Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
vonnis van de kantonrechter ex art. 254 lid 4 Rv d.d. 4 juli 2014
[eiseres],
Procesverloop
Motivering
De feiten
€ 400,00(2 punten x tarief € 200,00)
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 4 juli 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiseres en een besloten vennootschap. De eiseres, die sinds 4 oktober 2010 als secretaresse bij de gedaagde vennootschap in dienst was, was sinds 19 september 2013 arbeidsongeschikt. De gedaagde had op 9 januari 2014 toestemming gevraagd aan het UWV om de arbeidsovereenkomst te beëindigen op basis van bedrijfseconomische omstandigheden. Het UWV verleende deze toestemming op 6 februari 2014, waarna de gedaagde op 10 februari 2014 de arbeidsovereenkomst per 1 april 2014 opzegde. De eiseres heeft echter de nietigheid van het ontslag ingeroepen, omdat zij zich beroept op het opzegverbod tijdens ziekte, zoals vastgelegd in artikel 7:670 BW.
De eiseres vorderde in het kort geding betaling van 70% van haar maandloon, aangevuld tot het wettelijk minimumloon, vanaf 1 april 2014. De gedaagde voerde aan dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig was beëindigd, omdat de werkzaamheden van het secretariaat waren opgeheven. De kantonrechter oordeelde dat de eiseres voldoende spoedeisend belang had aangetoond en dat het opzegverbod van toepassing was, omdat de werkzaamheden van de onderneming niet volledig waren beëindigd. De kantonrechter concludeerde dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet was geëindigd en dat de loonvordering van de eiseres toewijsbaar was.
De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het loon, de wettelijke verhoging, de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk moet voldoen aan de betalingsverplichtingen, ondanks mogelijke hoger beroep.