ECLI:NL:RBNNE:2014:458

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 januari 2014
Publicatiedatum
30 januari 2014
Zaaknummer
07/650485-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

TBS met dwangverpleging voor ernstig gestoorde man die geweld heeft gebruikt tegen zorgverleners en tegen een rechter-commissaris

Op 30 januari 2014 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 6 november 2012 een kopstoot heeft gegeven aan een zorgverlener en op 9 november 2012 een rechter-commissaris heeft mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een ernstige psychische stoornis, namelijk schizofrenie van het gedesorganiseerde type, wat zijn gedrag ten tijde van de feiten heeft beïnvloed. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hij volledig ontoerekeningsvatbaar werd geacht. De officier van justitie had TBS met dwangverpleging geëist, wat de rechtbank heeft toegewezen, gezien het hoge recidivegevaar en de noodzaak om de maatschappij te beschermen. De rechtbank heeft de verdachte ter beschikking gesteld en bevolen dat hij van overheidswege zal worden verpleegd. De beslissing is genomen op basis van verschillende psychiatrische rapportages die de ernst van de stoornis en de onvoorspelbaarheid van het gedrag van de verdachte onderbouwden. De rechtbank heeft de wettelijke voorschriften in acht genomen en de verdachte is niet strafbaar verklaard voor de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 07/650485-12
Bij verstek
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 januari 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren [plaats] op 15 januari 1980,
wonende[plaats],
thans preventief gedetineerd in[plaats]
[adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
14 februari 2013, 13 mei 2013, 8 augustus 2013, 31 oktober 2013 en 16 januari 2014.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 november 2012 in de gemeente [plaats]ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd[slachtoffer]
([functie]) , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet een kopstoot in het gezicht, althans tegen het fvoor)hoofd van
die [slachtoffer]heeft gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid.
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 november 2012 in de gemeente [plaats]opzettelijk mishandelend
een persoon (te weten [slachtoffer][functie] een kopstoot in
liet gezicht, althans tegen het (voor)hoofd heeft gegeven, waardoor deze
[slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 9 november 2012 in de gemeente [plaats]
opzettelijk mishandelend een ambtenaar, althans een persoon, te weten [slachtoffer]
Rechter-Commissaris (bij de Arrondissementsrechtbank te
[plaats], gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar
bediening, tegen een kaak, althans tegen het hoofd heeft gestompt en/of
geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer] pijn heeft ondervonden.
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 alif/sub 2 Wetboek van Strafrecht

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de stukken in het dossier gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 7 november 2012, opgenomen in dossier nr. PL04ZO 2012096721 inhoudende de verklaring van [Aangever] zakelijk weergegeven:
Ik ben psychiater en manager zorg van de spoedeisende psychiatrie van [plaats]
Ik doe aangifte van mishandeling tegen een van mijn medewerkers.
Op dinsdag 6 november 2012, was ik aanwezig op de locatie van [plaats]
Ik zag dat [slachtoffer] in het midden van zijn voorhoofd een rode plek van 5 centimeter bij 5 centimeter groot had. Ik zag dat deze plek rood was. Ik zag dat hij naast zijn neusbrug bloedde, aan beide kanten. Ik hoorde hem tegen mij verklaren dat hij een hele harde kopstoot had gekregen van [verdachte]
Ik heb hem vervolgens onderzocht als arts. Ik zag dat er een wondje over de gehele breedte van zijn neusbrug zat. Ik zag op dat moment een forse hematoom, een grote zwelling met bloed eronder. Deze ontwikkelde zich snel. Hier zit een gevaar in, want dit betekent dat er bloedvaten kapot zijn en dat er bloed vrijkomt wat niet naar buiten kan en zich dan verzamelt onder de huid. Zo'n kopstoot is gevaarlijk omdat het ook een grote klap op de hersenen geeft.
Een medische verklaring d.d. 15 november 2012 , als los document opgenomen in voormeld dossier opgemaakt door huisarts [naam] inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 6 november 2012 is [slachtoffer]op de huisartsenpost onderzocht.
Er is sprake van een forse zwelling/bloeduitstorting boven de neus op het voorhoofd.
Een proces-verbaal d.d. 6 november 2012 , opgenomen in voormeld dossier inhoudende de verklaring van getuige[slachtoffer], zakelijk weergegeven:
Op 6 november 2012 was ik werkzaam als [functie] bij [plaats]
Ik zag dat [verdachte] kwaad werd en agressief gedrag begon te vertonen.
Ik zag dat hij hard op mij af liep en mij vervolgens met zijn hoofd een harde kopstoot gaf op mijn voorhoofd en neus.
Door deze kopstoot sloeg mijn hoofd achterover. Ik voelde vervolgens hevige pijn aan mijn voorhoofd, neus en nek door de klap.
Een proces-verbaal van inverzekeringstelling d.d. 6 november 2012 , opgenomen in voormeld dossier inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
De houding van de medewerker irriteerde mij. Toen heb ik de man een kopstoot gegeven.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Een proces-verbaal d.d. 9 november 2012, opgenomen in dossier nr. PL04ZC 2012097470 d.d. 12 november 2012, inhoudende de aangifte van [slachtoffer] weergegeven:
Op vrijdag 9 november 2012 omstreeks 10:40 uur had ik dienst als rechter-commissaris bij de Rechtbank te [plaats]
In het kader van een voorgeleiding heb ik verdachte [verdachte] bezocht op cel 2 in de Rechtbank.
Ineens werd verdachte[verdachte] agressief.
Ik zag dat hij opsprong vanaf zijn betonnen celbank en in mijn richting uithaalde. Ik zag dat hij dit deed met zijn linkerarm.
[verdachte] raakte mij op mijn rechterkaak. Ik voelde aanvankelijk een verdoofd gevoel in mijn rechter kaak, maar na korte tijd had ik veel pijn en heb ik nog steeds veel pijn aan mijn rechterkaak.
Een proces-verbaal d.d. 9 november 2012, opgenomen in voormeld dossier inhoudende de verklaring van getuige [getuige] zakelijk weergegeven:
Vrijdag 9 november 2012 was ik werkzaam in de rechtbank te [plaats]als Parketwachter B.
De rechter-commissaris, genaamd [slachtoffer], had een voorgeleiding bij verdachte[verdachte].
Ik zag dat hij zijn lichaam naar voren gooide in de richting van de rechter-commissaris. Ik zag dat hij hierbij zijn beide armen met gebalde vuisten omhoog hief en met beide armen slaande bewegingen richting de rechter-commissaris maakte. Ik zag dat een van deze slaande bewegingen de rechter-commissaris volop raakte.
Een proces-verbaal d.d. 9 november 2012, opgenomen in voormeld dossier inhoudende de verklaring van getuige [getuige] zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 9 november 2012, was ik werkzaam als griffier in de rechtbank in [plaats].
Verdachte [verdachte] moest worden voorgeleid voor de rechter-commissaris.
Ik zag dat[verdachte] met zijn hand of vuist met opzet en kracht de rechterzijde van het gelaat van de rechter-commissaris raakte, vol op de kaak.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
primair
Hij op 6 november 2012 in de gemeente[plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer]
[functie]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet een kopstoot in het gezicht, althans tegen het voorhoofd van
die[slachtoffer] heeft gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid.
2.
Hij op 9 november 2012 in de gemeente [plaats], opzettelijk mishandelend, een persoon te weten[slachtoffer] rechter-commissaris (bij de toenmalige rechtbank te[plaats]), gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, tegen een kaak heeft gestompt of geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer] pijn heeft ondervonden.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van de feiten

Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1
primair: poging tot zware mishandeling
2: mishandeling terwijl het misdrijf werd gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte - gelet op de inhoud van de onderzoeksrapportage van het Pieter Baan Centrum - volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd en dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank heeft, ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte, rekening gehouden met de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 30 maart 2013 opgemaakt door
T.W.D.P. van Os, psychiater/psychoanalyticus, en op de psychologische
onderzoeksrapportage d.d. 20 april 2013 opgemaakt door M. Kemink, klinisch psycholoog, NRGD.
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met de rapportage Pro Justitia d.d. 6 januari 2014, opgemaakt door R.J.A. van Helvoirt, psycholoog, en T. de Boer, psychiater, beiden in dienst van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum (verder: PBC).
De conclusie van het Pro Justitia rapport luidt, zakelijk weergegeven, dat er sprake is van
een chronisch psychotische stoornis, schizofrenie van het gedesorganiseerde type wat zich bij verdachte uit in afnemende continuïteit van cognities en emoties.
De geconstateerde psychotische stoornis was van invloed op het gedrag van verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten.
Verdachte is niet in staat gedoseerd te reageren op voor hem veranderende situaties, waarbij situaties voor verdachte mogelijk steeds als nieuw of onvoorspelbaar zijn, gezien zijn gefragmenteerde beleving van de werkelijkheid. Hij reageert primair en met door psychose ontregelde emotionele kracht. Hij mist overzicht en trekt zich vervolgens terug. Verdachte dient beschouwd te worden als een zeer ernstig zieke man die geen grip heeft op zijn handelingen, geen zicht heeft op de consequenties en geen mogelijk heden heeft om alternatieven te overwegen. De invloed van de geconstateerde stoornis wordt als bepalend gezien voor het gedrag van verdachte.
Om die reden wordt dan ook in overweging gegeven verdachte geheel ontoerekeningsvatbaar te achten voor de ten laste gelegde feiten.
De rechtbank kan zich, gelet op de onderbouwing daarvan, met deze adviezen verenigen en neemt deze over.
De rechtbank oordeelt met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezenverklaarde aan verdachte niet kan worden toegerekend. Verdachte zal daarom worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Motivering maatregel

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat opleggen van een TBS met dwangverpleging de enige maatregel is die voldoende toekomt aan de randvoorwaarden voor een behandeling die verdachte nodig heeft en om, gelet op het hoge recidivegevaar, de maatschappij maximaal te beschermen.
De officier van justitie vordert dat aan verdachte een TBS met dwangverpleging wordt opgelegd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt het navolgende.
Verdachte heeft een hulpverlener een kopstoot gegeven en drie dagen later een rechterlijk ambtenaar tegen haar kaak gestompt dan wel geslagen.
Verdachte heeft zich in het verleden meermalen schuldig gemaakt aan strafbare feiten waarbij geweld (o.a. tegen ambtenaren in functie) aan de orde was.
Het gedrag van verdacht is onvoorspelbaar en agressief. Het recidiverisico is hoog.
De rechtbank overweegt voorts dat zij haar oordeel heeft gegrond op de adviezen van de rapporteurs van het PBC, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
De geconstateerde stoornis betreft een chronische aandoening die ruim tien jaar een verwoestend spoor trekt door het leven en in het functioneren van verdachte.
De prognose van het ziekteverloop is ongunstig. Schizofrenie, zoals dit syndroom zich bij betrokkene in gedesorganiseerde vorm manifesteert, betreft een psychisch degeneratieve aandoening.
De reguliere GGZ is tot nu toe niet in staat gebleken verdachte adequaat te behandelen. Zowel de intensiteit als de veiligheidsmaatregelen die nodig zijn om enig succes te behalen bij de behandeling van verdachte konden daar onvoldoende gewaarborgd worden.
Er is geen garantie dat dit in de toekomst binnen een civielrechtelijk kader wel gerealiseerd kan worden. De ruimte in tijd, die ontstaat door een maatregel art. 37, is te beperkt. Er kan niet verwacht worden dat de psychiatrische problematiek fundamenteel gewijzigd zal zijn na een jaar intensief behandelen.
TBS met voorwaarden is als kader niet geëigend, aangezien dit probleembesef of ten minste medewerking aan behandeling zou vergen, hetgeen niet verwacht kan worden van verdachte, gezien zijn beperkingen.
Dit leidt tot de conclusie dat om recidive te voorkomen slechts een maatregel terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege tegemoet kan komen aan de inperking van het gevaar dat voortkomt uit de psychiatrische stoornis die verdachte met zich mee draagt.
De rechtbank kan zich met de inhoud en de conclusies van het advies verenigen en neemt deze over.
Gezien de gepleegde feiten en de hiervoor beschreven omstandigheden met betrekking tot de persoon van verdachte is de rechtbank van oordeel dat een zodanige beveiliging van de maatschappij plaats dient te vinden dat de kans op herhaling maximaal wordt voorkomen.
De rechtbank stelt vast dat hetgeen door de rechtbank thans is bewezen verklaarde een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en dat gericht is tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een andere persoon. De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist naar het oordeel van de rechtbank de oplegging van de maatregel.
Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat uit het oogpunt van de beveiliging van de maatschappij, in deze situatie een TBS met bevel tot verpleging van overheidswege geboden is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 37a, 37b, 38e, 45, 57, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

De rechtbank:
Verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart de bewezenverklaarde feiten strafbaar.
Verklaart het meer of anders onder 1 primair en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de verdachte voor het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte terzake van alle rechtsvervolging.
Gelast dat de veroordeelde ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, L.M.E. Kiezebrink en P.H.M. Smeets rechters, in tegenwoordigheid van J.H. van Scharrenburg, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 januari 2014.