ECLI:NL:RBNNE:2014:2799

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 juni 2014
Publicatiedatum
5 juni 2014
Zaaknummer
18/670632-11
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoldoende bewijs van (medeplegen) mensenhandel

Op 5 juni 2014 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel. De zaak betreft een vrouw die in de periode van 1 januari 2010 tot en met 20 februari 2010 in Groningen en elders in Nederland en Bulgarije door de verdachte en medeverdachten zou zijn geworven, vervoerd en uitgebuit. De tenlastelegging omvatte verschillende vormen van dwang, geweld en misbruik van een kwetsbare positie. De verdachte, bijgestaan door advocaat mr. A. Baatenburg de Jong, ontkende de beschuldigingen en stelde dat zij enkel had getolkt voor de aangeefster, zonder enige financiële vergoeding te ontvangen.

Tijdens de zittingen op 16 maart 2012 en 22 mei 2014 zijn de verklaringen van de aangeefster en getuigen besproken. De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was voor de beschuldigingen, terwijl de verdediging aanvoerde dat de verklaringen van de aangeefster onbetrouwbaar waren en niet ondersteund door ander bewijs. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster kritisch beoordeeld en vastgesteld dat er onvoldoende ondersteunend bewijs was voor de beschuldigingen van mensenhandel. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet opzettelijk had gehandeld in het kader van mensenhandel en sprak haar vrij van alle tenlastegelegde feiten.

Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, de aangeefster, niet-ontvankelijk verklaard, omdat het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen was. De rechtbank bepaalde dat de benadeelde partij haar vordering enkel bij de burgerlijke rechter kon indienen. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rol van de rechtbank in het waarborgen van een eerlijk proces.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/670632-11
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 5 juni 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [geboorteplaats].
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A. Baatenburg de Jong, advocaat te Hoofddorp.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M.S. Kappeyne van de Coppello.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 16 maart 2012 en 22 mei 2014.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na toegestane nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 20 februari 2010
te Groningen, en/of elders in Nederland en in Bulgarije tezamen en in
vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,
sub 1. -een vrouw ([aangeefster]) door dwang en/of geweld en/of een of
meer andere feitelijkheden of door dreiging met geweld of een of meer andere
feitelijkheden en/of door afpersing, fraude misleiding dan wel door misbruik
van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van
een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of
voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap had
over die [aangeefster], heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of
opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [aangeefster],
en/of
sub 3 .-een vrouw ([aangeefster]) heeft aangeworven, meegenomen of
ontvoerd met het oogmerk die vrouw in een ander land ertoe te brengen zich
beschikbaar te stellen tot het verrichten van een of meer seksuele handelingen
met of voor een derde tegen betaling en/of
sub 4.-een vrouw ([aangeefster]) met een van de onder sub 1 genoemde
middelen heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het
verrichten van arbeid of diensten dan wel onder een of meer van de onder sub 1
genoemde omstandigheden enige handelingen heeft ondernomen waarvan zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [aangeefster] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten en/of
sub 6.- opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van een vrouw
([aangeefster]) en/of
sub 9.- een vrouw ([aangeefster]) met een van de onder sub 1 genoemde
middelen heeft gedwongen dan wel bewogen haar verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [aangeefster] met of voor een derde,
immers heeft/is verdachte en/of verdachtes mededader(s)
-tegen die [aangeefster] gezegd dat ze voor hem in Nederland in de prostitutie zou
kunnen/moeten werken en/of of ze wel besefte in wat voor problemen zij zich
bevond en/of
-een oppas voor het kind van die [aangeefster] gezocht en/of hiermee een afspraak
gemaakt en/of de kosten voor de oppas betaald en/of een contract laten
opstellen door een advocaat waarin was geregeld dat het kind van die [aangeefster]
aan een oppas zou worden toevertrouwd en/of deze kosten betaald en/of
-een paspoort en/of een vliegticket voor die [aangeefster] geregeld en betaald en/of
-die [aangeefster] in het vliegtuig meegenomen naar Nederland en/of
-tegen die [aangeefster] gezegd dat ze pas haar mening mag uiten als ze geld gaat
verdienen en/of hierbij die [aangeefster] stevig bij de kaak gepakt en/of tegen die
[aangeefster] gezegd dat hij haar neus zou afbijten en/of
-een kamer voor die [aangeefster] gezocht/geregeld waar zij zich kon prostitueren
en/of
-met die [aangeefster] meegegaan naar de gemeente om zich in te laten schrijven op
een adres en/of voor die [aangeefster] getolkt en/of een adres voor die [aangeefster]
geregeld waarop zij zich kon inschrijven en/of instructies gegeven hoe zij
zich moest gedragen bij de gemeente en/of
-een inschrijving bij de Kamer van Koophandel voor die [aangeefster] geregeld en/of
-met die [aangeefster] naar de IND gegaan om een zogenaamde IND-sticker op te halen
en/of althans de papieren en formaliteiten voor die [aangeefster] geregeld en/of
tolkwerkzaamheden verricht voor die [aangeefster] waardoor zij als prostituee kon
gaan werken en/of
-kleding voor die [aangeefster] uitgezocht die ze moest dragen als ze zich
prostitueerde en/of deze kleding betaald en/of
-condooms voor die [aangeefster] gekocht en/of
-regels voor die [aangeefster] opgesteld inhoudende dat ze moest staan in de vitrine
waar ze zich prostitueerde en/of vrolijk kijken en/of niet met andere meisjes
mocht praten en/of hoeveel ze moest vragen per klant en/of dat ze kort moest
douchen en/of
-die [aangeefster] aan de haren getrokken en/of geduwd en/of uitgescholden en/of
-tegen die [aangeefster] gezegd dat ze ondanks een bloeding toch moest werken en/of
gebruikte sponsjes moest gebruiken en/of
-in aanwezigheid van die [aangeefster] een mes met de punt in de vloerbedekking
gegooid en/of
-die [aangeefster] lange werkdagen laten maken (van 12 uur of meer) en/of
-telkens al het door die [aangeefster] verdiende geld aan verdachtes mededader laten
afstaan (zulks terwijl de afspraak was dat hij de helft zou krijgen)
en/of
-tegen die [aangeefster] gezegd dat ze hem geld schuldig was voor alles wat hij aan
haar had uitgegeven en/of
-telkens die [aangeefster] gecontroleerd als zij aan het werk was en/of moest zij
binnen 10 seconden de telefoon opnemen en/of
-zich door die [aangeefster] laten pijpen waarbij hij haar hoofd naar zijn penis
duwde en/of
-terwijl die [aangeefster] de Nederlandse taal niet of onvoldoende sprak/beheerste
en/of onbekend was in Nederland met de Nederlandse regels en/of wetten en/of
gewoonten en/of gebruiken en/of niemand in Nederland kende en/of aldus
bewerkstelligd dat die [aangeefster] van hem/hen afhankelijk was;
(artikel 273 f sub 1 en/of sub 3 en/of sub 4 en/of sub 6 en/of sub 9 en/of
lid 2 en/of lid 3 sub 1 Wetboek van Strafrecht)
althans indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte] in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 20
februari 2010 te Groningen, en/of elders in Nederland en in Bulgarije tezamen
en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,
sub 1. -een vrouw ([aangeefster]) door dwang en/of geweld en/of een of
meer andere feitelijkheden of door dreiging met geweld of een of meer andere
feitelijkheden en/of door afpersing, fraude misleiding dan wel door misbruik
van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van
een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of
voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap had
over die [aangeefster], heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of
opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [aangeefster],
en/of
sub 3 .-een vrouw ([aangeefster]) heeft aangeworven, meegenomen of
ontvoerd met het oogmerk die vrouw in een ander land ertoe te brengen zich
beschikbaar te stellen tot het verrichten van een of meer seksuele handelingen
met of voor een derde tegen betaling en/of
sub 4.-een vrouw ([aangeefster]) met een van de onder sub 1 genoemde
middelen heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het
verrichten van arbeid of diensten dan wel onder een of meer van de onder sub 1
genoemde omstandigheden enige handelingen heeft ondernomen waarvan hij wist of
redelijkerwijs moest vermoeden dat die [aangeefster] zich daardoor beschikbaar zou
stellen tot het verrichten van arbeid of diensten en/of
sub 6.- opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van een vrouw
([aangeefster]) en/of
sub 9.- een vrouw ([aangeefster]) met een van de onder sub 1 genoemde
middelen heeft gedwongen dan wel bewogen hem verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [aangeefster] met of voor een derde,
immers heeft/is die [medeverdachte] met een of meer van zijn mededaders en/of alleen,
-tegen die [aangeefster] gezegd dat ze voor hem in Nederland in de prostitutie zou
kunnen/moeten werken en/of of ze wel besefte in wat voor problemen zij zich
bevond en/of
-een oppas voor het kind van die [aangeefster] gezocht en/of hiermee een afspraak
gemaakt en/of de kosten voor de oppas betaald en/of een contract laten
opstellen door een advocaat waarin was geregeld dat het kind van die [aangeefster]
aan een oppas zou worden toevertrouwd en/of heeft die [medeverdachte] deze kosten
betaald en/of
-een paspoort en/of een vliegticket voor die [aangeefster] geregeld en betaald en/of
-die [aangeefster] in het vliegtuig meegenomen naar Nederland en/of
-tegen die [aangeefster] gezegd dat ze pas haar mening mag uiten als ze geld gaat
verdienen en/of hierbij die [aangeefster] stevig bij de kaak gepakt en/of tegen die
[aangeefster] gezegd dat hij haar neus zou afbijten en/of
-een kamer voor die [aangeefster] gezocht/geregeld waar zij zich kon prostitueren
en/of
-kleding voor die [aangeefster] uitgezocht die ze moest dragen als ze zich
prostitueerde en/of deze kleding betaald en/of
-condooms voor die [aangeefster] gekocht en/of
-regels voor die [aangeefster] opgesteld inhoudende dat ze moest staan in de vitrine
waar ze zich prostitueerde en/of vrolijk kijken en/of niet met andere meisjes
mocht praten en/of hoeveel ze moest vragen per klant en/of dat ze kort moest
douchen en/of
-die [aangeefster] aan de haren getrokken en/of geduwd en/of uitgescholden en/of
-tegen die [aangeefster] gezegd dat ze ondanks een bloeding toch moest werken en/of
gebruikte sponsjes moest gebruiken en/of
-in aanwezigheid van die [aangeefster] een mes met de punt in de vloerbedekking
gegooid en/of
-die [aangeefster] lange werkdagen laten maken (van 12 uur of meer) en/of
-telkens al het door die [aangeefster] verdiende geld aan die [medeverdachte] laten afstaan
(zulks terwijl de afspraak was dat hij de helft zou krijgen)
en/of
-tegen die [aangeefster] gezegd dat ze hem geld schuldig was voor alles wat hij aan
haar had uitgegeven en/of
-telkens die [aangeefster] gecontroleerd als zij aan het werk was en/of moest zij
binnen 10 seconden de telefoon opnemen en/of
-zich door die [aangeefster] laten pijpen waarbij hij haar hoofd naar zijn penis
duwde en/of
-terwijl die [aangeefster] de Nederlandse taal niet of onvoldoende sprak/beheerste
en/of onbekend was in Nederland met de Nederlandse regels en/of wetten en/of
gewoonten en/of gebruiken en/of niemand in Nederland kende en/of aldus
bewerkstelligd dat die [aangeefster] van hem/hen afhankelijk was,
bij en/of tot het plegen van welk feit,
verdachte tezamen en in vereniging althans alleen,
toen aldaar, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of
middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft,
immers heeft/is verdachte:
-die [aangeefster] van het station opgehaald en/of
-een kamer voor die [aangeefster] gezocht/geregeld waar zij zich kon prostitueren
en/of
-met die [aangeefster] meegegaan naar de gemeente om zich in te laten schrijven op
een adres en/of voor die [aangeefster] getolkt en/of een adres voor die [aangeefster]
geregeld waarop zij zich kon inschrijven en/of instructies gegeven hoe zij
zich moest gedragen bij de gemeente en/of
-een inschrijving bij de Kamer van Koophandel voor die [aangeefster] geregeld en/of
-met die [aangeefster] naar de IND gegaan om een zogenaamde IND-sticker op te halen
en/of althans de papieren en formaliteiten voor die [aangeefster] geregeld en/of
tolkwerkzaamheden verricht voor die [aangeefster] waardoor zij als prostituee kon
gaan werken en/of
-terwijl die [aangeefster] de Nederlandse taal niet of onvoldoende sprak/beheerste
en/of onbekend was in Nederland met de Nederlandse regels en/of wetten en/of
gewoonten en/of gebruiken en/of niemand in Nederland kende en/of aldus
bewerkstelligd dat die [aangeefster] van hem/hen afhankelijk was,
(artikel 273 f sub 1 en/of sub 3 en/of sub 4 en/of sub 6 en/of sub 9 en/of lid
2 en/of lid 3 sub 1 Wetboek van Strafrecht jo. art. 48 Wetboek van Strafrecht)
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
Primair tenlastegelegde
Ten aanzien van het onder sub 1 tenlastegelegde kan bewezen worden verklaard dat verdachte door dreiging met een andere feitelijkheid, door misleiding, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie, [aangeefster] heeft aangeworven, vervoerd en overgebracht met het oogmerk van uitbuiting van [aangeefster].
Ten aanzien van het onder sub 3 tenlastegelegde kan bewezen worden verklaard dat verdachte [aangeefster] heeft aangeworven en meegenomen met het oogmerk dat [aangeefster] zich in Nederland beschikbaar stelde tot het verrichten van een of meer seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
Ten aanzien van het onder sub 4 tenlastegelegde kan bewezen worden verklaard dat verdachte door dreiging met een andere feitelijkheid, door misleiding, door misbruik van uit feitelijk overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie, [aangeefster] heeft gedwongen/bewogen zich beschikbaar te stellen voor prostitutie, dan wel dat zij onder een of meer van de onder sub 1
genoemde omstandigheden enige handelingen heeft ondernomen waarvan zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [aangeefster] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van diensten. De handelingen bestaan uit het dreigen met opsluiting, het meegaan naar de verscheidene balies om documenten te regelen en het optreden als tolk.
Ten aanzien van het onder sub 6 tenlastegelegde kan bewezen worden verklaard dat verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [aangeefster].
Ten aanzien van het onder sub 9 tenlastegelegde kan bewezen worden verklaard dat verdachte door dreiging met een andere feitelijkheid, door misleiding, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie, [aangeefster] heeft gedwongen/bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van prostitutie.
Verdachte heeft de tenlastegelegde feiten tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte] gepleegd. [medeverdachte] heeft daarbij nauw samen gewerkt met verdachte vanaf het moment dat hij [aangeefster] naar Nederland ging om [aangeefster] hier te laten werken. [medeverdachte] en [verdachte] hebben gezamenlijk [aangeefster] in Nederland te werk gesteld en haar verdiensten afgenomen. De rol van verdachte was kleiner dan die van haar medeverdachte. Verdachte had de rol om de dreiging te onderschrijven, te vertalen en de inschrijvingen tot stand te brengen. Verdachte heeft voor de inschrijvingen bij de gemeente, de Kamer van Koophandel en de IND substantieel hogere bedragen in rekening gebracht dan de werkelijke kosten.
Standpunt van de verdediging
Verdachte dient van de gehele tenlastelegging te worden vrijgesproken. Verdachte heeft aangeefster geholpen door te tolken voor aangeefster en door haar te vergezellen naar een instantie. Verdachte heeft dit bij wijze van vriendendienst gedaan en zij ontving hiervoor dan ook geen geld. Dit wordt bevestigd door diverse getuigenverklaringen. Verdachte heeft ook voor het overige geen handelingen verricht die er op neerkomen dat sprake is van medeplegen van mensenhandel.
Alleen aangeefster heeft belastend verklaard over verdachte. De verklaringen van aangeefster zijn evenwel onbetrouwbaar en worden voor wat betreft de rol van verdachte niet ondersteund door andere bewijsmiddelen uit het dossier.
Verdachte dient eveneens te worden vrijgesproken van het onder sub 4 tenlastegelegde voor wat betreft het ondernemen van handelingen waarvan zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van diensten. Niet kan worden bewezen dat [aangeefster] zich juist door de handelingen van verdachte beschikbaar zou stellen tot het verrichten van diensten.
Voorts is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor het medeplegen dan wel de medeplichtigheid door verdachte.
Beoordeling van het bewijs
Ten aanzien van de vraag of verdachte zich ten aanzien van [aangeefster] heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel dient de rechtbank na te gaan of de verklaringen van [aangeefster] die relevant zijn voor het aan verdachte ten laste gelegde, voldoende worden ondersteund door ander bewijsmateriaal.
Met betrekking tot het in de aanhef van de tenlastelegging en het onder primair sub 1, sub 3, sub 4, sub 6 en sub 9 ten laste gelegde constateert de rechtbank dat aangeefster voor verdachte belastende verklaringen heeft afgelegd. Verdachte zou bij de mensenhandel zijn betrokken vanaf het moment dat medeverdachte [medeverdachte] en aangeefster in Groningen aankomen. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar heeft afgehaald van het station en met haar is meegegaan naar de inschrijving bij de gemeente om daar voor haar te tolken. Verdachte zou daarvoor een vergoeding ontvangen. Daarnaast zou verdachte een inschrijving voor verdachte hebben geregeld en met haar naar de IND zijn gegaan om formaliteiten te regelen.
De rechtbank is van oordeel dat er naast de verklaringen van aangeefster onvoldoende ondersteunend bewijsmateriaal is voor het aan verdachte tenlastegelegde en overweegt daartoe als volgt.
[getuige] heeft als getuige verklaard dat verdachte veel geld verdient aan de inschrijving van Bulgaarse meisjes. Dat verdachte veel geld verdient aan de inschrijving van Bulgaarse meisjes heeft [getuige] evenwel niet zelf waargenomen of ondervonden maar hij heeft dit gehoord van anderen. Bovendien heeft [getuige] wisselende verklaringen afgelegd over de (hoogte van de) verdiensten van verdachte en van wie hij deze informatie heeft gehoord, zonder dat een aannemelijke verklaring wordt gegeven voor zijn wisselende verklaringen.
Daarnaast heeft getuige [getuige 6] verklaard dat verdachte vrouwen in Bulgarije zou ronselen voor prostitutie in Nederland. De verklaring van [getuige 6] is echter te algemeen en te vaag om als ondersteuning voor het bewijs te kunnen dienen. Voorts verklaart [getuige 6] niet uit eigen wetenschap maar heeft hij naar eigen zeggen de informatie van [getuige 7], zijn ex-vrouw. [getuige 7] ontkent de inhoud van de verklaringen van haar ex-man echter met klem.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het juist is dat zij met aangeefster mee is gegaan naar de gemeente om te tolken voor aangeefster, maar verdachte heeft ontkend dat zij daarvoor een vergoeding heeft ontvangen. Haar handelingen waren er alleen op gericht om een landgenote uit Bulgarije die de taal niet sprak en niet bekend was met de situatie hier te lande, te helpen.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting steeds consistent verklaard over de door haar verleende diensten voor aangeefster. De verklaringen van verdachte dat zij er enkel op uit was om aangeefster te helpen en geen geld heeft verdiend aan de door haar verleende diensten worden bevestigd door de verklaringen van [getuige 7], [getuige 9], medeverdachte [medeverdachte], [getuige 8] en [aangeefster].
De sms'jes die medeverdachte naar aangeefster heeft gestuurd geven weliswaar de indruk dat verdachte betrokken is bij het onder druk zetten van aangeefster, maar niet vast is komen te staan dat verdachte ook daadwerkelijk de aangehaalde uitingen heeft gedaan. Niet uit te sluiten valt dat medeverdachte deze uitlatingen heeft gedaan en deze om hem moverende redenen aan verdachte heeft toegeschreven.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat naast de verklaringen van aangeefster onvoldoende ondersteunend bewijsmateriaal voorhanden is, zodat niet is komen vast te staan dat sprake is geweest van mensenhandel als bedoeld in artikel 273f lid 1 aanhef en sub 1, sub 3, sub 4, sub 6 en sub 9 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is van oordeel dat weliswaar is komen vast te staan dat verdachte voor aangeefster heeft getolkt en haar heeft vergezeld naar instanties, maar dat dit onvoldoende is voor een bewezenverklaring van mensenhandel als bedoeld in artikel 273 f lid 1 aanhef en sub 1, sub 3, sub 4, sub 6 en sub 9. Deze handelingen leveren immers geen dwangmiddelen op in de betekenis van eerder genoemd artikel. Voorts kan niet worden vastgesteld dat verdachte wetenschap van de uitbuiting, dan wel het oogmerk daarop.
Ook voor een bewezenverklaring van artikel 273f lid 1 aanhef en sub 4, te weten dat verdachte handelingen heeft ondernomen waarvan zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat aangeefster zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van diensten, is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden. Uit het dossier volgt immers niet dat aangeefster zich juist door de verleende diensten door verdachte beschikbaar zou stellen voor de prostitutie. Eveneens is niet gebleken dat verdachte zich op enigerlei wijze heeft bediend van de tenlastegelegde middelen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat er geen sprake is van medeplegen door verdachte met medeverdachte aan mensenhandel. Voor het aannemen van medeplegen is een bewuste en nauwe samenwerking vereist.
In de onderhavige zaak werd verdachte kort van tevoren gebeld door medeverdachte dat hij met aangeefster aan zou komen op het station in Groningen met het verzoek of verdachte hen zou willen ophalen. Verdachte heeft daarna voor aangeefster getolkt bij instanties. Verder is enkel sprake geweest van 3 korte contacten. Deze gang van zaken duidt niet op tevoren gemaakte afspraken. Verdachte heeft veeleer een ondersteunende rol gespeeld gericht op het verlenen van hulp aan aangeefster. Van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte is derhalve niet gebleken, zodat ook langs de weg van de deelnemingsvorm medeplegen niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen.
De rechtbank is van oordeel dat evenmin sprake is van medeplichtigheid van verdachte aan mensenhandel door medeverdachte, nu uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte opzet had op de mensenhandel dan wel opzet op de ondersteuning aan medeverdachte voor wat betreft de mensenhandel.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de rechtbank verdachte vrijspreken van al hetgeen haar is ten laste gelegd.

Vordering van de benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [aangeefster], domicilie kiezende te 9712 PV Groningen aan de Nieuwe Kerkhof 9 aan het kantoor van haar raadsvrouw
mr. T.H.G. Schuringa. De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering, te weten aan materiële schade een bedrag van € 374, 50 en aan immateriële schade een bedrag van € 5.000,-, derhalve in totaal een bedrag van in totaal € 5.374, 50 vermeerderd met de wettelijke rente.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [aangeefster] zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het gevorderde schadebedrag van € 374,50 is eenvoudig vast te stellen en voldoende onderbouwd. Het bedrag van € 5.000,- aan immateriële schade is eveneens voldoende onderbouwd. De officier van justitie sluit zich aan bij deze onderbouwing.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering.
Beoordeling
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair in de aanhef van de tenlastelegging en onder sub 1, sub 3, sub 4, sub 6 en sub 9 en hetgeen verdachte subsidiair onder sub 1, sub 3, sub 4, sub 6 en sub 9 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [aangeefster] niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. Agema, voorzitter, mr. F. de Jong en mr. D.M. Schuiling, rechters, bijgestaan door T.J. de Wind, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 juni 2014.