ECLI:NL:RBNNE:2014:4530

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 juli 2014
Publicatiedatum
16 september 2014
Zaaknummer
C18/149276/PR RK 14-228
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van wrakingsverzoeken door de rechtbank Noord-Nederland

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 10 en 18 juli 2014 uitspraak gedaan op een herhaald wrakingsverzoek van de verzoeker, die van mening was dat zijn eerdere verzoek onjuist was behandeld. De verzoeker had eerder op 20 juni 2014 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. S.B. Smit-Colenbrander, de rechter die zijn beroep behandelde. Tijdens de zitting op 10 juli 2014 heeft de verzoeker zijn verzoek tot wraking toegelicht, waarbij hij ook een verzoek tot verschoning indiende. De rechtbank heeft na beraad op 10 juli 2014 mondeling uitspraak gedaan en bepaald dat op het verzoek tot wraking van mr. Smit-Colenbrander op 18 juli 2014 uitspraak zou worden gedaan.

De rechtbank overwoog dat de verzoeker in zijn pleitnota stelde dat hij onheus was bejegend door de rechtbank, waardoor geen enkele rechter in die rechtbank onpartijdig kon zijn. De rechtbank verwierp deze stelling, omdat er geen bewijs was dat de rechters in overleg waren met andere betrokkenen en omdat de verzoeken tot wraking in het verleden vaak waren afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker misbruik maakte van het wrakingsmiddel, wat leidde tot de afwijzing van het verzoek tot wraking van de wrakingskamer.

Op 18 juli 2014 werd het verzoek tot wraking van mr. Smit-Colenbrander opnieuw behandeld. De rechtbank stelde vast dat de gronden van het wrakingsverzoek niet betrekking hadden op feiten die de persoon van de rechter betroffen. Daarom werd ook dit verzoek afgewezen. De rechtbank bepaalde bovendien dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling zou worden genomen, gezien de vele eerder ingediende en afgewezen verzoeken van de verzoeker.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Locatie Groningen
Meervoudige wrakingskamer
Zaaknummer / rekestnummer: C18/149276/PR RK 14/228
Datum beslissing: 10 en 18 juli 2014
Beslissing op de mondelinge verzoeken van
[verzoeker], wonende te [woonplaats], [adres], verder te noemen[verzoeker], tot wraking ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

1.Het procesverloop

1.1.
Ter zitting van 20 juni 2014 heeft[verzoeker] het verzoek tot wraking ingediend van mr. S.B. Smit-Colenbrander als rechter die het beroep van[verzoeker] onder zaaknummer AWB 14/1320 behandelt.
1.2.
Mr. Smit-Colenbrander heeft schriftelijk aangegeven niet in de wraking te berusten.
1.3.
Op 10 juli 2014 is het verzoek van[verzoeker] tot wraking behandeld ter zitting van de wrakingskamer van de rechtbank. Op deze zitting waren aanwezig[verzoeker] en mr. M.G.J. Smit als zijn gemachtigde. Ter zitting hebben[verzoeker] en zijn gemachtigde het wrakingsverzoek toegelicht.
1.4.
Ter zitting heeft[verzoeker] de wrakingskamer gevraagd om zich te verschonen en daarbij subsidiair een verzoek tot wraking ingediend. In dat kader heeft hij een pleitnota overgelegd. Een afschrift van deze pleitnota is aan deze beslissing gehecht en de inhoud van die pleitnota dient hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
1.5.
Na beraad in raadkamer heeft de rechtbank op 10 juli 2014 mondeling uitspraak gedaan op het verzoek tot verschoning door en tot wraking van de wrakingskamer. Daarnaast is bepaald dat op het verzoek tot wraking van mr. Smit-Colenbrander op 18 juli 2014 uitspraak zal worden gedaan.

2.De beoordeling

beslissing 10 juli 2014

2.1.
Met betrekking tot het verzoek tot verschoning door en wraking van de wrakingskamer overweegt de rechtbank als volgt.
2.2.
[verzoeker] heeft voor de gronden van zijn verzoeken verwezen naar de inhoud van zijn pleitnota. Daarin stelt hij zich, kortgezegd, op het standpunt dat hij in diverse kwesties dusdanig onheus is bejegend door de rechtbank Noord-Nederland dat geen enkele rechter in die rechtbank nog onpartijdig kan zijn jegens hem. In dit verband geeft[verzoeker] aan dat hij bovendien heeft geconstateerd dat rechters in zaken overleg hebben met mrs. D.J. Keur en R.B.M. Keurentjes. Volgens[verzoeker] dient de wrakingskamer zich daarom te verschonen, althans zijn er gronden die kamer te wraken.
2.3.
De rechtbank volgt[verzoeker] daarin niet. De rechtbank stelt voorop dat zij over deze zaak geen overleg heeft gehad met mr. D.J. Keur, mr. R.B.M. Keurentjes of een (ander) lid van het gerechtsbestuur van de rechtbank Noord-Nederland. Een verzoek tot verschoning dan wel wraking dient bovendien te zijn toegespitst op de persoon van de rechter(s) aan wie dit verzoek is gericht. Daarvan is in dit geval geen sprake. Het verzoek kan alleen daarom al niet voor inwilliging in aanmerking komen.
2.4.
De rechtbank stelt voorts vast dat[verzoeker] tot op heden vele verzoeken tot wraking bij de rechtbank Noord-Nederland heeft ingediend, gericht tegen verschillende rechters en veelal gebaseerd op dezelfde, in algemene termen geformuleerde, gronden. Deze verzoeken zijn alle gemotiveerd afgewezen. De rechtbank is van oordeel dat[verzoeker] kennelijk misbruik maakt van het middel om tot wraking over te gaan. Dit misbruik maakt dat het onderhavige verzoek tot wraking van de wrakingskamer niet in behandeling wordt genomen (zie ook: ECLI:NL:HR:2010:BL3579 en ECLI:NL:HR:2013:BL1489).
beslissing 18 juli 2014
2.5.
Ten aanzien van het verzoek tot wraking van mr. Smit-Colenbrander overweegt de rechtbank als volgt.
2.6.
Voor de beoordeling van wrakingsverzoeken is de toepasselijke norm gegeven in artikel 8:15 Awb, in samenhang met de door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens op basis van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden ontwikkelde criteria.
2.7.
Ingevolge artikel 8:15 van de Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.8.
[verzoeker] heeft in dezelfde procedure al eerder een verzoek tot wraking van mr. Smit-Colenbrander ingediend. Dit wrakingsverzoek is afgewezen door de wrakingskamer van deze rechtbank bij beslissing van 22 mei 2014. Ter zitting van 20 juni 2014 heeft[verzoeker] mr. Smit-Colenbrander opnieuw gewraakt. In het proces-verbaal dat in dat kader is opgemaakt staat onder meer:
“De gemachtigde van eiser geeft daarop wederom aan dat het vorige wrakingsverzoek niet juist is behandeld. Er staan nog gronden open waarover de wrakingskamer geen oordeel heeft gegeven er staat een onjuiste datum in de uitspraak vermeld. Vervolgens onderbreekt eiser zijn gemachtigde en stelt dat hij niet verplicht is om op dit moment de gronden van zijn wrakingsverzoek te noemen. Dat kan wel tijdens de zitting van de wrakingskamer, zo betoogt hij.
De voorzitter geeft daarop aan dat zij verplicht is eiser te vragen om zijn gronden voor de wraking nu naar voren te brengen. Hierop stelt eiser dat hij verder niets meer wenst te zeggen.”
2.9.
Tijdens de zitting van de wrakingskamer hebben[verzoeker] en zijn gemachtigde herhaald dat mr. Smit-Colenbrander is gewraakt omdat het vorige wrakingsverzoek in hun ogen niet juist is behandeld.
2.10.
De rechtbank stelt voorop dat ingevolge artikel 8:18 lid 5 Awb tegen een beslissing van de wrakingskamer geen rechtsmiddel openstaat. De beslissing van de wrakingskamer van 22 mei 2014 kan dan ook niet worden aangetast door mr. Smit-Colenbrander opnieuw te wraken.
2.11.
Voorts overweegt de rechtbank dat de gronden van het wrakingsverzoek niet zien op feiten of omstandigheden die de persoon betreffen van de rechter aan wie dit verzoek is gericht. Reeds daarom zal het verzoek tot wraking van mr. Smit-Colenbrander worden afgewezen.
2.12.
Vanwege de in rechtsoverweging 2.4 gememoreerde veelheid aan algemeen geformuleerde en gemotiveerd afgewezen wrakingsverzoeken zal de rechtbank voorts op de voet van artikel 8:18 lid 4 Awb bepalen dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling zal worden genomen.

3.De beslissing

De rechtbank
beslissing 10 juli 2014
  • wijst af het verzoek tot verschoning door de leden van de wrakingskamer;
  • verklaart[verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de leden van de wrakingskamer;
beslissing 18 juli 2014
  • wijst het verzoek tot wraking van mr. Smit-Colenbrander af;
  • bepaalt dat het proces, bekend onder zaaknummer AWB 14/1320, wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
  • beveelt de onmiddellijke mededeling van deze beslissing aan[verzoeker],
  • bepaalt op de voet van artikel 8:18 lid 4 Awb dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mrs. P.J. Duinkerken, voorzitter, M. Griffioen en E.W. van Weringh, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 en 18 juli 2014.