ECLI:NL:RBNNE:2014:2799
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- F.J. Agema
- F. de Jong
- D.M. Schuiling
- Rechtspraak.nl
Onvoldoende bewijs van (medeplegen) mensenhandel
Op 5 juni 2014 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel. De zaak betreft een vrouw die in de periode van 1 januari 2010 tot en met 20 februari 2010 in Groningen en elders in Nederland en Bulgarije door de verdachte en medeverdachten zou zijn geworven, vervoerd en uitgebuit. De tenlastelegging omvatte verschillende vormen van dwang, geweld en misbruik van een kwetsbare positie. De verdachte, bijgestaan door advocaat mr. A. Baatenburg de Jong, ontkende de beschuldigingen en stelde dat zij enkel had getolkt voor de aangeefster, zonder enige financiële vergoeding te ontvangen.
Tijdens de zittingen op 16 maart 2012 en 22 mei 2014 zijn de verklaringen van de aangeefster en getuigen besproken. De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was voor de beschuldigingen, terwijl de verdediging aanvoerde dat de verklaringen van de aangeefster onbetrouwbaar waren en niet ondersteund door ander bewijs. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster kritisch beoordeeld en vastgesteld dat er onvoldoende ondersteunend bewijs was voor de beschuldigingen van mensenhandel. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet opzettelijk had gehandeld in het kader van mensenhandel en sprak haar vrij van alle tenlastegelegde feiten.
Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, de aangeefster, niet-ontvankelijk verklaard, omdat het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen was. De rechtbank bepaalde dat de benadeelde partij haar vordering enkel bij de burgerlijke rechter kon indienen. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rol van de rechtbank in het waarborgen van een eerlijk proces.