ECLI:NL:RBNNE:2014:4506

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 september 2014
Publicatiedatum
15 september 2014
Zaaknummer
C18/150439/PR RK 14-289
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen rechter mr. E.M. Visser

Op 1 september 2014 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van mr. E.M. Visser, die betrokken was bij een bestuursrechtelijke procedure met registratienummer Awb 14/3040. Het verzoek tot wraking was ingediend door een verzoeker, die niet ter zitting verscheen om zijn standpunt nader toe te lichten. De wrakingskamer, bestaande uit mr. A. Fokkema, mr. H.L. Stuiver en mr. S.M. Schothorst, heeft het verzoek behandeld op 26 augustus 2014. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een rechter gewraakt kan worden indien er feiten en omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank stelt vast dat de verzoeker niet heeft onderbouwd waarom hij meent dat mr. Visser partijdig of vooringenomen zou zijn. De rechtbank benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden kunnen weerleggen. De enkele, niet nader onderbouwde stelling van de verzoeker is onvoldoende om te concluderen dat er sprake is van partijdigheid of vooringenomenheid. De rechtbank concludeert dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van mr. Visser in gevaar kunnen brengen, en wijst het verzoek tot wraking af. De rechtbank bepaalt dat de hoofdzaak (met zaaknummer Awb 14/3040) wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de verzoeker, zijn gemachtigde, mr. E.M. Visser en het college van burgemeester en wethouders van Groningen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Locatie Groningen
meervoudige kamer
Zaaknummer/rolnummer: C/18/150439/PR RK 14/289
Beslissing van 1 september 2014
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van
[verzoeker],te [woonplaats],
verzoeker.

1.Procesverloop

1.1.
Bij brief van 14 augustus 2014 heeft verzoeker het verzoek tot wraking ingediend van mr. E.M. Visser als rechter die de bestuursrechtelijke procedure met registratienummer Awb 14/3040 behandelt.
1.2.
Mr. E.M. Visser heeft niet berust in het wrakingsverzoek.
1.3.
Hierop is een wrakingskamer geformeerd, bestaande uit mr. A. Fokkema,
mr. H.L. Stuiver en mr. S.M. Schothorst.
1.4.
Op 26 augustus 2014 is het verzoek tot wraking door de wrakingskamer ter zitting behandeld. Verzoeker en zijn gemachtigde mr. M.G.J. Smit zijn niet ter zitting verschenen. Mr. E.M. Visser is verschenen.

2.De beoordeling

2.1.
Ingevolge artikel 8:15 van de Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2.
De rechtbank stelt voorop dat bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter als uitgangspunt geldt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter tegenover een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening worden gehouden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van de verzoeker is niet doorslaggevend. Aan de hand van deze maatstaf zal de rechtbank het verzoek beoordelen.
2.3.
De rechtbank overweegt dat uit het wrakingsverzoek van verzoeker niet blijkt waarom verzoeker van mening is dat de rechter zich partijdig of vooringenomen zou hebben getoond. Verzoeker is niet ter zitting verschenen om zijn standpunt nader toe te lichten.
2.4.
De rechtbank is van oordeel dat de enkele, niet nader onderbouwde stelling onvoldoende aanleiding vormt om te concluderen dat mr. Visser zich vooringenomen of partijdig heeft getoond of dat bij verzoeker de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor heeft kunnen doen ontstaan. Nu de rechtbank ook overigens niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de rechterlijke onpartijdigheid schade zouden kunnen doen lijden, moet de conclusie zijn dat het onderhavige verzoek tot wraking dient te worden afgewezen.

3.De beslissing

De rechtbank Noord-Nederland:
3.1.
wijst het verzoek tot wraking van mr. Visser af,
3.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak (met zaaknummer Awb 14/3040) wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking,
3.3.
beveelt de onmiddellijke mededeling van deze beslissing aan verzoeker, waarbij een afschrift van deze beslissing aan zijn gemachtigde mr. M.G.J. Smit zal worden toegezonden,
mr. E.M. Visser en het college van burgemeester en wethouders van Groningen.
Deze beslissing is gegeven door mr. A. Fokkema, voorzitter, en mrs. H.L. Stuiver en
S.M. Schothorst, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. Veenstra als griffier en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2014.
griffier voorzitter