ECLI:NL:RBNNE:2014:3427

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 juli 2014
Publicatiedatum
11 juli 2014
Zaaknummer
K L 2830497 - CV EXPL 14-2124 (E)
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over betalingsverplichtingen en ontbinding huurovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Nederland werd behandeld, betreft het een huurgeschil tussen de besloten vennootschap CAFÉ RESTAURANT DE HAVEN B.V. (hierna: De Haven) en de eiser, een verhuurder van een horecapand. De Haven huurt sinds 1 november 2012 een horecapand van de eiser voor een maandelijkse huurprijs van € 2.350. In 2013 kon De Haven de huur niet volledig betalen, wat leidde tot nadere afspraken, vastgelegd in een brief van 1 mei 2013, waarin werd overeengekomen dat De Haven in 2013 slechts de helft van de huur zou betalen en de andere helft in 2014. Echter, De Haven heeft in 2013 en 2014 telkens niet meer dan de helft van de huur betaald, en het restant over 2013 is niet voldaan.

De eiser stelt dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming van De Haven, wat zou moeten leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst. De Haven daarentegen betwist dit en stelt dat de huurprijs te hoog is en dat de eiser tekort is geschoten in zijn onderhoudsverplichtingen, met name met betrekking tot verwarming en warm water. De kantonrechter oordeelt dat het feit dat De Haven in 2013 slechts de helft van de huur heeft betaald, in overeenstemming is met de gemaakte afspraken en dus niet als een tekortkoming kan worden beschouwd. De Haven heeft ook in 2014 niet meer dan de helft van de huur betaald, maar dit kan niet als tekortkoming worden aangemerkt, omdat hierover nog geen nieuwe afspraken zijn gemaakt.

De kantonrechter concludeert dat de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst niet kan worden toegewezen, omdat de tekortkoming ten tijde van de dagvaarding minder dan drie maanden betrof. De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van de achterstallige huur over 2014 toe, maar wijst de overige vorderingen af. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 15 juli 2014 door mr. J.E. Biesma, kantonrechter.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 2830497 \ CV EXPL 14-2124

vonnis van de kantonrechter d.d. 15 juli 2014

inzake

[eiser],

wonende te [woonplaats],
eiser, verder te noemen [eiser],
gemachtigde: Reinders en Partners Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen

de besloten vennootschap CAFÉ RESTAURANT DE HAVEN B.V.,

gevestigd te Drachten,
gedaagde, verder te noemen De Haven.
procederende in persoon.

Procesverloop

1.
Ingevolge het tussenvonnis van 1 april 2014 is op 3 juni 2014 een comparitie gehouden. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt. Vervolgens is wederom vonnis bepaald op de stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.

Motivering

2.
De kantonrechter neemt hier over hetgeen hij heeft overwogen en beslist bij voormeld tussenvonnis.
De verdere beoordeling van het geschil
3.1.
De Haven huurt sinds 1 november 2012 een horecapand c.a. aan [adres] te [plaats] van [eiser], tegen een maandelijkse huurprijs van thans € 2.350,-- per maand. Daarnaast was De Haven een overnamesom verschuldigd aan [eiser].
In 2013 was het voor De Haven niet mogelijk de overeengekomen huur te voldoen, hetgeen heeft geleid tot nadere afspraken, vastgelegd in een brief van 1 mei 2013. De nadere afspraken hielden onder meer in dat De Haven in 2013 slechts de helft van de maandelijkse huur diende te betalen, en dat de andere helft in 2014 betaald zou worden.
De Haven heeft in 2013 en 2014 telkens niet meer dan de helft van de maandelijkse huur betaald. Het restant over 2013 is niet betaald.
3.2.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat er aldus sprake is van een toerekenbare tekortkoming, die moet leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst. De Haven stelt daar tegenover dat de overeengekomen huur veel te hoog is en dat [eiser] is tekortgeschoten in zijn onderhoudsverplichtingen, meer in het bijzonder ten aanzien van de verwarming en het warme water.
3.3.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
Het feit dat De Haven in 2013 slechts de helft van de huur heeft betaald is overeenkomstig de nadere tussen partijen gemaakte afspraak en kan als zodanig dan ook niet als een tekortkoming van De Haven worden beschouwd. Het feit dat de andere helft van de huur nog niet is betaald vormt evenmin een tekortkoming, nu hieromtrent in 2014 nog nadere afpraken gemaakt zouden worden. Dat deze inmiddels zijn gemaakt is niet gebleken, zodat ook niet geoordeeld kan worden dat De Haven nalatig is in het betalen van deze andere helft.
Dat De Haven ook in 2014 (voorlopig) kon volstaan met het betalen van de helft van de huur volgt niet uit de tussen partijen gemaakte afspraken – die enkel zagen op 2013. Wat dat aangaat is er sprake van een tekortkoming. Deze betreft echter ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding minder dan drie maanden, zodat daarin onvoldoende reden is de gevorderde ontbinding toe te wijzen.
Hetgeen De Haven heeft gesteld omtrent de tekortkomingen aan het gehuurde doet hier niet aan toe of af. De Haven heeft zelf verzuimd tevoren onderzoek te doen naar de juistheid van het overnamebedrag en de kansen in de markt. Een tegenvallende omzet dient dan ook in de eerste plaats voor haar rekening te komen.
Een niet goed functionerende verwarming is, zo is de kantonrechter met De Haven van mening, funest voor een horeca-onderneming, maar niet gebleken is dat dit aspect de oorzaak is van financieel onvermogen, dan wel dat De Haven hierin reden heeft gezien de helft van de huur onbetaald te laten. Evenmin is er een beroep gedaan op schuldeisersverzuim waardoor [eiser] geen aanspraak kon maken op nakoming.
3.4.
Het voorgaande brengt mee dat slechts de vordering tot betaling van de achterstallige huur over 2014, ten tijde van de dagvaarding een bedrag van € 2.350,--, kan worden toegewezen. Uiteraard staat dit niet in de weg aan de verplichting van de Haven om de maandelijkse huur ad € 2.350,-- te (blijven) voldoen. De overige vorderingen moeten worden afgewezen. De incassowerkzaamheden hadden betrekking op een (goeddeels) niet-bestaande vordering zodat deze niet voor vergoeding in aanmerking komen.
3.5.
Gelet op de uitkomst van de procedure zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

Beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt De Haven tot betaling aan [eiser] van een bedrag groot € 2.350,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 februari 2014, zijnde de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde;
compenseert de kosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
Aldus gewezen door mr. J.E. Biesma, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 juli 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 326