ECLI:NL:RBNNE:2014:298

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 januari 2014
Publicatiedatum
22 januari 2014
Zaaknummer
2142858 CV EXPL 13-7985
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over betaling factuur dierenarts en nakoming zorgplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 22 januari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een dierenarts, en gedaagde, de eigenaar van een merrie. Eiseres vorderde betaling van een openstaande factuur van € 970,75 voor behandelingen die zijn uitgevoerd aan de merrie. Gedaagde heeft de vordering bestreden en stelde dat eiseres tekort is geschoten in de nakoming van de zorgplicht, wat heeft geleid tot ernstige complicaties bij de merrie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat op 25 januari 2011 een gebitsbehandeling heeft plaatsgevonden, waarna de merrie hoge koorts en andere symptomen vertoonde. Gedaagde heeft verschillende facturen ontvangen voor behandelingen, maar heeft deze niet betaald, omdat zij meende dat de dierenarts fouten had gemaakt. Eiseres ontkende deze beschuldigingen en stelde dat er geen verwijtbare fouten zijn gemaakt, maar dat er sprake was van een zeldzame complicatie.

De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen. De kantonrechter concludeerde dat gedaagde haar betalingsverplichtingen niet mocht opschorten, omdat er onvoldoende bewijs was dat eiseres toerekenbaar tekort was geschoten in de zorgplicht. De rechtbank oordeelde dat de vordering van eiseres toewijsbaar was, inclusief rente en buitengerechtelijke kosten. Gedaagde werd veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, evenals de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van de zorgplicht van dierenartsen en de voorwaarden waaronder een eigenaar van een huisdier kan stellen dat er sprake is van een tekortkoming in de zorg. De rechtbank heeft de vordering van eiseres toegewezen en gedaagde in de kosten van de procedure veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 2142858 CV EXPL 13-7985
Vonnis d.d. 22 januari 2014
inzake
[eiseres], gevestigd en kantoorhoudende te Bolsward, gemeente Bolsward,
eiseres,
gemachtigde D. de Veen, gerechtsdeurwaarder te Sneek,
tegen

[gedaagde], wonende te [plaats],

gedaagde,
in persoon procederende.

PROCESGANG

Eiseres heeft op de bij dagvaarding geformuleerde gronden gevorderd gedaagde te veroordelen tot betaling van € 1.171,41 vermeerderd met rente en kosten.
Gedaagde heeft de vordering bestreden.
Partijen hebben respectievelijk gerepliceerd, gedupliceerd en aanvullend gedupliceerd.
Tenslotte is vonnis bepaald. De uitspraak daarvan is, nader, vastgesteld op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten
1.1. Op 25 januari 2011 heeft [naam 1], als dierenarts verbonden aan de maatschap van eiseres, in Harlingen de jaarlijkse basisinenting en een routinebehandeling uitgevoerd aan het gebit van de merrie [naam 1]. [naam 1] is eigendom van gedaagde en was op dat moment gestald bij de door gedaagde ingeschakelde verzorgster en ruiter van [naam 1], mevrouw [naam 1]. Nadien heeft [naam 1] in de periode van 29 januari 2011 tot en met 5 februari 2011 in Harlingen meerdere malen antibiotica bij [naam 1] toegediend. De kosten van de behandelingen zijn door eiseres bij factuur d.d. 20 maart 2011 ad € 970,75 bij gedaagde in rekening gebracht. Gedaagde heeft deze factuur onbetaald gelaten.
1.2. Op 1 februari 2011 heeft Dierenkliniek [naam] [naam 1] geconsulteerd. De kosten daarvan hebben blijkens de aan gedaagde toegezonden factuur d.d. 28 februari 2011 € 262,39 bedragen.
1.3. Op 8 februari 2011 heeft gedaagde in overleg met [naam 1] naar Dierenkliniek Emmeloord gebracht. Deze kliniek heeft [naam 1] op 9 februari 2011 geconsulteerd. De kosten daarvan zijn bij factuur d.d. 24 februari 2011 ad € 431,58 bij gedaagde in rekening gebracht.
1.4. Dierenkliniek Emmeloord heeft [naam 1] op of omstreeks 10 februari 2011 ter behandeling naar de Universiteit Utrecht, afdeling Universiteitskliniek [naam 2], getransporteerd. [naam 1] is aldaar onderzocht en behandeld in de periode van 10 februari 2011 tot en met 28 februari 2011. De kosten daarvan ad € 2.194,06 zijn bij gedaagde in rekening gebracht. In de terzake op 4 maart 2011 door de behandelaar [naam 1] opgestelde verklaring staat ondermeer vermeld:
“(……).
Klacht:Anamnese: Het paard heeft eind januari een gebitsbehandeling ondergaan. Twee dagen daarna had het paard hoge koorts, veel zwelling aan de linker zijde van het hoofd en kon het paard de mond nauwelijks openen. Na behandeling met antibiotica werd de koorts minder, de zwelling werd ook minder maar de mond kon nog steeds niet geopend worden waardoor het paard niet kon eten. Zelfs slobber werd niet opgenomen.
Aanvullende opmerkingen:Gezien de plaats van het wondje in de mond en het tijdsverloop tussen de gebitsbehandeling en de klachten (binnen 2 dagen) zal de gebitsbehandeling de oorzaak van het wondje geweest zijn. De daarop volgende klachten (koorts, zwelling rond de kaak, de mond niet kunnen openen) zijn het gevolg van een infectie met blijkbaar zeer pathogene bacteriën. Er lijkt hier sprake van een zeldzame maar op zich goed verklaarbare complicatie van een gebitsbehandeling.
(…..).”
1.5. Bij brief d.d. 21 september 2011 heeft [naam 1] namens [naam] Schadeverzekeringen NV, de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van eiseres, ondermeer aan de toenmalige gemachtigde van gedaagde, mr. J.G.H. van der Kolk van Advocatenkantoor Visser, meegedeeld:
“(….)Inmiddels heeft er overleg plaatsgevonden met de veterinair adviseur. Gezien de inhoud van uw brief van 22 april 2011 hebben wij de indruk dat u mogelijk onvoldoende bent geïnformeerd.(……).
Concluderend is de veterinair adviseur van mening dat er geen verwijtbare fouten zijn gemaakt die hebben geleid tot schade.
Er is sprake geweest van een vrij zeldzame complicatie waarvoor de dierenarts geen verwijt treft.(…..).”
1.6. Aangezien van de zijde van gedaagde op voormelde brief niet meer is gereageerd, heeft [naam] Schadeverzekeringen het dossier op 23 juli 2012 gesloten.
1.7. Eiseres heeft gedaagde bij brief d.d. 26 oktober 2012 aan de openstaande factuur d.d. 20 maart 2011 herinnerd.
1.8. Eiseres heeft de vordering op of omstreeks 7 november 2012 ter incasso uit handen gegeven aan haar gemachtigde. Deze heeft gedaagde bij brief d.d. 7 november 2012 tot betaling aangemaand.
1.9. Gedaagde heeft bij brief d.d. 13 november 2012 aan de gemachtigde van eiseres tegen de factuur geprotesteerd. Vervolgens is tussen gedaagde en de gemachtigde van eiseres een inhoudelijke correspondentie op gang gekomen.
1.10. Gedaagde heeft bij aanvullende dupliek een verklaring d.d. 27 februari 2011 van [naam 1] in het geding gebracht naar aanleiding van een door haar bijgehouden logboek terzake van de behandeling van [naam 1].
Het standpunt van eiseres
