ECLI:NL:RBNNE:2014:2728

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 mei 2014
Publicatiedatum
2 juni 2014
Zaaknummer
C-17-129305 - HA ZA 13-260
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.Th.M. Zwart-Sneek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid en betaling in bouwcontracten met betrekking tot een woning en bedrijfsloods

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Nederland is behandeld, gaat het om een geschil tussen de besloten vennootschap [A] B.V. en de vennoten [B] en [C] over de uitvoering van een aannemingsovereenkomst. De rechtbank heeft op 28 mei 2014 vonnis gewezen in een civiele procedure waarin [A] B.V. vorderingen heeft ingesteld tegen [B] en [C] wegens onbetaalde facturen voor de bouw van een woning. De vordering betreft een openstaande termijn van € 7.950,00 en een factuur voor meerwerk van € 17.915,03, die beide onbetaald zijn gelaten. [B] en [C] hebben verweer gevoerd en zich beroepen op een opschortingsrecht vanwege een gebrek aan de vloerverwarming in een bedrijfsloods, die door [A] B.V. is opgeleverd. De rechtbank heeft vastgesteld dat [B] en [C] erkend hebben dat de openstaande bedragen niet zijn betaald, maar dat zij zich beroepen op het opschortingsrecht vanwege de schade aan de vloerverwarming. De rechtbank heeft overwogen dat het beroep op het opschortingsrecht niet opgaat, omdat de schade aan de vloerverwarming niet door [A] B.V. is veroorzaakt en de aansprakelijkheid van [A] B.V. is beperkt volgens de algemene voorwaarden. De rechtbank heeft de vorderingen van [A] B.V. toegewezen en [B] en [C] hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de openstaande bedragen, vermeerderd met rente en kosten. In reconventie heeft [B] een vordering ingesteld tegen [A] B.V. voor schadevergoeding, maar deze is afgewezen omdat [A] B.V. niet aansprakelijk is voor de schade volgens de algemene voorwaarden. De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van [A] B.V. toegewezen aan [B] en [C].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/129305 / HA ZA 13-260
Vonnis van 28 mei 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] B.V.,
gevestigd te [plaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat: mr. J.F. Veenstra, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen

1.[B],

wonende te[plaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
2.
[C],
wonende te [plaats],
gedaagde in conventie,
advocaat: mr. J.J. Hengst, kantoorhoudende te Joure.
Partijen zullen hierna [A] enerzijds en [B] en[C] anderzijds genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 11 december 2013
  • het proces-verbaal van comparitie van 20 februari 2014, welke comparitie gelijktijdig met de comparitie in de zaak onder zaak-/rolnummer C/17/129307 / HA ZA 13-261 is gehouden
  • de akte wijziging van eis in reconventie van de zijde van [B] en[C]
  • de antwoordakte van de zijde van [A].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

in conventie en in reconventie
2.1.
In een schriftelijke, ondertekende "overeenkomst van aanneming" van 18 oktober 2010 - hierna: de overeenkomst ten aanzien van de woning - is onder meer het volgende vermeld:
[…]
Datum :18-10-10
[…]
De ondergetekenden:
1. De heer [B] en mevrouw [C]
[…]
hierna te noemen: "opdrachtgever"
2.[A] Bouw bv
[…]
hierna te noemen "aannemer"
verklaren als volgt te zijn overeengekomen:
HET WERK
De opdrachtgever heeft opgedragen aan de aannemer, die deze opdracht heeft aanvaard, de uitvoering van de volgende werkzaamheden:
De realisatie van een woning
e.e.a. conform:
Globale omschrijving werkzaamheden d.d. 11-10-10
1e nota van aanvulling d.d. 02-12-10
Lijst bepaling aanneemsom/wijzigingen d.d. 10-10-10
Tekening 1910091-BV1 d.d. 11-10-10
Tekening 1910091-BV5 d.d. 21-04-10
Tekening 1910091-BV6 d.d. 21-04-10
[…]
DE PRIJS
De opdrachtgever verbindt zich om aan de aannemer voor het aan deze hierbij opgedragen werk te betalen […]:
Totale aanneemsom € 159.000,=
zegge:[…] incl. 19% BTW
[…]
BETALINGSREGELING
De betaling zal geschieden in 7 termijnen, zijnde; (bedragen incl. 19% BTW)
[…]
7e termijn 5% van de aanneemsom groot € 7.950,= na einde onderhoudstermijn
[…]
Meer- en minderwerk wordt bijgehouden op een lijst van meer- en minderwerk en aan het eind van het werk verrekend met de laatste termijn.
Aldus overeengekomen en ondertekend te Berlikum,
de 20e oktober 2010
De opdrachtgever, De aannemer,
Dhr.[B] mevr. [C] [A] Bouw b.v.
2.2.
Op dezelfde datum is tussen [A] enerzijds en "Profi-Clean" anderzijds een overeenkomst gesloten ten aanzien van een bedrijfsloods (hierna: de bedrijfsloods). [B] is vennoot van "Profi-Clean". Ten aanzien van deze overeenkomst (hierna: de overeenkomst ten aanzien van de bedrijfsloods) is een procedure aanhangig bij deze rechtbank onder zaak-/rolnummer C/17/129307 / HA ZA 13-261, in welke zaak tegelijkertijd met de onderhavige zaak een comparitie van partijen heeft plaatsgevonden.
2.3.
Aan het ondertekenen van de overeenkomst ten aanzien van de woning en de overeenkomst ten aanzien van de bedrijfsloods zijn diverse offertes van [A] voorafgegaan. In deze offertes zijn de algemene voorwaarden van [A] van toepassing verklaard.
2.4.
In de hiervoor bedoelde algemene voorwaarden van [A] is onder meer het volgende bepaald:
[…]
Artikel 19 Aansprakelijkheid
[…]
19-2 [A] is aansprakelijk, voor zover zijn verzekering dit dekt, […] voor schade aan het werk.
[…]
Artikel 23 Betaling
[…]
23-2 [A] is gerechtigd indien de betaling van het verschuldigde niet binnen de gestelde termijn door hem is ontvangen, aan de opdrachtgever een rente ad 1,25% per maand te berekenen, gerekend vanaf de dag van verzending van de facturen.
23-3 [A] is voorts gerechtigd, buiten de hoofdsom en rente om van de opdrachtgever alle kosten, zowel gerechtelijke als buitengerechtelijke, door de niet betaling veroorzaakt te vorderen, waaronder begrepen de kosten van advocaat, procureur, zaakwaarnemer, gerechtsdeurwaarder en incassobureau.
23-4 Alle te maken gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten komen voor rekening van opdrachtgever. De buitengerechtelijke zullen worden berekend overeenkomstig het rapport Voorwerk II dan wel, indien dit Rapport niet langer actueel is, overeenkomstig de tarieven die door de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak alsdan redelijk zullen worden geacht. Tevens worden de buitengerechtelijke kosten verhoogd met alle kosten voor juridisch advies en bijstand.
[…]
2.5.
[A] heeft de woning, zoals bedoeld in de overeenkomst ten aanzien van de woning, opgeleverd.
2.6.
[A] heeft alle in de overeenkomst ten aanzien van de woning genoemde termijnen gefactureerd. De in de overeenkomst ten aanzien van de woning bedoelde 7e termijn (een bedrag van EUR 7.950,00 inclusief BTW) is door [A] op 1 september 2011 aan [B] en[C] gefactureerd. Tevens heeft [A] [B] en[C] op 1 september 2011 een factuur gezonden ter zake van meerwerk ter hoogte van EUR 17.915,03 inclusief BTW. Deze laatste twee facturen zijn beide onbetaald gelaten. [A] heeft voorts een creditfactuur aan [B] en aan[C] gezonden ter hoogte van EUR 214,20.
2.7.
De in de bedrijfsloods door de onderaannemer van [A] (Installatiebedrijf [D]) aangebrachte vloerverwarming werkt niet. Installatiebedrijf [D] heeft de vloerverwarming na het aanbrengen daarvan gevuld met water om opdrijven van de verwarmingsslangen tijdens het betonstorten te voorkomen. Door het intreden van vorst is het water in de verwarmingsslangen bevroren en zijn deze verwarmingsslangen daardoor beschadigd en lek geraakt.
2.8.
In opdracht van de in de zaak onder zaak-/rolnummer C/17/129307 / HA ZA 13-261 gedagvaarde vennootschap onder firma "Schoon&Zn V.O.F." (ook handelend onder de in de overeenkomst ten aanzien van de bedrijfsloods genoemde naam: "Profi-Clean" en hierna te noemen: de vof) heeft een derde, te weten Koelvisie B.V., een heaterverwarmingssysteem geleverd en in de bedrijfsloods gemonteerd. Blijkens de opdrachtbevestiging van Koelvisie B.V. zou dit heaterverwarmingssysteem op 24 oktober 2011 worden afgeleverd in de bedrijfsloods. De montage heeft vier dagen in beslag genomen. Koelvisie B.V. heeft voor het leveren en het monteren van het heaterverwarmingssysteem een tweetal facturen aan de vof gezonden, te weten een factuur van 24 oktober 2011 ter hoogte van EUR 7.306,60 inclusief BTW en een factuur van 1 november 2011 ter hoogte van EUR 10.959,90 inclusief BTW.
2.9.
Op 27 oktober 2011 heeft er een gesprek plaats gevonden over de niet werkende vloerverwarming tussen [A] (directeur van [A]), [E] (vennoot van de vof), [B] (eveneens vennoot van de vof), [F] (accountant van de vof), [D] (directeur van Installatiebedrijf [D]), [G](vertegenwoordiger van de verzekeraar van [A]) en een vertegenwoordiger van de verzekeraar van [D]. In dat gesprek is een plan van aanpak besproken, welk plan van aanpak inhield dat er nieuwe verwarmingsleidingen in de bestaande betonvloer en cementdekvloer zouden worden gefreesd en aangebracht. De freessleuven dienden vervolgens te worden aangeheeld en de door deze werkzaamheden beschadigde wanden, plinten, vloerbedekking, schilderwerk etc. zouden worden hersteld. De herstelkosten hiervan zijn daarbij begroot op een bedrag van EUR 67.110,00 exclusief BTW, waarbij de verzekeraar van [A] een bedrag van EUR 39.360,00 voor haar rekening zou nemen ten aanzien van het freeswerk, het aanbrengen van de nieuwe verwarmingsleidingen en het aanhelen van de freessleuven en de verzekeraar van [D] een bedrag van EUR 27.750,00 ter zake van het herstel van de beschadigingen ten gevolge van het vernieuwen van de verwarmingsleidingen.
2.10.
De verzekeraars hebben uiteindelijk - nadat de bedrijfsloods door de verzekeraar van Installatiebedrijf [D] was bezocht - slechts de hiervoor in rechtsoverweging 2.8 bedoelde twee facturen van Koelvisie B.V. vergoed, alsmede advieskosten, in totaal een bedrag van ongeveer EUR 25.000,00.

