ECLI:NL:RBNNE:2014:3657
Rechtbank Noord-Nederland
- Prejudicieel verzoek
- Rechtspraak.nl
Prejudiciële vraag over huurprijs boedelschuld bij faillissement
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 8 juli 2014 een prejudiciële vraag aan de Hoge Raad gesteld met betrekking tot de huurprijs boedelschuld in het kader van faillissement. De zaak betreft de besloten vennootschap DOKA NEDERLAND B.V., eiseres in conventie, en MR. M.D. KALMIJN, curator in het faillissement van BETON- EN AANNEMERSBEDRIJF VEENSTRA B.V., gedaagde in conventie. De vraag die aan de Hoge Raad is voorgelegd, betreft de interpretatie van artikel 39 van de Faillissementswet (Fw), waarin is bepaald dat de huurprijs vanaf de dag van faillietverklaring als boedelschuld wordt aangemerkt. De centrale vraag is of deze bepaling ook van toepassing is op de huur van roerende zaken.
De procedure begon met een tussenvonnis op 13 mei 2014, waarin de kantonrechter zijn voornemen om de prejudiciële vraag te stellen aankondigde. Beide partijen hebben in hun akten aangegeven dat zij instemmen met het voornemen om deze vraag aan de Hoge Raad voor te leggen. De kantonrechter heeft vervolgens besloten om de Hoge Raad te verzoeken om een prejudiciële beslissing te geven over de rechtsvraag die in het tussenvonnis is geformuleerd.
De kantonrechter heeft in zijn beslissing aangegeven dat verdere beslissingen zullen worden aangehouden in afwachting van de prejudiciële beslissing van de Hoge Raad. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting en de griffier is opgedragen om afschriften van het vonnis en andere relevante stukken naar de Hoge Raad te zenden.