ECLI:NL:RBNNE:2014:3657

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 juli 2014
Publicatiedatum
24 juli 2014
Zaaknummer
2273398 \ CV EXPL 13-6204
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Prejudicieel verzoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Prejudiciële vraag over huurprijs boedelschuld bij faillissement

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 8 juli 2014 een prejudiciële vraag aan de Hoge Raad gesteld met betrekking tot de huurprijs boedelschuld in het kader van faillissement. De zaak betreft de besloten vennootschap DOKA NEDERLAND B.V., eiseres in conventie, en MR. M.D. KALMIJN, curator in het faillissement van BETON- EN AANNEMERSBEDRIJF VEENSTRA B.V., gedaagde in conventie. De vraag die aan de Hoge Raad is voorgelegd, betreft de interpretatie van artikel 39 van de Faillissementswet (Fw), waarin is bepaald dat de huurprijs vanaf de dag van faillietverklaring als boedelschuld wordt aangemerkt. De centrale vraag is of deze bepaling ook van toepassing is op de huur van roerende zaken.

De procedure begon met een tussenvonnis op 13 mei 2014, waarin de kantonrechter zijn voornemen om de prejudiciële vraag te stellen aankondigde. Beide partijen hebben in hun akten aangegeven dat zij instemmen met het voornemen om deze vraag aan de Hoge Raad voor te leggen. De kantonrechter heeft vervolgens besloten om de Hoge Raad te verzoeken om een prejudiciële beslissing te geven over de rechtsvraag die in het tussenvonnis is geformuleerd.

De kantonrechter heeft in zijn beslissing aangegeven dat verdere beslissingen zullen worden aangehouden in afwachting van de prejudiciële beslissing van de Hoge Raad. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting en de griffier is opgedragen om afschriften van het vonnis en andere relevante stukken naar de Hoge Raad te zenden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 2273398 \ CV EXPL 13-6204
vonnis van de kantonrechter d.d. 8 juli 2014
inzake
de besloten vennootschap
DOKA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Oss,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. M. Hoogenboom, advocaat te Rotterdam,
tegen
MR. M.D. KALMIJN,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap
BETON- EN AANNEMERSBEDRIJF VEENSTRA B.V.,
kantoorhoudende te Leeuwarden,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. I.J. Woltman, advocaat te Leeuwarden.
Partijen zullen hierna "Doka" en "de curator" worden genoemd.

Procesverloop

1.1. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 mei 2014
- de akte van Doka
- de akte van de curator.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

Motivering

De verdere beoordeling van het geschil in conventie2.1. De inhoud van voornoemd tussenvonnis dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
2.2. In meergenoemd tussenvonnis heeft de kantonrechter overwogen dat hij voornemens is om de Hoge Raad op de voet van artikel 392 Rv e.v. de volgende prejudiciële vraag te stellen:
"In artikel 39 Fw, laatste volzin, is bepaald dat van de dag der faillietverklaring af de huurprijs boedelschuld is. Geldt deze bepaling ook ten aanzien van de huur van roerende zaken (als de onderhavige)?"
2.3. Partijen zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld om zich bij akte uit te laten over het voornemen om genoemde prejudiciële vraag te stellen alsmede over de inhoud van deze rechtsvraag.
2.4. Beide partijen hebben in de door hen genomen akte aangegeven dat zij zich kunnen verenigen met het voornemen om voornoemde rechtsvraag aan de Hoge Raad voor te leggen en dat zij geen opmerkingen hebben over de door de kantonrechter voorgestelde rechtsvraag.
2.5. Gelet op het vorenstaande zal de kantonrechter de Hoge Raad verzoeken om bij wijze van prejudiciële beslissing de sub r.o. 2.2. omschreven rechtsvraag te beantwoorden.
2.6. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden, in afwachting van een prejudiciële beslissing van de Hoge Raad.

Beslissing

De kantonrechter:
in conventie
verzoekt de Hoge Raad om bij wijze van prejudiciële beslissing de onder 2.2. omschreven rechtsvraag te beantwoorden;
bepaalt dat de griffier onverwijld een afschrift van dit vonnis zendt aan de civiele griffie van de Hoge Raad, Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage;
bepaalt dat de griffier afschriften van de andere op de procedure betrekking hebbende stukken op diens verzoek aan de griffier van de Hoge Raad zendt;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. S.B. van Baalen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 juli 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 744