3.De vorderingen

in conventie

3.1.
De vordering van [A] strekt ertoe, dat de rechtbank, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [B] en[C] hoofdelijk veroordeelt om aan [A] te betalen een bedrag van EUR 25.650,83, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de contractuele rente van 1,25% per maand, althans de wettelijke handelsrente, althans de wettelijke rente vanaf 16 september 2011, althans vanaf de dag der dagvaarding, althans vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, zulks tot de dag van volledige betaling;
II. [B] en[C] hoofdelijk veroordeelt om aan [A] te betalen een bedrag van EUR 1.158,00 wegens door [A] gemaakte buitengerechtelijke incassokosten, althans een zodanig bedrag als de rechtbank zal bepalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding, althans vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, zulks tot de dag van volledige betaling;
III. [B] en[C] hoofdelijk veroordeelt in de na de te geven uitspraak ontstane kosten, begroot op EUR 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, zulks onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en [B] en[C] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan, met een bedrag van EUR 68,00 aan salaris advocaat, de explootkosten vanaf de dagtekening van de uitspraak en de wettelijke rente vanaf de dag nadat bedoelde termijn van veertien dagen voor nakoming is verstreken.
IV. [B] en[C] hoofdelijk veroordeelt in de kosten van het geding.
3.2.
[B] en[C] voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna - voor zover van belang - nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
De vordering van [B] strekt er - na wijziging van eis bij akte en na intrekking van haar reconventionele vordering door[C] - toe, dat de rechtbank, bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat [A] aansprakelijk is voor de door [B] geleden schade;
II. [A] veroordeelt tot vergoeden van de schade ad EUR 67.110,00, te vermeerderen met 21% BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 november 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, met dien verstande dat, indien [A] deze schade reeds volledig zou hebben vergoed uit hoofde van een veroordelend vonnis in de zaak C /17/129307 / HA ZA 13-261 door volledige betaling aan de vof dan wel [B] of [E], [A] ten aanzien van deze veroordeling zal zijn gekweten.
3.5.
[A] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna - voor zover van belang - nader ingegaan.

