ECLI:NL:RBNNE:2014:3132

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 juli 2014
Publicatiedatum
26 juni 2014
Zaaknummer
2689301 - CV EXPL 14-1647
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering en verrekening minuren in het kader van de CAO Recreatie

In deze zaak vorderde eiser, een voormalig werknemer van Sportlandgoed Swartemeer B.V., betaling van achterstallig salaris, vakantietoeslag en uitbetaling van overuren. Eiser was in dienst van Sportlandgoed van 1 april 2008 tot 1 april 2013 als zelfstandig werkende kok. De arbeidsovereenkomst was onderworpen aan de CAO Recreatie, die een minimum-CAO is. Eiser stelde dat Sportlandgoed de loonsverhogingen volgens de CAO niet had doorgevoerd en dat er onterecht minuren waren verrekend. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever niet correct had gehandeld bij de administratie van minuren en dat de verrekening van deze minuren niet kon plaatsvinden. De kantonrechter wees de vorderingen van eiser toe, inclusief het achterstallig salaris over de jaren 2008 tot en met 2013, het salaris over maart 2013 en vakantiegeld over de periode juni 2012 tot en met maart 2013. De kantonrechter benadrukte dat de werkgever verplicht is om een goede administratie bij te houden en dat minuren tijdig gecompenseerd moeten worden. De vordering van eiser met betrekking tot de overuren werd afgewezen, omdat eiser niet voldoende bewijs had geleverd van de gemaakte overuren. De kosten van de procedure werden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partij, Sportlandgoed.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Assen
zaak-/rolnummer: 2689301 \ CV EXPL 14-1647

vonnis van de kantonrechter van 2 juli 2014

in de zaak van

[eiser],

hierna te noemen: [eiser],
wonende te [adres],
eisende partij,
gemachtigde: J.M. Flanderijn,
tegen

De besloten vennootschap Sportlandgoed Swartemeer B.V.,

hierna te noemen: Sportlandgoed,
gevestigd te [adres],
gedaagde partij,
procederende door middel van haar directeur [X].

De procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 20 december 2013 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de nadere toelichtingen van partijen bij conclusies van repliek en dupliek;
- de akte uitlating producties van 23 april 2014 van de zijde van [eiser].
1.2 Ten slotte is de datum voor dit vonnis nader bepaald op vandaag.
1.3 De minister van Veiligheid en Justitie heeft op 10 december 2013 het besluit genomen dat de aanwijzing van zittingsplaats Emmen per 1 april 2014 beëindigd is (Staatscourant 20 december 2013 nr. 35810). Als gevolg van dit besluit wordt in deze zaak uitspraak gedaan op de locatie Assen.

De vaststaande feiten

2.1 De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten, die vaststaan omdat ze niet of niet voldoende zijn betwist en/of blijken uit de in zoverre onweersproken gelaten inhoud van de overgelegde producties.
2.2 [eiser] is bij Sportlandgoed in dienst geweest van 1 april 2008 tot 1 april 2013 in de functie van zelfstandig werkende kok voor 38 uur per week, niveau 6 van de functiesoort Voedselbereiden en bedienen binnen de CAO Recreatie. Deze CAO is op de arbeidsovereenkomst van toepassing verklaard. Het overeengekomen salaris bedraagt
€ 1.500,00 netto per maand.
2.3 De arbeidsovereenkomst is door Sportlandgoed na verkregen vergunning van het UWV bij brief van 21 januari 2013 opgezegd tegen 31 maart 2013 op grond van bedrijfs-economische omstandigheden. [eiser] is met Sportlandgoed overeengekomen dat zij haar vakantiedagen en overuren zoveel mogelijk op zal maken. Bij de afrekening over de maand maart 2013 zijn door Sportlandgoed 422 teveel uitbetaalde uren in mindering gebracht.
2.4 Bij brief van 15 april 2013 van de gemachtigde van [eiser] aan Sportlandgoed maakt zij aanspraak op achterstallig salaris over de jaren 2008 tot en met 2013, vakantietoeslag over de maanden februari en maart 2013, salaris over de maand maart 2013 en uitbetaling van overuren. Deze aanspraken zijn door Sportlandgoed afgewezen. Partijen hebben nog gecorrespondeerd over deze aanspraken maar zijn niet tot overeenstemming gekomen.

