In deze zaak vorderde Agis Zorgverzekeringen N.V. betaling van een bedrag van € 48.931,06 van [A] en [B], die als wettelijk vertegenwoordigster van haar minderjarige dochter [A] een persoonsgebonden budget (PGB) had aangevraagd. De rechtbank Noord-Nederland oordeelde dat de toekenningsbeschikking van 12 mei 2010, waarin werd vermeld dat een bedrag van € 59.308,66 werd teruggevorderd, onherroepelijk was geworden omdat [A] c.s. geen bezwaar had gemaakt. De rechtbank stelde vast dat [A] c.s. geen verantwoording had afgelegd over de besteding van de PGB-gelden en dat de terugbetalingsplicht vaststond. De rechtbank verwierp het verweer van [A] c.s. dat Agis Zorgverzekeringen niet had aangetoond dat het bedrag aan hen was uitgekeerd, en oordeelde dat het volledige bedrag door [B] was ontvangen. De rechtbank wees de vordering van Agis Zorgverzekeringen toe en veroordeelde [A] c.s. tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een beroep op rechtsverwerking rechtvaardigden, en dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten niet voor vergoeding in aanmerking kwamen.