ECLI:NL:RBNNE:2014:3306

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 juli 2014
Publicatiedatum
8 juli 2014
Zaaknummer
18.950004-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op snackbar en woninginbraken in Emmen

Op 8 juli 2014 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewapende overval op een snackbar en meerdere woninginbraken in Emmen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 17 november 2013 samen met een mededader een snackbar heeft overvallen, waarbij hij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gebruikt om de medewerker te bedreigen. De verdachte heeft de medewerker gedwongen op de grond te gaan liggen en de kassalade te openen, wat leidde tot een diefstal van een geldbedrag en een kassalade. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij meerdere diefstallen van motorbrandstof en een woninginbraak, waarbij hij samen met anderen sieraden, laptops en andere goederen heeft gestolen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een voorwaardelijke straf met reclasseringstoezicht op te leggen, ondanks de erkenning dat de verdachte hulp en begeleiding nodig heeft. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor de schade die door zijn strafbare feiten is veroorzaakt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Assen
Parketnummers: 18.950004-14 en 18.920033-14
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 8 juli 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in P.I. Overijssel, Huis van Bewaring Karelskamp,
Bornsestraat 333 te Almelo.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 24 juni 2014.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. J.H.S. Kroeze, advocaat te Hoogeveen.

Tenlasteleggingen

De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gevoegde zaken bij dagvaardingen tenlastegelegd, dat:
t.a.v. de bij nadere omschrijving tenlastelegging ex artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering in de zaak met parketnummer 18.950004-14:
hij op of omstreeks 17 november 2013 te Emmen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (in/uit de snackbar "[naam]" aan de [adres]) een geldbedrag en/of een kassalade, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of diens mededader(s)
- op dreigende wijze een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, heeft gericht op, althans getoond aan, die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
en/of
- ( daarbij) de volgende woorden, althans woorden van gelijke dreigende aard
en/of strekking tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gezegd en/of geroepen
"Op de grond, op de grond!" en/of " Ga liggen!" en/of " Geld!" en/of
"Kassalade openmaken!".

t.a.v. parketnummer 18.920033-14:

1.
hij op of omstreeks 23 augustus 2013 in de gemeente Emmen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit de brandstofvoorraad van na te noemen rechthebbende(n) heeft weggenomen een hoeveelheid motorbrandstof, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 23 augustus 2013 in de gemeente Emmen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een hoeveelheid motorbrandstof, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke motorbrandstof verdachte en/of zijn mededader(s) bij een brandstofpompinstallatie van die [benadeelde 2] had(den) getankt onder gehoudenheid daarvoor te betalen en welke motorbrandstof verdachte en/of zijn mededader(s) aldus, in elk geval anders dan door misdrijf, onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij op of omstreeks 3 september 2013 in de gemeente Emmen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit de brandstofvoorraad van na te noemen rechthebbende(n) heeft weggenomen een hoeveelheid motorbrandstof, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 3 september 2013 in de gemeente Emmen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een hoeveelheid motorbrandstof, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke motorbrandstof verdachte en/of zijn mededader(s) bij een brandstofpompinstallatie van die [benadeelde 3] had(den) getankt onder gehoudenheid daarvoor te betalen en welke motorbrandstof verdachte en/of zijn mededader(s) aldus, in elk geval anders dan door misdrijf, onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
hij op of omstreeks 15 september 2013 te en in de gemeente Emmen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan/nabij de [adres] heeft weggenomen sieraden, een of meer laptop(s), een I-Pad, geld, een hoofdtelefoon en/of een (school)tas, in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4] en/of haar huisgeno(o)t(en), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank zal, waar in de tenlastelegging staat “verdachte en/of zijn mededader(s)” lezen alsof daar staat “verdachte en/of zijn medeverdachte(n)”. De term mededader namelijk impliceert dat verdachte ook als dader moet worden aangemerkt, hetgeen in strijd is met de presumptie van onschuld: een verdachte dient tot aan het moment van onherroepelijke bewezenverklaring van het hem tenlastegelegde voor onschuldig te worden gehouden.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. B.D. van der Burg acht hetgeen aan de verdachte in de dagvaarding met parketnummer 18.950004-14 en hetgeen aan de verdachte in de dagvaarding met parketnummer 18.920033-14 onder 1 primair, onder 2 primair en onder 3 is tenlastegelegd telkens wettig en overtuigend bewezen.
Zij vordert voor deze feiten een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden met aftrek van de tijd door de verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht.
Verder vordert de officier van justitie de toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en[benadeelde 2] tot respectievelijk een bedrag van € 420,75 en een bedrag van € 180,08 en met telkens de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Zij vordert verder de niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en[slachtoffer 2] in hun vorderingen.

Bewijsoverwegingen

t.a.v. parketnummer 18.950004-14:

Nu verdachte, hetgeen de rechtbank ten aanzien van dit tenlastegelegde feit bewezen zal verklaren, niet heeft weersproken en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank ten aanzien van dit feit volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
De rechtbank hanteert voor het bewijs de navolgende bewijsmiddelen:
1.
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 juni 2014.
2.
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Noord-Nederland, Recherche Drenthe, Onderzoek Boignee, bestaande uit een zestal ordners, proces-verbaalnummer: 2013084738 d.d. 19 mei 2014 met bijlagen, onder meer inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van Politie Drenthe, District Zuidoost, Basiseenheid Emmen, proces-verbaalnummer PL032V 2013084738-1 d.d. 17 november 2013, houdende de verklaring van aangever [benadeelde 1], eigenaar van [naam] (pagina’s 217 en 218);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van Politie Drenthe, District Zuidoost, Basiseenheid Emmen, proces-verbaalnummer PL032V 2013084745-1 d.d. 18 november 2013, houdende de verklaring van aangever [slachtoffer 1] (pagina’s 222 t/m 225);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van Politie Drenthe, District Zuidoost, Basiseenheid Emmen, proces-verbaalnummer PL032V 2013084738-2 d.d. 17 november 2013, houdende de verklaring van de getuige [slachtoffer 2] (pagina’s 371 t/m 375);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van Politie Eenheid Noord-Nederland, District Zuidoost, Basiseenheid Emmen, proces-verbaalnummer PL032V 2013084738-97 d.d. 21 maart 2014, houdende de verklaring van de verdachte (pagina’s 79 t/m 88).

t.a.v. parketnummer 18.920033-14, feit 1 primair:

Nu verdachte, hetgeen de rechtbank ten aanzien van dit tenlastegelegde feit bewezen zal verklaren, niet heeft weersproken en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank ten aanzien van dit feit volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
De rechtbank hanteert voor het bewijs de navolgende bewijsmiddelen:
1.
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 juni 2014.
2.
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Noord-Nederland, Recherche Drenthe, Onderzoek Boignee, bestaande uit een zestal ordners, proces-verbaalnummer: 2013084738 d.d. 19 mei 2014 met bijlagen, onder meer inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van Politie Drenthe, District Zuidoost, Basiseenheid Emmen, proces-verbaalnummer PL032V 2013062876-1 d.d. 3 december 2013, houdende de verklaring van aangever [benadeelde 2] (pagina’s 643 en 644);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van Politie Drenthe, District Zuidoost, Basiseenheid Emmen, proces-verbaalnummer PL032V 2013065968-2 d.d. 6 november 2013, houdende de verklaring van de (mede-verdachte) [medeverdachte] (pagina’s 651 en 652);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van Politie Drenthe, District Zuidoost, Basiseenheid Emmen, proces-verbaalnummer PL032V 2013067536-48 d.d. 22 november 2013, houdende de verklaring van de verdachte (pagina’s 654 t/m 660, en met name 658 en 659).

t.a.v. parketnummer 18.920033-14, feit 2 primair:

Nu verdachte, hetgeen de rechtbank ten aanzien van dit tenlastegelegde feit bewezen zal verklaren, niet heeft weersproken en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank ten aanzien van dit feit volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
De rechtbank hanteert voor het bewijs de navolgende bewijsmiddelen:
1.
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 juni 2014.
2.
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Noord-Nederland, Recherche Drenthe, Onderzoek Boignee, bestaande uit een zestal ordners, proces-verbaalnummer: 2013084738 d.d. 19 mei 2014 met bijlagen, onder meer inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van Politie Drenthe, Dienst Bedrijfsvoering, Politieonderwijs, proces-verbaalnummer PL0300 2013065968-1 d.d. 9 september 2013, houdende de verklaring van aangever[benadeelde 3] (pagina’s 666 en 667);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van Politie Drenthe, District Zuidoost, Basiseenheid Emmen, proces-verbaalnummer PL032V 2013065968-3 d.d. 12 december 2013, houdende de verklaring van de verdachte (pagina’s 683 en 684).

t.a.v. parketnummer 18.920033-14, feit 3:

Nu verdachte, hetgeen de rechtbank ten aanzien van dit tenlastegelegde feit bewezen zal verklaren, niet heeft weersproken en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank ten aanzien van dit feit volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
De rechtbank hanteert voor het bewijs de navolgende bewijsmiddelen:
1.
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 juni 2014.
2.
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Noord-Nederland, Recherche Drenthe, Onderzoek Boignee, bestaande uit een zestal ordners, proces-verbaalnummer: 2013084738 d.d. 19 mei 2014 met bijlagen, onder meer inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van Politie Drenthe, District Zuidoost, Basiseenheid Emmen, proces-verbaalnummer PL032V 2013067536-1 d.d. 17 september 2013, houdende de verklaring van aangeefster [benadeelde 4] (pagina’s 700 t/m 702);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van Politie Drenthe, District Zuidoost, Basiseenheid Emmen, proces-verbaalnummer PL032V 2013067536-34 d.d. 6 november 2013, houdende de verklaring van de (mede-verdachte) [medeverdachte] (pagina’s 842 t/m 851);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van Politie Drenthe, District Zuidoost, Basiseenheid Emmen, proces-verbaalnummer PL032V 2013067536-48 d.d. 22 november 2013, houdende de verklaring van de verdachte (pagina’s 863 t/m 869, en met name 867 en 868);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van Politie Drenthe, District Zuidoost, Basiseenheid Emmen, proces-verbaalnummer PL032V 2013067536-49 d.d. 23 november 2013, houdende de verklaring van de verdachte (pagina’s 870 t/m 874).

Bewezenverklaring

t.a.v. parketnummer 18.950004-14:

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 17 november 2013 te Emmen, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit de snackbar [naam]" aan de [adres] een geldbedrag en een kassalade, toebehorende aan [benadeelde 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld
en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte,
- op dreigende wijze een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft gericht op die [slachtoffer 1]
en
- daarbij de volgende woorden tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd "Op de grond, op de grond!" en " Ga liggen!" en " Geld!" en "Kassalade openmaken!".
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

t.a.v. parketnummer 18.920033-14:

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 primair, onder 2 primair en onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 23 augustus 2013 in de gemeente Emmen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de brandstofvoorraad van na te noemen rechthebbende heeft weggenomen een hoeveelheid motorbrandstof, toebehorende aan [benadeelde 2];
2.
hij op 3 september 2013 in de gemeente Emmen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de brandstofvoorraad van na te noemen rechthebbende heeft weggenomen een hoeveelheid motorbrandstof, toebehorende aan [benadeelde 3];
3.
hij op 15 september 2013 te en in de gemeente Emmen tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres] heeft weggenomen sieraden, laptops, een I-Pad, een hoofdtelefoon en een schooltas, toebehorende aan [benadeelde 4] en/of haar huisgenoten, waarbij verdachte en zijn medeverdachten zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van een valse sleutel.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1 primair, onder 2 primair en onder 3 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificaties

t.a.v. parketnummer 18.950004-14:

Het bewezen geachte levert op:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld bij artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht;

t.a.v. parketnummer 18.920033-14:

Het onder 1 primair, onder 2 primair en onder 3 bewezen geachte levert respectievelijk op:
1.
Diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
2.
Diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
3.
Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels,
strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten; de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie; de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 26 mei 2014.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 40 maanden.
De raadsman van verdachte verzocht de rechtbank een kortere en deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als voorwaarde algemeen reclasseringstoezicht, alsmede een werkstraf.
De raadsman van verdachte heeft verder gesteld dat indien de rechtbank mocht overwegen een langdurige gevangenisstraf op te leggen hij de rechtbank verzocht, gelet op de omstandigheid dat verdachte de feiten inmiddels heeft bekend, mede gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte, zijn belaste verleden en het ontbreken van een ondersteunend netwerk, zich te doen voorlichten omtrent de verdachte middels nadere- c.q. aanvullende reclasseringsrapportage.
De rechtbank overweegt dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een snackbar.
De overval werd door verdachte met een onbekend gebleven mededader gepleegd met gebruikmaking van een vuurwapen. Met dat wapen heeft verdachte een medewerker van de snackbar onder schot gehouden, gedwongen op de grond te gaan liggen en vervolgens gesommeerd de kassalade te openen.
Door aldus het slachtoffer grote angst aan te jagen heeft verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de psychische integriteit van het slachtoffer. Van een dergelijke traumatiserende inbreuk ondervinden slachtoffers niet zelden nog lange tijd nadelige gevolgen.
Door een dergelijke gepleegde overval, is bovendien de rechtsorde ernstig geschokt.
De rechtbank rekent dit feit verdachte zwaar aan.
Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan een woninginbraak. Dergelijke feiten hebben een grote impact op de betrokken slachtoffers en versterken het gevoel van onveiligheid in de maatschappij.
Daarnaast heeft verdachte tweemaal brandstof getankt zonder te betalen.
De rechtbank overweegt verder dat verdachte bij het plegen van de feiten naar haar oordeel louter en alleen uit winstbejag heeft gehandeld en daarbij op geen enkele wijze rekening heeft gehouden met de gevolgen die zijn handelingen voor de slachtoffers konden hebben en hebben gehad.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 26 mei 2014 blijkt dat verdachte ondanks zijn nog jonge leeftijd reeds meerdere malen terzake van misdrijven is veroordeeld.
Bij de op te leggen straf heeft de rechtbank voorts gelet op het bepaalde in artikel 22b, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht en op de landelijke oriëntatiepunten voor de straftoemeting.
Bovendien zal de rechtbank rekening houden met de omstandigheden van de verdachte zoals omschreven in de voorlichtingsrapporten van Verslavingszorg Noord Nederland van 18 februari 2014 en van het Leger des Heils, Jeugdzorg & Reclassering van 13 maart 2014.
De rechtbank ziet, gelet op de ernst en de aard van de feiten, de houding van de verdachte ter terechtzitting en de houding van de verdachte in zijn eerdere contacten met de reclassering, geen aanleiding een deels voorwaardelijke straf met reclasseringstoezicht op te leggen.
Evenmin heeft de rechtbank om voormelde redenen behoefte aan nadere c.q. aanvullende rapportage. De rechtbank acht zich voldoende omtrent de verdachte voorgelicht en zal het verzoek dienaangaande van de raadsman afwijzen.
De rechtbank onderkent dat verdachte op tal van leefgebieden hulp en begeleiding behoeft, maar meent dat daarvoor in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling voldoende ruimte zal zijn als verdachte te zijner tijd daartoe gemotiveerd is.
Op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden en zal de rechtbank verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van drie jaren opleggen.
Benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij heeft een vordering tot vergoeding van geleden (materiële) schade ingediend ten bedrage van € 420,75.
De rechtbank acht het causaal verband tussen het onder parketnummer 18.950004-14 bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen.
De vordering bestaat uit de volgende schadeposten, te weten de vervanging van de kassalade met sleutels ten bedrage van € 90,75 inclusief € 15,75 BTW en het weggenomen geldbedrag van € 330,00.
De rechtbank zal de in rekening gebrachte BTW ad € 15,75 in mindering brengen op de vordering.
De rechtbank acht de vordering tot dat bedrag van € 405,00 voldoende aannemelijk gemaakt en niet onredelijk. De civiele vordering is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar.

Schadevergoedingsmaatregel [benadeelde 1]

Met betrekking tot de in het onder parketnummer 18.950004-14 bewezen verklaarde acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot een bedrag van
€ 405,00 aansprakelijk voor de schade, die door dat strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.

Benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft een vordering tot vergoeding van geleden (materiële) schade ingediend ten bedrage van € 180,08.
De rechtbank acht het causaal verband tussen het onder feit 1 van parketnummer 18.920033-14 bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen.
De vordering bestaat uit de volgende schadeposten, te weten een bedrag van € 30,08 aan weggenomen benzine en een bedrag van € 150,00 aan verzuimkosten in verband de diefstal.
De rechtbank acht de vordering tot dat bedrag van € 180,08 voldoende aannemelijk gemaakt en niet onredelijk. De civiele vordering is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar.

Schadevergoedingsmaatregel [benadeelde 2]

Met betrekking tot de in het onder feit 1 van parketnummer 18.920033-14 bewezen verklaarde acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot een bedrag van € 180,08 aansprakelijk voor de schade, die door dat strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.

Benadeelde partij [slachtoffer 1]

Het is de rechtbank gebleken dat de benadeelde partij geen bedrag op het voegingsformulier heeft vermeld.
De rechtbank zal om die reden de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in haar vordering. Zij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Benadeelde partij [slachtoffer 2]

Het is de rechtbank gebleken dat de benadeelde partij geen bedrag op het voegingsformulier heeft vermeld.
De rechtbank zal om die reden de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in haar vordering. Zij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 27, 36f, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart bewezen dat het in de dagvaarding met parketnummer 18.950004-14 tenlastegelegde en het in de dagvaarding met parketnummer 18.920033-14 onder 1 primair, onder 2 primair en onder 3 tenlastegelegde, zoals hierboven telkens is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte in de dagvaarding met parketnummer 18.950004-14 is tenlastegelegd en hetgeen aan de verdachte in de dagvaarding met parketnummer 18.920033-14 onder 1 primair, onder 2 primair en onder 3, meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan telkens vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
3 jaren.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank wijst af het verzoek van de raadsman van verdachte om de zaak aan te houden voor nadere c.q. aanvullende reclasseringsrapportage.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde 1]van de som van
€ 405,00en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank wijst af het meer of anders gevorderde.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve
van het slachtoffer
[benadeelde 1], een bedrag van
€ 405,00te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 8 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
De rechtbank verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde 2]van de som van
€ 180,08en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil, met dien verstande dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve
van het slachtoffer
[benadeelde 2], een bedrag van
€ 180,08te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 3 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft, met dien verstande dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd.
De rechtbank verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 1]niet ontvankelijk is in haar vordering.
De benadeelde partij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 2]niet ontvankelijk is in haar vordering.
De benadeelde partij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.M. Oostdam, voorzitter, en mrs. E. Läkamp en O.J. Bosker, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 8 juli 2014.