4.Het geschil en de beoordeling daarvan

in conventie en in reconventie

4.1.
De vordering van [A] strekt tot betaling van de nog openstaande 7e termijn (een bedrag van EUR 7.950,00), alsmede van een door [A] verzonden meerwerkfactuur van 1 september 2011 ter hoogte van EUR 17.915,03 en verminderd met een creditfactuur van [A] ter hoogte van EUR 214,20, vermeerderd met contractuele rente en (contractuele buitengerechtelijke) kosten.
4.2.
De rechtbank constateert dat - hoewel [B] dit niet in de hoogte van zijn reconventionele vordering heeft verdisconteerd - [B] en[C] hebben erkend dat de 7e termijn en de meerwerkfactuur van 1 september 2011 onbetaald zijn gelaten. [B] beroept zich echter - evenals de vof en haar vennoten in de procedure in de zaak C/17/129307 / HA ZA 13-261 - in conventie op zijn opschortingsrecht ten aanzien van het gebrek aan de vloerverwarming in de bedrijfsloods. Volgens hem werkt de vloerverwarming niet en is de schade vastgesteld op een bedrag van EUR 67.110,00. De schade - waarvoor [A] volgens [B] aansprakelijk is - is tot op heden niet door [A] hersteld. Het in opdracht van de vof door Koelvisie B.V. geleverde en in de bedrijfsloods gemonteerde heaterverwarmingssysteem betrof volgens [B] slechts een tijdelijke oplossing. [A] is op grond van het voorgaande volgens [B] in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst ten aanzien van de bedrijfsloods toerekenbaar tekort geschoten. [B] is als mede-opdrachtgever van de overeenkomst ten aanzien van de bedrijfsloods en als vennoot van de vof gerechtigd om vervangende schadevergoeding te vorderen, aldus nog steeds [B]. Volgens [B] bestaat er voldoende samenhang tussen zijn schuld aan [A] ter zake van de overeenkomst ten aanzien van de woning enerzijds en zijn (beweerde) vordering op [A] ter zake van de overeenkomst ten aanzien van de bedrijfsloods anderzijds om opschorting te rechtvaardigen omdat in feite sprake is van 1 bouwproject dat slechts om administratieve redenen in twee overeenkomsten is gesplitst. [B] vordert in reconventie een verklaring voor recht dat [A] aansprakelijk is voor de schade aan de vloerverwarming, alsmede vervangende schadevergoeding ter hoogte van EUR 67.110,00, vermeerderd met rente en kosten en voor zover [A] deze schade niet reeds volledig zou hebben vergoed uit hoofde van een veroordelend vonnis in de zaak onder zaak-/rolnummer C/17/129307 / HA ZA 13-261 door volledige betaling aan de vof dan wel aan [B] of aan [E].
4.3.
Ook indien er al gronden aanwezig zouden zijn om tot het oordeel te komen dat [B] zich voor wat betreft de overeenkomst ten aanzien van de woning kan beroepen op een opschortingsrecht in geval van toerekenbaar tekortschieten ter zake van de overeenkomst ten aanzien van de bedrijfsloods, gaat het beroep op zijn opschortingsrecht door [B] in het onderhavige geval naar het oordeel van de rechtbank niet op. Daartoe wordt, evenals in het heden in de zaak onder zaak-/rolnummer C/17/129307 / HA ZA 13-261 gewezen vonnis, het navolgende overwogen, waarbij de rechtbank het volgende opmerkt. Gelet op de omstandigheid dat de overeenkomst ten aanzien van de bedrijfsloods - die bij de beantwoording van de vraag of sprake is van toerekenbaar tekortschieten aan de zijde van [A] met betrekking tot de bedrijfsloods centraal staat - is gesloten met de vof, alsmede gelet op de omstandigheid dat [B] (mede)vennoot is van de vof, zal hierna - evenals in de procedure onder zaak -/rolnummer C/17/129307 - (mede) worden gesproken over de vof en haar vennoten.
4.4.
