ECLI:NL:RBNNE:2014:3624

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 juli 2014
Publicatiedatum
21 juli 2014
Zaaknummer
C-17-129164 - HA ZA 13-252
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van persoonsgebonden budget door zorgverzekeraar

In deze zaak vorderde Agis Zorgverzekeringen N.V. betaling van een bedrag van € 48.931,06 van [A] en [B], die als wettelijk vertegenwoordigster van haar minderjarige dochter [A] een persoonsgebonden budget (PGB) had aangevraagd. De rechtbank Noord-Nederland oordeelde dat de toekenningsbeschikking van 12 mei 2010, waarin werd vermeld dat een bedrag van € 59.308,66 werd teruggevorderd, onherroepelijk was geworden omdat [A] c.s. geen bezwaar had gemaakt. De rechtbank stelde vast dat [A] c.s. geen verantwoording had afgelegd over de besteding van de PGB-gelden en dat de terugbetalingsplicht vaststond. De rechtbank verwierp het verweer van [A] c.s. dat Agis Zorgverzekeringen niet had aangetoond dat het bedrag aan hen was uitgekeerd, en oordeelde dat het volledige bedrag door [B] was ontvangen. De rechtbank wees de vordering van Agis Zorgverzekeringen toe en veroordeelde [A] c.s. tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een beroep op rechtsverwerking rechtvaardigden, en dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten niet voor vergoeding in aanmerking kwamen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/129164 / HA ZA 13-252
Vonnis van 16 juli 2014
in de zaak van
de naamloze vennootschap
AGIS ZORGVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Amersfoort,
eiseres,
advocaat mr. S. Bosma te [woonplaats],
tegen

1.[A],

wonende te [woonplaats],
2.
[B],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. B.E. Dijkstra te [woonplaats].
Partijen zullen hierna Agis Zorgverzekeringen en [A] c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het mondelinge tussenvonnis van 20 november 2013
  • de akte uitlating van beide partijen na de niet gehouden comparitie
  • de antwoordakte van [A] c.s.
  • de antwoordakte van Agis Zorgverzekeringen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[B] heeft als wettelijk vertegenwoordigster van haar destijds minderjarige dochter [A], geboren op [geboortedatum], een aanvraag ingediend voor toekenning van een persoonsgebonden budget (hierna te noemen PGB).
2.2.
Op 16 februari 2010 is bij toekenningsbeschikking (met terugwerkende kracht) een PGB toegekend over de periode 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 onder oplegging van de verplichting om binnen 6 weken na het einde van een verantwoordingsperiode verantwoording over de besteding van het PGB af te leggen. In de toekenningsbeschikking staat voor zover relevant vermeld:
"Het toegekende PGB wordt in voorschotten uitbetaald op bank- of girorekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [B] te [woonplaats]
6.Verantwoording
(…)
Als deze beschikking wordt afgegeven voor een periode die al is afgerond dan dient u verantwoordingsformulieren binnen 6 weken na dagtekening van deze beschikking in te sturen.
Als u geen kosten voor zorg verantwoordt, dan vervalt ook het recht op het verantwoordingsvrije bedrag. Het totale budget over de betreffende budgetperiode wordt dan teruggevorderd."
2.3.
Op een door [A] c.s. in het geding gebracht afschrift van 07-04-2009 van de Fortisbank (Nederland) N.V. met betrekking tot rekeningnummer [rekeningnummer] staat voor zover relevant vermeld:
"24-03 CB+ AGIS ZORGVERZ € 14.630,55
27-03 CB+ AGIS ZORGVERZ € 4.876,85"
2.4.
Bij definitieve toekenningsbeschikking van 12 mei 2010 is het toegekende PGB, het verantwoordingsvrije bedrag, het verantwoord bedrag en het verschuldigd bedrag opgesomd. In voornoemde beschikking staat vermeld dat geen verantwoording is afgelegd en dat door Agis Zorgverzekeringen een bedrag van € 59.308,66 wordt teruggevorderd. Agis Zorgverzekeringen heeft in voornoemde beschikking aangegeven dat binnen 6 weken na dagtekening bezwaar kan worden gemaakt tegen voornoemde beschikking. [A] c.s. heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
2.5.
Agis Zorgverzekeringen heeft op 26 januari 2011, 11 februari 2011 en 14 februari 2011 betaling gevorderd van [A] van een hoofdsom van € 48.931,06 te vermeerderen met rente en kosten. Op 15 mei 2013, 24 mei 2013 en 6 juni 2013 is [B] vervolgens gesommeerd om tot betaling over te gaan van voornoemd bedrag.

3.Het geschil

3.1.
Agis Zorgverzekeringen vordert samengevat - [A] c.s. bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen tot betaling van in totaal € 52.470,04, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[A] c.s. voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Agis Zorgverzekering legt -samengevat- de volgende stellingen aan haar vordering ten grondslag. In de beschikking van 16 februari 2010 waarbij een PGB is toegekend aan [A] is vermeld dat [A] c.s. gehouden is om binnen 6 weken na het einde van een verantwoordingsperiode verantwoording af te leggen over de besteding van de PGB gelden die tot een bedrag van € 48.931,06 bij wijze van voorschot zijn verstrekt. [A] c.s. heeft geen verantwoording afgelegd. [A] c.s. heeft ook geen bezwaar gemaakt tegen de definitieve toekenningsbeschikking van 12 mei 2010 waarin is vermeld dat een bedrag van € 59.308,66 wordt teruggevorderd uit hoofde van onverschuldigde betaling. Voornoemde beschikking is onherroepelijk geworden zodat de terugbetalingsplicht van [A] c.s. vaststaat. Nu [B] het PGB heeft aangevraagd ten behoeve van haar destijds minderjarige dochter en de bedragen op het door [B] c.s. opgegeven rekeningnummer [rekeningnummer] zijn overgemaakt, hetgeen ook blijkt uit productie 4 (de rechtbank leest: productie 5), is ook zij als contractspartij gehouden tot terugbetaling van voornoemd bedrag. Ook [A] is als budgethouder en contractspartij gehouden tot terugbetaling, aldus nog steeds Agis Zorgverzekeringen.
4.2.
[A] c.s. verweert zich -samengevat- als volgt. Agis Zorgverzekeringen heeft haar stelling dat [A] c.s. een bedrag aan hoofdsom van € 48.931,06 verschuldigd is niet voldoende onderbouwd, nu zij niet heeft aangetoond dat dit bedrag daadwerkelijk aan [A] c.s. is uitgekeerd. [A] was op het moment van de betalingen niet op de hoogte van het PGB en zij heeft de gelden ook niet voorhanden gehad. De bedragen zijn op grond van de toekenningsbeschikkingen aan [B] voldaan. Uit de producties blijkt dat [A] in februari 2011 voor het laatst is aangemaand en dat [B] niet eerder dan op 15 mei 2013 heeft gesommeerd om tot betaling van een bedrag van € 52.470,04 over te gaan. De positie van [A] c.s. wordt onredelijk benadeeld door nu nog betaling te vorderen. Er is dan ook sprake van rechtsverwerking, aldus [A] c.s. Tot slot stelt [A] c.s. dat [A] vanaf oktober 2008 in een tweetal crisisinstellingen verbleef en dat de nota's ten bedrage van € 13.215,52, die zijn voldaan, in mindering dienen te worden gebracht op het te betalen bedrag.
4.3.
De rechtbank oordeelt als volgt. De definitieve toekenningsbeschikking van 12 mei 2010 waarin is aangegeven dat in totaal een bedrag van € 59.308,66 wordt teruggevorderd is een beschikking van een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Tegen een beschikking in de zin van artikel 1:3 Awb staat een bestuursrechtelijke rechtsgang open, hetgeen ook blijkt uit de begeleidende tekst in voornoemde beschikking. Vaststaat dat deze bestuursrechtelijke rechtsgang niet is benut. Voornoemde beschikking is daarmee onherroepelijk geworden en de beschikking heeft formele rechtskracht gekregen. In de jurisprudentie is namelijk uitgemaakt dat wanneer tegen een beschikking een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang heeft opengestaan, de burgerlijke rechter, in geval de geldigheid van de beschikking in het voor hem gevoerde geding in geschil is, ervan uit dient te gaan dat die beschikking zowel wat haar wijze van tot stand komen als wat haar inhoud betreft in overeenstemming is met de desbetreffende wettelijke voorschriften en algemene rechtsbeginselen. De aan dit beginsel gebonden bezwaren kunnen door bijkomende omstandigheden zo klemmend worden dat hierop, gezien de bijzonderheden van het gegeven geval een uitzondering moet worden gemaakt. Van dergelijke omstandigheden is de rechtbank niet gebleken. De stelling van [A] c.s. dat vanaf 2008 daadwerkelijk kosten zijn gemaakt tot een bedrag van € 13.215,52 en de stelling dat [A] c.s. onvoldoende financiële draagkracht heeft is in ieder geval niet voldoende om een beroep op afwijking van het beginsel van de formele rechtskracht te rechtvaardigen.
4.4. De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van [A] c.s. dat Agis Zorgverzekeringen niet heeft aangetoond dat het bedrag van € 48.931,06 aan [B] is uitgekeerd. Dat daadwerkelijk bedragen zijn overgemaakt blijkt uit het door [A] c.s. overgelegde afschrift van 07-04-2009 van de Fortisbank (Nederland) N.V. Voor zover het verweer van [A] c.s. aldus dient te worden begrepen dat zij niet het volledige bedrag aan voorschotten heeft ontvangen lag het op haar weg om ook de overige bankafschriften in het geding te brengen. Nu zij dit heeft nagelaten gaat de rechtbank aan dit verweer voorbij. De rechtbank neemt op grond van het voorgaande als vaststaand aan dat het volledige door Agis Zorgverzekeringen teruggevorderde bedrag door [B] c.s. is ontvangen.
4.5.
De rechtbank oordeelt voorts als volgt. Nu de eerder genoemde definitieve toekenningsbeschikking van 12 mei 2010 zich richt tot [A] is zij -als budgethouder- gehouden de door Agis Verzekeringen gevorderde hoofdsom te voldoen. Ook [B] is hier naar het oordeel van de rechtbank toe gehouden. [B] heeft -als wettelijk vertegenwoordigster- het PGB aangevraagd. Op grond van deze aanvraag heeft Agis Zorgverzekering voorschotten beschikbaar gesteld en deze voorschotten zijn op de rekening van [B] gestort. [B] heeft vervolgens niet de vereiste verantwoording afgelegd. Ook heeft [B] nagelaten bezwaar te maken tegen de definitieve toekenningsbeschikking van 12 mei 2010. De rechtbank is van oordeel dat dit nalaten meebrengt dat [B] de onherroepelijk geworden beschikking tegen zich moeten laten gelden. De door Agis Zorgverzekering verstrekte voorschotten zijn dan ook onverschuldigd aan [B] voldaan.
4.6.
Het door [A] c.s. gedane beroep op rechtsverwerking wordt verworpen. Dat -ondanks de diverse aanmaningen- mogelijk sprake is van enig tijdsverloop is blijkens gangbare jurisprudentie onvoldoende. Nu bijzondere bijkomende omstandigheden niet gesteld zijn, noch gebleken, die een beroep op rechtsverwerking rechtvaardigen, gaat de rechtbank hieraan voorbij.
4.7.
Met betrekking tot de gevorderde buitengerechtelijke kosten oordeelt de rechtbank als volgt. Per 1 juli 2012 zijn de Wet normering van de vergoeding voor kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte (hierna: de Wet normering buitengerechtelijke kosten) en het bijbehorende Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) in werking getreden. Vaststaat dat voornoemde wet niet op de incassokosten met betrekking tot [A] van toepassing is, nu zij al bij brief in 2011 in gebreke is gesteld en in verzuim is komen te verkeren. Ten aanzien van deze incassokosten is gesteld noch gebleken dat kosten zijn gemaakt anders dan ter voorbereiding en instructie van de zaak. Deze komen dan ook niet voor vergoeding in aanmerking. Ten aanzien van de incassokosten met betrekking tot [B] is niet in geschil dat [B] niet eerder dan in 2013 in gebreke is gesteld en in verzuim is komen te verkeren. Ten aanzien van deze incassokosten is de huidige regelgeving van toepassing. De ingebrekestelling (van 15 mei 2013) voldoet echter niet aan de eisen zoals die in lid 6 van artikel 6:96 BW zijn gesteld. Zulks brengt mee dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten ten aanzien van beide gedaagden dient te worden afgewezen.
4.8.
De rechtbank komt tot de slotsom dat het gevorderde bedrag van € 48.931,06 volledig toewijsbaar is. Ook is toewijsbaar de gevorderde wettelijke rente tot 12 juni 2013 ten bedrage van € 1.723,98, nu de hoogte daarvan niet is betwist.
4.9.
[A] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Agis Zorgverzekeringen worden vastgesteld op:
- dagvaarding € 193,52
- griffierecht 1.836,00
- salaris advocaat
1.788,00(1,0 punt × tarief € 894,00)
Totaal € 3.817,52

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [A] c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan Agis Zorgverzekeringen te betalen een bedrag van € 48.931,06 (achtenveertig duizendnegenhonderdéénendertig euro en zes eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van 12 juni 2013 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [A] c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan Agis Zorgverzekeringen te betalen een bedrag van € 1.723,98,
5.3.
veroordeelt [A] c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van Agis Zorgverzekeringen tot op heden vastgesteld op € 3.817,52,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Werkema en in het openbaar uitgesproken door de rolrechter op 16 juli 2014. [1]

Voetnoten

1.type: 485