ECLI:NL:RBNNE:2014:3761

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 juli 2014
Publicatiedatum
31 juli 2014
Zaaknummer
18.930075-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in ontuchtzaak met minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 31 juli 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De tenlastelegging betrof een incident op 4 maart 2014, waarbij de verdachte, terwijl hij in de voortuin van het meisje zat, zijn handen op de billen van het meisje plaatste. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. H.W. Knottenbelt, heeft tijdens de zitting verklaard dat hij niet bewust zijn handen op de billen van het meisje heeft geplaatst en dat hij geen verkeerde bedoelingen had. De officier van justitie, mr. A.M. de Vries, heeft geconcludeerd dat de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen kon worden en heeft vrijspraak gevorderd.

De rechtbank heeft, na het horen van de verklaringen en het bestuderen van de rapportages, geoordeeld dat de gedragingen van de verdachte niet zonder meer als ontuchtig kunnen worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die 67 jaar oud is en een blanco strafblad heeft, geen pedoseksuele problematiek vertoont. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de verdachte ernstige gevolgen heeft ondervonden van de beschuldigingen, waaronder vernielingen aan zijn woning en een periode van spanning door de strafzaak.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is voor de ontuchtige handelingen zoals tenlastegelegd en heeft de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. P.J. van Steen als een van de rechters die niet in staat was om het vonnis binnen de wettelijke termijn mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18.930075-14
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 31 juli 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 29 juli 2014.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. H.W. Knottenbelt, advocaat te Assen.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat hij
hij op of omstreeks 04 maart 2014, te Assen, met [minderjarige] (geboren op [geboortedatum]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het plaatsen van zijn handen op de billen van die [minderjarige];

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. A.M. de Vries acht hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd niet wettig en overtuigend bewezen. Zij vordert dat de rechtbank de verdachte voor dit feit zal vrijspreken.

Vrijspraak

De verdachte dient van het hem tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit net als de officier van justitie en de raadsman van de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van de verdachte van oordeel dat het ontuchtig karakter van de door de verdachte gebezigde handelingen ontbreekt. Bij ontucht gaat het om handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm.
In het onderhavige geval bracht verdachte een brief en een welkomstgeschenk rond van een vereniging waarvan het betreffende 6-jarige meisje lid was geworden. Haar moeder was op dat moment niet thuis. Volgens het meisje was moeder boodschappen aan het doen, waarop verdachte besloot op de terugkomst van de moeder te wachten. Verdachte is in de voortuin, voor een ieder op straat zichtbaar, aan een picknicktafel gaan zitten en heeft desgevraagd een passerende dame hetzelfde verhaal gedaan. Deze dame blijkt een vriendin van aangeefster te zijn. Verdachte vertelt aan het meisje dat hij een cadeautje voor haar komt brengen. Het meisje, dat dicht bij verdachte, tussen zijn benen, staat, vraagt wat het is en verdachte maakt er een raadseltje van. Verdachte fluistert de beginletter van het cadeautje in het oor van het meisje waarbij verdachte zijn handen om haar heen slaat ter hoogte van haar billen.
Moeder, door haar vriendin geïnformeerd over de aanwezigheid van verdachte in haar voortuin, komt thuis en ziet dat verdachte aan de picknicktafel zit met zijn handen op de billen van haar dochter. Moeder schrikt; zij vermoedt het ergste en belt de politie. Verdachte wacht de komst van de politie af.
Verdachte zegt niet te weten waar hij precies zijn handen heeft gehad, maar dat hij dat niet bewust heeft gedaan en daarbij geenszins verkeerde bedoelingen had.
Met de officier van justitie en de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen van verdachte niet zonder meer als ontuchtig zijn te bestempelen en zich zeer wel laten verklaren door hetgeen verdachte daarover vertelt. Van een ontuchtig karakter is de rechtbank dan ook niet gebleken, nog daargelaten de vraag of het enkele plaatsen van de handen ter hoogte van de billen van het meisje moet worden aangemerkt als handelingen van seksuele aard.
De rechtbank neemt daarbij tevens is aanmerking dat uit de over hem uitgebrachte rapportage blijkt dat er bij verdachte, die 67 jaar oud is en een blanco strafblad heeft, geen sprake is van pedoseksuele problematiek.
De rechtbank constateert dat vervolgens personen en instanties zijn gaan handelen zonder dat precies duidelijk is geworden wat er zich heeft afgespeeld. Verdachte heeft hiervan ernstige consequenties ondervonden; zo werd bij hem onder meer een steen door de ruit gegooid en werden er eieren tegen de ramen gegooid. Bovendien heeft de verdachte een aantal maanden in spanning moeten leven vanwege de onderhavige strafzaak.
Naar het oordeel van de rechtbank wordt een en ander geenszins gerechtvaardigd door hetgeen gebeurd is op 4 maart 2014.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.M. Oostdam, voorzitter, mr. E. Läkamp en
mr. P.J. van Steen, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 31 juli 2014, zijnde mr. P.J. van Steen buiten staat dit vonnis binnen de daartoe door de wet gestelde termijn mede te onderteken.