomkabel heeft weggenomen en dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 4 primair tenlastegelegde feit.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het hem onder 1 subsidiair, onder 2 en onder 4 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 08 maart 2014 te Beilen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een kantine van een [bedrijf], aldaar) heeft weggenomen flessen inhoudende alcoholhoudende drank (Jägermeister en Beerenburg en jenever) en flesjes AA-drink, toebehorende aan[benadeelde 1], waarbij verdachte en zijn medeverdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
2.
hij op 28 februari 2014 te Beilen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een kantine van een [bedrijf], aldaar) heeft weggenomen een doos met flesjes AA-Sportdrink (High Energy) en een doos met flesjes AA-Sportdrink (ISO-Lemon) en 1,5 doos met flesjes Flügel en 4 flessen Beerenburg en 4 flessen Jonge Jenever en 20 zakjes snoep (van het merk Haribo) en
5
marsrepen en 5 nutsrepen en 5 kitkatrepen en 5 snickersrepen, toebehorende aan [benadeelde 1], waarbij verdachte en zijn medeverdachten zich de toegang tot de plaats des misdrijft hebben verschaft door middel van braak;
4.
hij op 14 september 2013 te Beilen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen van een bouwterrein aan de Domoweg een krachtstroomkabel, toebehorende aan [benadeelde 3].
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1 subsidiair, onder 2 en onder 4 primair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificaties

Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
onder 1 subsidiair:
Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak,
strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2:
Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak,
strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 4 primair:
Diefstal, door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten; de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie; de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 15 augustus 2014, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de verdachte zal veroordelen tot
een werkstraf van 160 uur, subsidiair 80 dagen jeugddetentie met aftrek van het voorarrest ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan een gedeelte groot 80 uren, subsidiair 40 dagen jeugddetentie, voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden, toezicht van de jeugdreclassering in het kader van de maatregel hulp en steun.
De raadsvrouw van verdachte heeft onder meer gesteld dat de verdachte bereid is een werkstraf te verrichten maar dat hij sedert 10 september jl. ter behandeling is gesloten is geplaatst in het Poortje, afd. De Wilster, te Groningen en derhalve de uitvoering van een werkstraf op praktische problemen zal stuiten.
De rechtbank overweegt dat verdachte zich twee keer heeft schuldig gemaakt aan een inbraak in een manege en aan een diefstal in vereniging. Dergelijke feiten hebben een grote impact op de betrokken slachtoffers en versterken het gevoel van onveiligheid in de maatschappij.
De tweede inbraak in de manege werd door verdachte met een onbekend gebleven mededader gepleegd. Bij deze inbraak werden verdachte en zijn medeverdachte overlopen door een medewerker van de manege. De medeverdachte zou bij die gelegenheid de medewerker van de manege hebben bedreigd met een ijzeren staaf. Door aldus het slachtoffer grote angst aan te jagen heeft de medeverdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de psychische integriteit van het slachtoffer. Van een dergelijke traumatiserende inbreuk ondervinden slachtoffers niet zelden nog lange tijd nadelige gevolgen.
De rechtbank overweegt verder dat verdachte bij het plegen van de feiten naar haar oordeel louter en alleen uit winstbejag heeft gehandeld en daarbij op geen enkele wijze rekening heeft gehouden met de gevolgen die zijn handelingen voor de slachtoffers konden hebben en hebben gehad.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank verder rekening gehouden met het de verdachte betreffende uittreksel van de Justitiële Informatiedienst, afdeling justitiële documentatie en informatiebeheer d.d. 15 augustus 2014, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheden en achtergronden van de verdachte zoals omschreven in de adviesrapportage van Bureau Jeugdzorg Drenthe van 8 september 2014 en het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 10 september 2014.
De rechtbank is van oordeel, dat op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, de straf als door de officier van justitie gevorderd, een passende bestraffing is van deze verdachte,
met dien verstande dat zij de proeftijd verbonden aan het voorwaardelijk deel van de werkstraf zal bepalen op 2 jaren.

Benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft een vordering tot vergoeding van geleden materiële schade ingediend ten bedrage van € 3.178,96.
De rechtbank acht het causaal verband tussen het onder 1 bewezen verklaarde en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen.
De rechtbank vindt echter aanleiding het in rekening gebrachte bedrag aan materiële schade te matigen. Bij de onderbouwing van deze schadepost is er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende rekening gehouden met eventuele afschrijving c.q. de staat van het gerepareerde ten tijde van het plegen van het feit. Voor de toekenning van het volledige gevorderde bedrag aan materiële is deze post naar het oordeel van de rechtbank dan ook onvoldoende onderbouwd.
De rechtbank acht de vordering aan materiële schade tot een bedrag van € 2.250,00 redelijk en billijk en voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot genoemd bedrag van € 2.250,00 voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal het meer of anders gevorderde afwijzen.
Schadevergoedingsmaatregel [benadeelde 1]
Met betrekking tot de in het onder 1 bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot een bedrag van € 2.250,00 aansprakelijk voor de schade, die door dat strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
De rechtbank zal gelet op de jeugdige leeftijd en de persoon van de verdachte, die naar verwachting nog geruime tijd in het Poortje, afdeling De Wilster, te Groningen zal verblijven, de vervangende jeugddetentie bepalen op 5 dagen.

Benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft een vordering tot vergoeding van geleden materiële schade ingediend ten bedrage van € 320,07.
De rechtbank acht het causaal verband tussen het onder 2 bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen.
De vordering acht zij tot genoemd bedrag van € 320,07 voldoende aannemelijk gemaakt en niet onredelijk. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot dit bedrag voor toewijzing vatbaar.

Schadevergoedingsmaatregel [benadeelde 1]

Met betrekking tot de in het onder 2 bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot een bedrag van € 320,07 aansprakelijk voor de schade, die door dat strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
De rechtbank zal gelet op de jeugdige leeftijd en de persoon van de verdachte, die naar verwachting nog geruime tijd in het Poortje, afdeling De Wilster, te Groningen zal verblijven, de vervangende jeugddetentie bepalen op 1 dag.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 27, 36f, 77g, 77h, 77m, 77n, 77o, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77cc, 77dd, 77ee en 77gg van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en onder 3 zowel primair als subsidiair, is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 subsidiair, onder 2 en het onder 4 primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 subsidiair, onder 2 en onder 4 primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafbestaande uit
160 urenwerkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 80 dagen zal worden toegepast, waarvan een gedeelte van deze taakstraf, groot
80 uren, met bevel dat, voor het geval de verdachte dit gedeelte van deze werkstraf niet naar behoren zou verrichten, vervangende jeugddetentie voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast,
voorwaardelijkmet een proeftijd van
2 jaren.
De rechtbank beveelt, dat het voorwaardelijk deel van de opgelegde taakstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
De rechtbank geeft opdracht aan de Jeugdreclassering / Bureau Jeugdzorg Drenthe tot toezicht op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden overeenkomstig artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, derde lid van het wetboek van strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd zal houden aan de door de Jeugdreclassering van het Bureau Jeugdzorg Drenthe te geven aanwijzingen en voorschriften in het kader van de maatregel Hulp en Steun.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren arbeid per dag voor de in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen.
De rechtbank heft op het geschorste bevel tot bewaring.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde 1]van de som van
€ 2.250,00en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil, met dien verstande dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd.
De rechtbank wijst af het meer of anders gevorderde.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve
van het slachtoffer
[benadeelde 1], een bedrag van
€ 2.250,00te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 5 dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft, met dien verstande dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd.
De rechtbank verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde 1]van de som van
€ 320,07en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil, met dien verstande dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve
van het slachtoffer
[benadeelde 1], een bedrag van
€ 320,07te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 1 dag jeugddetentie, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft, met dien verstande dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd.
De rechtbank verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter, mr. B.I. Klaassens, rechter en tevens kinderrechter, en mr. P.J. van Steen, rechter, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 26 september 2014, zijnde mr. P.J. van Steen buiten staat dit vonnis binnen de daartoe door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.