In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 30 juli 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van de kinderbijdrage. De man, die eerder een bijdrage van € 184,00 per kind per maand betaalde, verzocht om deze bijdrage per 1 januari 2014 op nihil te stellen. Hij stelde dat zijn arbeidsovereenkomst per 1 november 2013 was beëindigd, waardoor zijn inkomen drastisch was gedaald. De man betoogde dat hij niet verwijtbaar werkloos was geworden en onderbouwde dit met diverse documenten, waaronder een verklaring van zijn voormalige werkgever en een verslag van de bedrijfsarts.
De vrouw betwistte de stellingen van de man en stelde dat hij onvoldoende had aangetoond dat zijn werkloosheid niet verwijtbaar was. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden, maar dat het inkomensverlies van de man verwijtbaar was. De rechtbank concludeerde dat de man zich had moeten onthouden van gedragingen die hebben geleid tot zijn ontslag, en dat hij zijn onderhoudsverplichting ten opzichte van de kinderen niet had nagekomen.
De rechtbank berekende de fictieve draagkracht van de man op basis van zijn oude inkomen van € 52.300,00 per jaar, maar hield rekening met zijn werkelijke inkomen en de lasten die hij had. Uiteindelijk werd de kinderbijdrage vastgesteld op € 53,00 per kind per maand, met ingang van 1 januari 2014. De rechtbank wees het meer of anders verzochte af en benadrukte dat de man zijn volledige vrije ruimte moest aanwenden voor de kosten van de kinderen. De beschikking is gegeven te Leeuwarden en kan binnen drie maanden in hoger beroep worden aangevochten.