De vordering en het verweer, samengevat en zakelijk weergegeven

3.1 [eiser] vordert de veroordeling van Sportlandgoed bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad tot betaling aan [eiser] van € 4.093,71 bruto aan achterstallig salaris, € 1.993,20 aan salaris over de maand 2013, € 1.066,48 aan vakantietoeslag over de periode juni 2012 tot en met maart 2013 en uitbetaling van 690,35 overuren. Zij stelt daartoe dat de toepasselijke CAO een minimum-CAO is en dat Sportlandgoed in strijd daarmee de CAO-loonsverhogingen niet heeft verwerkt. Vanaf oktober 2010 heeft Sportlandgoed minder betaald dan op grond van de CAO zou moeten. Verder is het salaris over de maand maart 2013 niet uitbetaald en heeft zij over de periode juni 2012 tot en met maart 2013 geen vakantietoeslag ontvangen. Tot slot moeten er nog 690,35 overuren worden uitbetaald.
3.2 Sportlandgoed heeft verweer gevoerd met als conclusie afwijzing van de vorderingen van [eiser]. Per saldo stelt Sportlandgoed nog € 29,68 van [eiser] te vorderen te hebben. Sportlandgoed voert het volgende aan als verweer. [eiser] is bij iedere contractverlenging akkoord gegaan met € 1.500,00 netto. Op 20 april 2012 is afgesproken dat de nettoloonafspraak zou worden omgezet in een brutoloonafspraak, maar niet met terugwerkende kracht. Dit ter compensatie van het aanzienlijke aantal van 332 minuren in de voorgaande periode. Omdat [eiser] heeft geweigerd het gespreksverslag en de nieuwe arbeidsovereenkomst te ondertekenen, is de nettoloonafspraak gehandhaafd en zijn de
minuren nog niet verrekend. De definitieve afrekening is verwerkt in de loonspecificatie van februari 2013. Daarbij is een tekort van 602 uren in mindering gebracht bij de afrekening. Op oproepen om te komen werken heeft [eiser] niet gereageerd en in de maand maart 2013 heeft [eiser] niet gewerkt.

De beoordeling

Met betrekking tot het achterstallig salaris over 2008 tot en met maart 2013
4.
De kantonrechter overweegt het volgende. Artikel 2 (Werkingssfeer) lid 5 van de CAO Recreatie bepaalt dat de CAO een minimumkarakter heeft. De werkgever is verplicht ten minste de in de CAO opgenomen bepalingen toe te passen. De kantonrechter sluit zich aan bij het standpunt van [eiser] dat partijen weliswaar een nettoloon mogen afspreken maar dat dit, gelet op het minimumkarakter van de CAO, niet lager kan zijn dan de netto equivalent van het bruto salaris volgens de op [eiser] toepasselijke salarisschaal. Kennelijk ziet Sportlandgoed dit ook zo, want in haar verweerschrift van 15 januari 2014 erkent zij dat [eiser] aan achterstallig salaris over de periode 2008 tot en met maart 2013 nog € 4.093,71 tegoed heeft. Deze vordering ligt dan ook in beginsel voor toewijzing gereed. Sportlandgoed wenst echter minuren te verrekenen. Daartoe overweegt de kantonrechter het volgende.
Met betrekking tot de gestelde minuren
5.1
Blijkens het verweerschrift van 15 januari 2014 brengt Sportlandgoed 332 minuren over de periode 2008-2012 (tot april) in mindering op de vordering van [eiser].
5.2
Toepasselijk zijn art. 11 leden 2 en 3 van de CAO.

Lid 2 (Administratie plus- en minuren) luidt, voor zover hier van belang:

a. De werkgever dient een administratie bij te houden van plus- en minuren;
b. Plus- en minuren worden maandelijks of periodiek schriftelijk verantwoord;
c. (…)
d. Op het moment van ontstaan van minuren worden deze minuren in eerste

instantie verrekend met de opgespaarde plusuren;

e. (…)
f. Minuren die niet binnen de gestelde termijn zijn gecompenseerd, komen te

vervallen;

g. (…)
Lid 3
(Administratie plus- en minuren fulltimer in een bedrijf met een seizoensmatig
karakter)luidt, voor zover hier van belang:
a. De werkgever berekent elk jaar aan het einde van de referteperiode het saldo
van de per die datum nog resterende minuren. De dan nog resterende minuren
dienen uiterlijk in de daarop volgendetwee maandendoor de werkgever te
worden gecompenseerd;
b. Het aantal minuren bedraagt maximaal cumulatief 114 uren;
c. (…)
5.3 Uit deze bepalingen, in onderling verband bezien, blijkt dat de werkgever een administratie dient bij te houden, dat minuren binnen de referteperiode behoren te worden gecompenseerd, dat het aantal minuren maximaal 114 mag bedragen en dat minuren die niet binnen twee maanden na de referteperiode zijn gecompenseerd komen te vervallen. Sportlandgoed verwijst in haar dupliek van 9 april 2014 naar minuren in 2011 en in 2012 tot en met april met een aantal van 332 en een afspraak met [eiser] dat deze zouden worden verrekend met de omzetting van netto naar brutoloon. Deze afspraak is door [eiser] betwist. Daarenboven wijst de kantonrechter erop dat deze afspraak, zo deze al zou zijn gemaakt, in strijd is met de systematiek van de CAO zoals deze hierboven is weergegeven. Deze minuren zijn komen te vervallen nu deze niet tijdig en niet op de juiste wijze zijn gecompenseerd. Gelet hierop kan Sportlandgoed geen verrekening toepassen. Dit verweer van Sportlandgoed faalt dus.
5.4 Het voorgaande betekent dat de kantonrechter de vordering met betrekking tot het achterstallig salaris over de jaren 2008 tot en met 2012 zal toewijzen.
Met betrekking tot het vakantiegeld over de periode juni 2012 tot en met maart 2013
6.
[eiser] vordert € 1.066,48 bruto aan vakantiegeld. Tegen deze vordering als zodanig heeft Sportlandgoed geen verweer gevoerd. Wel blijkt de kantonrechter dat deze post is verwerkt in de eindafrekening over maart 2013 (hoewel het daar gaat om € 1.604,90). Zodoende zal de kantonrechter deze post bespreken bij de door [eiser] gevorderde overuren en het salaris over de maand maart 2013.
Met betrekking tot het salaris over de maand maart 2013 en de overuren
7.1
[eiser] vordert salaris over de maand maart 2013 en daarnaast 690,35 overuren. Sportlandgoed voert als verweer dat tussen partijen is afgesproken dat [eiser] haar overuren en vakantiedagen zoveel mogelijk op zou maken tot 1 april 2013. Deze afspraak heeft [eiser] erkend. Verder voert Sportlandgoed aan dat [eiser] tussen 1 januari en
31 maart 2013 niet op oproepen van Sportlandgoed heeft gereageerd en niet meer heeft gewerkt. [eiser] erkent dat zij in maart 2013 niet meer heeft gewerkt. Zij ontkent dat zij oproepen heeft gehad. De kantonrechter overweegt het volgende.
7.2
Hoewel Sportlandgoed als werkgever een administratie dient bij te houden, rust op [eiser] als eiseres de bewijslast dat zij 690,35 overuren heeft gemaakt en nog open heeft staan. [eiser] heeft daartoe als productie 10 bij de dagvaarding een dik pak weekoverzichten overgelegd, zonder enige berekening of toelichting. Dit volstaat uiteraard niet. Het is niet aan de kantonrechter om dit uit te zoeken of de uren op te tellen, nog daargelaten dat dat op basis van deze overzichten ook niet mogelijk is. Daarbij komt dat Sportlandgoed - onweersproken door [eiser] - heeft aangevoerd dat zij deze weekoverzichten niet eerder heeft gezien en niet voor akkoord heeft getekend. Nu iedere toelichting van [eiser] ontbreekt, laat de kantonrechter deze overzichten verder buiten beschouwing.
7.3
Daartegenover heeft Sportlandgoed als bijlage 2 bij het verweerschrift van 15 januari 2014 een overzicht van haar kloksysteem overgelegd over de periode 2 januari 2012 tot
9 februari 2013. Daarmee heeft Sportlandgoed aan [eiser] voldoende informatie gegeven om haar vordering te onderbouwen. Dit overzicht bevat alle geregistreerde uren die [eiser] zelf heeft ingebracht over die periode. Uit dit overzicht blijkt dat [eiser] in 2013 alleen nog op 4 januari en 9 februari heeft gewerkt. Dit overzicht is op zichzelf door [eiser] niet weersproken. Zij stelt echter dat bij deze uren geen rekening is gehouden met extra toeslagen conform de CAO, zoals een zondag- of een feestdagtoeslag. Dat wordt op haar beurt weer door Sportlandgoed erkend nu het kloksysteem enkel de gewerkte uren vastlegt. Verder stelt [eiser] dat Sportlandgoed in haar berekening te veel pauze-uren in aftrek heeft gebracht. In punt 3 van haar conclusie van repliek heeft [eiser] dit uiteengezet. In dit verband merkt de kantonrechter op dat Sportlandgoed de berekening van [eiser] (punt 3 van conclusie van repliek) niet meer inhoudelijk heeft tegengesproken. Aannemende dat deze urenberekening juist is, dan volgt daaruit dat de berekening van Sportlandgoed met 341,94 uren moet worden gecorrigeerd. Dan is ook rekening gehouden met de toeslagen en de al dan niet genoten pauzes. Maar als de kantonrechter deze 341,94 uren ter correctie verwerkt in het urenoverzicht van Sportlandgoed tot 1 april 2013 (productie 16 bij de dagvaarding) dan komt [eiser] nog steeds zo'n 260 uren tekort tot 1 april 2013. Daarbij dient te worden bedacht dat [eiser] volgens haar eigen stelling haar overuren en vakantiedagen zoveel mogelijk heeft genoten en dat zij in maart 2013 niet heeft gewerkt. Gelet op al het voorgaande acht de kantonrechter de vordering van [eiser] met betrekking tot de overuren onvoldoende onderbouwd. Deze vordering wijst de kantonrechter af.
7.4
Op Sportlandgoed rust de verplichting de min- en plusuren te administreren, deze uren zo nodig op de juiste wijze conform de CAO de compenseren en [eiser] daartoe in de gelegenheid te stellen. Dit alles is naar het oordeel van de kantonrechter niet gebeurd. Een enkele registratie van de gewerkte uren is niet voldoende. Bovendien is deze achteraf ter beschikking gekomen terwijl deze per maand of referteperiode beschikbaar had moeten zijn. Doordat een juiste administratie van minuren niet beschikbaar was, is [eiser] ook niet in de gelegenheid gesteld deze te compenseren. Partijen hebben daar ook geen afspraken over gemaakt. Dit komt voor risico van Sportlandgoed nu op haar als werkgever de verplichting rust dit te organiseren. Op grond van art. 11 van de CAO zijn deze minuren komen te vervallen. Dat betekent dat Sportlandgoed ook over de periode tot 1 april 2013 geen minuren kan verrekenen.
7.5
Sportlandgoed heeft aangevoerd dat [eiser] in de periode januari tot en met maart 2013 niet op oproepen heeft gereageerd en in de maand maart niet heeft gewerkt. [eiser] heeft ontkend dat zij is opgeroepen. De kantonrechter overweegt het volgende. Onweersproken staat tussen partijen vast dat [eiser] vanaf januari 2013 niet zou werken en haar overuren en vakantiedagen zou opmaken. Wel zou [eiser] bij oproep moeten komen werken. Sportlandgoed heeft tegenover de ontkenning van [eiser] geen enkel bewijsstuk overgelegd waaruit blijkt dat [eiser] is opgeroepen. Sportlandgoed stelt dat[X] of [Y] [eiser] hebben gebeld. Niet gesteld wordt echter dat zij [eiser] ook hebben bereikt en dat [eiser] desondanks niet is gekomen. Aan bewijslevering op dit punt komt de kantonrechter dan niet meer toe. [eiser] heeft bij repliek verder nog gesteld dat zij begin maart 2013 bij Sportlandgoed langs is geweest om haar salaris op te halen; ook toen is zij niet aangesproken op het feit dat Sportlandgoed had geprobeerd haar op te roepen. Evenmin is haar bij die gelegenheid gevraagd te komen werken, aldus [eiser]. Sportlandgoed heeft deze stellingen van [eiser] niet tegengesproken. Uit niets blijkt dus dat Sportlandgoed [eiser] heeft opgeroepen of dat [eiser] niet bereid zou zijn de bedongen arbeid te verrichten. Dit verweer van Sportlandgoed faalt.
7.6
Waar de minuren zijn komen te vervallen (overweging 7.4), en niet vast staat dat [eiser] ondanks oproep niet bereid was te komen werken (overweging 7.5) kan Sportlandgoed geen uren verrekenen. Dat betekent dat [eiser] aanspraak kan maken op het vakantiegeld en haar salaris over de maand maart 2013. Deze vorderingen wijst de kantonrechter toe.
8.
[eiser] vordert in haar conclusie van de dagvaarding geen wettelijke rente of wettelijke verhoging. Dit laat de kantonrechter dus verder buiten beschouwing.
9.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij wordt Sportlandgoed veroordeeld in de kosten van deze procedure, zoals hierna in de beslissing is vermeld.
De beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt Sportlandgoed om aan [eiser] te betalen € € 4.093,71 bruto wegens achterstallig salaris in verband met de loonverhogingen op grond van de CAO, € 1.993,20 bruto wegens achterstallig salaris over de maand maart 2013 en € 1.066,48 bruto wegens achterstallig vakantiegeld over de periode juni 2012 tot en met maart 2013;
veroordeelt Sportlandgoed tot betaling van de proceskosten, tot deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op € 92,82 aan dagvaardingskosten, € 219,00 aan vast recht en € 625,00 aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. G.J.J. Smits en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2014.
typ/conc: 552 / GJJS
coll: