ECLI:NL:RBNNE:2014:4565

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 juli 2014
Publicatiedatum
18 september 2014
Zaaknummer
C18/149275/PR RK 14-227
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de meervoudige kamer en verzoek tot verschoning in strafzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 10 en 18 juli 2014 uitspraak gedaan op verzoeken tot wraking en verschoning van de meervoudige kamer. De verzoeker, die in een strafzaak betrokken was, diende op 20 juni 2014 een wrakingsverzoek in tegen de rechters G. Eelsing, H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg en P.J. van Steen, die zijn bezwaarschrift hadden behandeld. Tijdens de zitting op 10 juli 2014 heeft de verzoeker ook een verzoek tot verschoning van de wrakingskamer ingediend. De rechtbank heeft op 10 juli 2014 mondeling uitspraak gedaan en op 18 juli 2014 de beslissing over het wrakingsverzoek van de meervoudige kamer genomen.

De rechtbank heeft het verzoek tot verschoning afgewezen en het verzoek tot wraking van de wrakingskamer niet ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker onvoldoende gronden had aangevoerd die specifiek gericht waren tegen de rechters in kwestie. Bovendien heeft de rechtbank vastgesteld dat de verzoeker eerder meerdere wrakingsverzoeken had ingediend, die allemaal waren afgewezen, en dat hij kennelijk misbruik maakte van het wrakingsmiddel.

Ten aanzien van het verzoek tot wraking van de rechters Eelsing, Tebbenhoff Rijnenberg en Van Steen, heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzoek te laat was ingediend en bovendien te summier en algemeen gemotiveerd was. De rechtbank heeft daarom ook dit verzoek afgewezen. Tevens is bepaald dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling zal worden genomen, gezien de eerdere afwijzingen van vergelijkbare verzoeken.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Locatie Groningen
Meervoudige wrakingskamer
Zaaknummer / rekestnummer: C18/149275/PR RK 14/227
Datum beslissing: 10 en 18 juli 2014
Beslissing op de verzoeken van
[verzoeker], wonende te [woonplaats], [adres], verder te noemen [verzoeker], tot wraking ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).

1.Het procesverloop

1.1.
Bij brief van 20 juni 2014 heeft [verzoeker] het verzoek tot wraking ingediend van mrs. G. Eelsing, H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg en P.J. van Steen als meervoudige raadkamer die het bezwaarschrift van [verzoeker] tegen de dagvaarding onder parketnummer 18/192987-13 heeft behandeld.
1.2.
Mrs. Eelsing, Tebbenhoff Rijnenberg en Van Steen hebben schriftelijk aangegeven niet in de wraking te berusten.
1.3.
Op 10 juli 2014 is het verzoek van [verzoeker] tot wraking behandeld ter zitting van de wrakingskamer van de rechtbank. Op deze zitting waren aanwezig [verzoeker] en mr. M.G.J. Smit als zijn gemachtigde. Ter zitting hebben [verzoeker] en zijn gemachtigde het wrakingsverzoek toegelicht.
1.4.
Ter zitting heeft [verzoeker] de wrakingskamer gevraagd om zich te verschonen en daarbij subsidiair een verzoek tot wraking ingediend. In dat kader heeft hij een pleitnota overgelegd. Een afschrift van deze pleitnota is aan deze beslissing gehecht en de inhoud van die pleitnota dient hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
1.5.
Na beraad in raadkamer heeft de rechtbank op 10 juli 2014 mondeling uitspraak gedaan op het verzoek tot verschoning door en tot wraking van de wrakingskamer. Daarnaast is bepaald dat op het verzoek tot wraking van mrs. Eelsing, Tebbenhoff Rijnenberg en Van Steen op 18 juli 2014 uitspraak zal worden gedaan.

2.De beoordeling

beslissing 10 juli 2014

2.1.
Met betrekking tot het verzoek tot verschoning door en wraking van de wrakingskamer overweegt de rechtbank als volgt.
2.2.
[verzoeker] heeft voor de gronden van zijn verzoeken verwezen naar de inhoud van zijn pleitnota. Daarin stelt hij zich, kortgezegd, op het standpunt dat hij in diverse kwesties dusdanig onheus is bejegend door de rechtbank Noord-Nederland dat geen enkele rechter in die rechtbank nog onpartijdig kan zijn jegens hem. In dit verband geeft [verzoeker] aan dat hij bovendien heeft geconstateerd dat rechters in zaken overleg hebben met mrs. D.J. Keur en R.B.M. Keurentjes. Volgens [verzoeker] dient de wrakingskamer zich daarom te verschonen, althans zijn er gronden die kamer te wraken.
2.3.
De rechtbank volgt [verzoeker] daarin niet. De rechtbank stelt voorop dat zij over deze zaak geen overleg heeft gehad met mr. D.J. Keur, mr. R.B.M. Keurentjes of een (ander) lid van het gerechtsbestuur van de rechtbank Noord-Nederland. Een verzoek tot verschoning dan wel wraking dient bovendien te zijn toegespitst op de persoon van de rechter(s) aan wie dit verzoek is gericht. Daarvan is in dit geval geen sprake. Het verzoek kan alleen daarom al niet voor inwilliging in aanmerking komen.
2.4.
De rechtbank stelt voorts vast dat [verzoeker] tot op heden vele verzoeken tot wraking bij de rechtbank Noord-Nederland heeft ingediend, gericht tegen verschillende rechters en veelal gebaseerd op dezelfde, in algemene termen geformuleerde, gronden. Deze verzoeken zijn alle gemotiveerd afgewezen. De rechtbank is van oordeel dat [verzoeker] kennelijk misbruik maakt van het middel om tot wraking over te gaan. Dit misbruik maakt dat het onderhavige verzoek tot wraking van de wrakingskamer niet in behandeling wordt genomen (zie ook: ECLI:NL:HR:2010:BL3579 en ECLI:NL:HR:2013:BL1489).
beslissing 18 juli 2014
2.5.
Ten aanzien van het verzoek tot wraking van mrs. Eelsing, Tebbenhoff Rijnenberg en Van Steen overweegt de rechtbank als volgt.
2.6.
Ingevolge artikel 512 Sv kan op verzoek van een verdachte elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.7.
Ingevolge artikel 513 lid 1 Sv dient een wrakingsverzoek te worden gedaan zodra de in artikel 512 Sv bedoelde feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. [verzoeker] heeft betoogd dat hij tijdens de behandeling van zijn bezwaarschrift op 13 juni 2014 werd geconfronteerd met stukken die hij niet kende. Hij heeft echter eerst op 20 juni 2014 het wrakingsverzoek ingediend. Dat is naar het oordeel van de rechtbank te laat.
2.8.
Daar komt bij dat het verzoek te summier en te algemeen is gemotiveerd en daarom niet voldoet aan het bepaalde in artikel 513 lid 2 en 3 Sv.
2.9.
Uit het voorgaande vloeit voort dat het verzoek tot wraking van mrs. Eelsing, Tebbenhoff Rijnenberg en Van Steen zal worden afgewezen.
2.10.
Vanwege de in rechtsoverweging 2.4 gememoreerde veelheid aan algemeen geformuleerde en gemotiveerd afgewezen wrakingsverzoeken zal de rechtbank voorts op de voet van artikel 515 lid 4 Sv bepalen dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling zal worden genomen.

3.De beslissing

De rechtbank
beslissing 10 juli 2014
  • wijst af het verzoek tot verschoning door de leden van de wrakingskamer;
  • verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de leden van de wrakingskamer;
beslissing 18 juli 2014
- wijst het verzoek tot wraking van mrs. Eelsing, Tebbenhoff Rijnenberg en Van Steen af;
- bepaalt dat het proces, bekend onder parketnummer 18/192987-13, wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
- beveelt de onmiddellijke mededeling van deze beslissing aan [verzoeker],
mrs. Eelsing, Tebbenhoff Rijnenberg en Van Steen, mr. M.G.J. Smit en de officier van justitie;
- bepaalt op de voet van artikel 515 lid 4 Sv dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mrs. P.J. Duinkerken, voorzitter, M. Griffioen en E.W. van Weringh, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 en 18 juli 2014.