2.1. Eiseres maakt in deze procedure aanspraak op een bedrag van € 970,75 aan hoofdsom, vermeerderd met een bedrag van € 55,05 aan rente en € 145,61 aan buitengerechtelijke incassokosten. Naast de vaststaande feiten legt zij - kort weergegeven - het volgende aan de vordering ten grondslag.
2.2. Eiseres ontkent dat zij tijdens en na de behandeling van [naam 1] medische fouten heeft gemaakt. Uit zowel de conclusie van haar beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar als die van de Universiteitskliniek [naam 2] van de Universiteit Utrecht kan genoegzaam worden afgeleid dat er geen verwijtbare medische fouten zijn gemaakt en dat er sprake is geweest van een vrij zeldzame complicatie veroorzaakt door zeer pathogene bacteriën. De verklaring van Philipse dient in twijfel te worden getrokken, aangezien zij in deze niet onafhankelijk is, nog daargelaten dat in haar verklaring vele onwaarheden staan vermeld.
Het standpunt van gedaagde
3.1. Gedaagde concludeert tot afwijzing van de vordering. Kort weergegeven voert zij daartoe het volgende aan.
3.2. Zij stelt de factuur onbetaald te hebben gelaten omdat [naam 1] foutief heeft behandeld. Als gevolg daarvan is er een ernstige ontsteking ontstaan in de mond van [naam 1]. en is het leven van [naam 1] onnodig in gevaar gebracht. Ter onderbouwing van haar verweer heeft gedaagde verklaringen van [naam] en de Universiteitskliniek [naam 2] van de Universiteit Utrecht in het geding gebracht.
De beoordeling
4.1. De kantonrechter leidt uit het verweer van gedaagde af, dat zij haar betalingsverplichtingen jegens eiseres heeft opgeschort, omdat [naam 1] van eiseres toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van diens uit de behandelovereenkomst voortvloeiende zorgplicht.
4.2. De kantonrechter stelt voorop dat van dat laatste pas sprake kan zijn indien evident is dat [naam 1] bij het uitvoeren van de ten processe bedoelde gebitsbehandeling niet de zorg heeft betracht die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
4.3. [naam 1] van de Universiteitskliniek [naam 2] van de Universiteit Utrecht heeft volgens de door gedaagde overgelegde rapportage d.d. 4 maart 2011 geconcludeerd dat de klachten het gevolg zijn geweest van een infectie met blijkbaar zeer pathogene bacteriën en dat sprake is geweest van een zeldzame maar op zich goed verklaarbare complicatie van een gebitsbehandeling.
4.4. [naam 1] van [naam] Schadeverzekeringen NV, de beroepsaansprakelijkheids- verzekeraar van eiseres, heeft na overleg met de door hem ingeschakelde veterinair adviseur op 21 september 2011 geconcludeerd dat sprake is geweest van een vrij zeldzame complicatie waarvoor [naam 1] geen verwijt treft.
4.5. Gezien de strekking van voornoemde conclusies houdt de kantonrechter het ervoor dat een redelijk bekwaam en redelijk handelend dierenarts deze vrij zeldzame complicatie onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen. Hetgeen [naam] hieromtrent heeft verklaard kan niet leiden tot een ander oordeel. Op grond van het voorgaande is derhalve niet, althans onvoldoende in rechte komen vast te staan dat [naam 1] jegens gedaagde toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van diens uit de behandelovereenkomst voortvloeiende zorgplicht.
4.6. Dit betekent dat gedaagde niet bevoegd is om haar betalingsverplichtingen jegens eiseres op te schorten. Daar komt nog bij dat opschorting per definitie een tijdelijk karakter heeft, preluderend op een nog in te stellen actie zoals bijvoorbeeld een vordering tot schadevergoeding dan wel tot ontbinding van de met eiseres gesloten behandelovereenkomst. Gesteld noch gebleken is, of en hoe gedaagde de door haar gepretendeerde aanspraken wenst te effectueren. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat gedaagde zich definitief wil bevrijden van haar betalingsverplichtingen jegens eiseres, hetgeen zich niet verhoudt met een beroep op opschorting.
4.7. Het voorgaande leidt ertoe dat het verweer van gedaagde zal worden gepasseerd en dat de gevorderde hoofdsom toewijsbaar is, evenals de meegevorderde rente. Gelet op de aard en omvang van de buitengerechtelijke werkzaamheden, zijn de meegevorderde buitengerechtelijke kosten eveneens toewijsbaar.
4.8. Gedaagde zal daarnaast, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen € 1.171,42 vermeerderd met de wettelijke rente over € 970,75 te rekenen vanaf 24 juni 2013 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt gedaagde in de kosten van deze procedure, die aan de zijde van eiseres tot aan deze uitspraak worden vastgesteld op € 78,34 aan explootkosten, € 448,00 aan vastrecht en € 200,00 voor salaris van de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. van den Bosch, kantonrechter, en op woensdag 22 januari 2014 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: gv