ECLI:NL:RBNNE:2014:3153

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 juni 2014
Publicatiedatum
27 juni 2014
Zaaknummer
14/44
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen afname en verwerking van DNA na veroordeling voor verkeersmisdrijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 25 juni 2014 uitspraak gedaan in een rekestprocedure met rekestnummer 14/44. Het bezwaarschrift, ingediend op 9 mei 2014, richtte zich tegen de afname en verwerking van het DNA-profiel van de klager, die eerder was veroordeeld voor een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De klager was op 18 oktober 2013 veroordeeld tot 8 maanden gevangenisstraf, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, wegens roekeloosheid die leidde tot de dood van een ander. De rechtbank heeft vastgesteld dat de klager ontvankelijk is in zijn bezwaarschrift, dat tijdig is ingediend.

De klager stelde dat er sprake was van een uitzonderingsgeval zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 sub b van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. Zijn raadsman voerde aan dat DNA-onderzoek geen rol speelt bij de opsporing en vervolging van het verkeersmisdrijf en dat de klager een first offender is met een schone staat van dienst en al 20 jaar in het bezit is van een rijbewijs. De officier van justitie verzocht om het bezwaar ongegrond te verklaren, verwijzend naar eerdere uitspraken.

De rechtbank oordeelde dat artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 in het algemeen niet als uitzonderingsgeval kan worden aangemerkt, maar dat er bijzondere omstandigheden kunnen zijn die dit rechtvaardigen. In dit geval heeft de rechtbank de leeftijd van de klager, zijn onbekendheid in de justitiële documentatie en zijn lange staat van dienst als bestuurder in overweging genomen. Op basis van deze factoren concludeerde de rechtbank dat het bezwaarschrift gegrond is en dat het celmateriaal van de klager onmiddellijk vernietigd moet worden. De beschikking werd gegeven door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, rechter, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
rekestnummer 14/44
parketnummer 17/885557-12
beslissing van de enkelvoudige raadkamer d.d. 25 juni 2014 op het bezwaarschrift ex artikel 7 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden, ingediend door:

[klager]

geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats],
wonende te [adres].

Procesverloop

Het bezwaarschrift is bij akte op 9 mei 2014 ingekomen ter griffie en richt zich tegen het bepalen en verwerken van het DNA-profiel van veroordeelde. De behandeling van het bezwaarschrift heeft plaatsgevonden op 18 juni 2014.

Motivering

Klager is ontvankelijk in zijn bezwaarschrift nu dit binnen de wettelijke termijn is ingediend.
Bij vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 18 oktober 2013 is klager ter zake overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood, veroordeeld tot onder meer 8 maanden gevangenisstraf, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft schuld in de vorm van roekeloosheid bewezen verklaard. Klager is derhalve veroordeeld wegens een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering waarbij hem een gevangenisstraf, jeugddetentie of taakstraf is opgelegd zodat kan worden overgegaan tot afname van celmateriaal ten behoeve van het bepalen en verwerken van het DNA-profiel.
In het bezwaarschrift en de toelichting daarop is gesteld dat er sprake is van een uitzonderingsgeval als bedoeld in artikel 2 lid 1 sub b van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat voor de opsporing en vervolging van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 DNA-onderzoek geen rol speelt, terwijl klager een first offender is die al 20 jaar zijn rijbewijs heeft.
De officier van justitie heeft gevorderd dat het bezwaar ongegrond wordt verklaard onder verwijzing naar onder meer een uitspraak van rechtbank Leeuwarden van 27 juli 2011.
De rechtbank is van oordeel dat artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 in zijn algemeenheid niet als een uitzonderingsgeval als bedoeld in voornoemd artikel 2 kan worden aangemerkt. Er kunnen zich echter bijzondere omstandigheden voordoen, liggend in de persoon van klager, waardoor afgeweken moet worden van deze hoofdregel.
De rechtbank is van oordeel dat de onderhavige zaak als uitzonderingsgeval moet worden aangemerkt. De rechtbank betrekt hierbij met name de leeftijd van klager, het gegeven dat klager onbekend was in de justitiële documentatie en dat hij ruim 20 jaar in het bezit is van een rijbewijs.
De rechtbank komt op grond van het bovenstaande tot het oordeel dat het bezwaarschrift gegrond moet worden verklaard.

Beslissing

De rechtbank verklaart het bezwaarschrift gegrond en beveelt de officier van justitie ervoor zorg te dragen dat het celmateriaal van de veroordeelde terstond wordt vernietigd.
Deze beschikking is gegeven op 25 juni 2014 door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, rechter, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier.