In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 10 en 18 juli 2014 uitspraak gedaan op verzoeken tot wraking en verschoning van de meervoudige kamer. De verzoeker, die in een strafzaak betrokken was, diende op 20 juni 2014 een wrakingsverzoek in tegen de rechters G. Eelsing, H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg en P.J. van Steen, die zijn bezwaarschrift hadden behandeld. Tijdens de zitting op 10 juli 2014 heeft de verzoeker ook een verzoek tot verschoning van de wrakingskamer ingediend. De rechtbank heeft op 10 juli 2014 mondeling uitspraak gedaan en op 18 juli 2014 de beslissing over het wrakingsverzoek van de meervoudige kamer genomen.
De rechtbank heeft het verzoek tot verschoning afgewezen en het verzoek tot wraking van de wrakingskamer niet ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker onvoldoende gronden had aangevoerd die specifiek gericht waren tegen de rechters in kwestie. Bovendien heeft de rechtbank vastgesteld dat de verzoeker eerder meerdere wrakingsverzoeken had ingediend, die allemaal waren afgewezen, en dat hij kennelijk misbruik maakte van het wrakingsmiddel.
Ten aanzien van het verzoek tot wraking van de rechters Eelsing, Tebbenhoff Rijnenberg en Van Steen, heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzoek te laat was ingediend en bovendien te summier en algemeen gemotiveerd was. De rechtbank heeft daarom ook dit verzoek afgewezen. Tevens is bepaald dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling zal worden genomen, gezien de eerdere afwijzingen van vergelijkbare verzoeken.