[A] heeft gemotiveerd weersproken dat het in opdracht van de vof door Koelvisie B.V. geleverde en in de bedrijfsloods gemonteerde heaterverwarmingssysteem slechts een tijdelijke oplossing zou betreffen. [A] heeft er daarbij op gewezen dat dit systeem enkele dagen vóór de bespreking van 27 oktober 2011 is geleverd/gemonteerd, waarbij de - aanzienlijke - kosten hiervan niet door de vof en haar vennoten naar voren zijn gebracht tijdens deze bespreking. Volgens [A] zijn partijen - op initiatief van de vof - dit andere, goedkopere alternatief voor de op 27 oktober 2011 besproken wijze van herstel overeengekomen. De vof hoopte daarbij dat zij het verschil tussen de kosten van het goedkopere alternatief en het door de verzekeraars uit te keren bedrag "in haar zak kon steken". [A] is de overeenkomst ten aanzien van de bedrijfsloods correct nagekomen door de kosten van dit alternatief - dat door de verzekeraars is vergoed - namens de vof aan Koelvisie B.V. te betalen, aldus [A]. Volgens [A] heeft zij de vof en haar vennoten ervoor gewaarschuwd dat het door de verzekeraars toegezegde bedrag was gebaseerd op de op 27 oktober 2011 besproken wijze van herstel en dat derhalve het risico zou worden gelopen dat de verzekeraars niet tot uitkering van het volledige bedrag van EUR 67.110,00 zouden overgaan. Volgens [A] kan van haar niet verwacht worden dat zij overgaat tot betaling van de kosten van het herstel van de vloerverwarming, welke kosten - indien de vof en haar vennoten zich hadden gehouden aan de op 27 oktober 2011 besproken wijze van herstel - door de verzekeraars vergoed zouden zijn. Afgezien van de omstandigheid dat [A] zich op het standpunt stelt dat zij correct is nagekomen, beroept zij zich op artikel 19-2 van haar algemene voorwaarden, op grond waarvan zij niet aansprakelijk is voor schade die haar verzekeraar niet dekt.
4.5.
De rechtbank constateert dat [B] niet heeft weersproken dat [A] op grond van haar algemene voorwaarden niet aansprakelijk is voor schade die haar verzekeraar niet dekt. De rechtbank constateert voorts dat [B] niet heeft weersproken dat de kosten van Koelvisie B.V., alsmede advieskosten (in totaal een bedrag van ongeveer EUR 25.000,00) na uitkering daarvan aan [A] door de verzekeraar van [A], door eerstgenoemde namens de vof aan Koelvisie B.V. is betaald en dat hij bovendien niet heeft weersproken dat de verzekeraar van [A] (en ook die van [D]) elke verdere uitkering weigert. [A] heeft ter gelegenheid van de comparitie van partijen toegelicht - hetgeen evenmin door [B] is weersproken - dat de verzekeraar van Installatiebedrijf [D], die op grond van hetgeen is besproken op 27 oktober 2011 het herstel van de vloer en de plinten en dergelijke zou vergoeden, is gaan kijken in de bedrijfsloods, waarbij is geconstateerd dat er voor een andere, goedkopere oplossing is gekozen (de montage van een heaterverwarmingssysteem), waarbij de vloer niet open hoefde en waaruit is geconcludeerd dat er geen schade is die zij hoeft te vergoeden.
4.6.
[B] heeft aangevoerd dat [A] geen beroep kan doen op haar algemene voorwaarden, waaronder de bepaling dat [A] niet aansprakelijk is voor schade die haar verzekeraar niet dekt. Hierna zal worden ingegaan op hetgeen de [B] daartoe heeft aangevoerd.
4.7.
Toepasselijkheid algemene voorwaarden
4.7.1.
Allereerst heeft [B] aangevoerd dat de algemene voorwaarden van [A] niet van toepassing zijn verklaard op de overeenkomst ten aanzien van de bedrijfsloods. Hij wijst er daarbij op dat in de overeenkomst niet wordt verwezen naar de algemene voorwaarden van [A] en evenmin naar door [A] uitgebrachte offertes.
4.7.2.
De rechtbank constateert dat op de offertes van [A] - zoals [B] niet heeft weersproken - de algemene voorwaarden van [A] van toepassing zijn verklaard. De offertes van [A] dienen volgens [A] te worden beschouwd als een aanbod aan de vof en dit aanbod (één van deze offertes) is volgens [A] door de vof geaccepteerd. Aan de hand van deze offerte zijn volgens [A] nadere stukken opgemaakt.
4.7.3.
Ter gelegenheid van de comparitie van partijen heeft de advocaat van [B] aangevoerd dat het bouwplan - nadat diverse aannemers offertes hadden uitgebracht - met [A] in gang is gezet op basis van de contracten met het door de vof ingeschakelde bedrijf Bouwadvies Oldenburger en niet op basis van een offerte van [A]. De rechtbank constateert echter dat van de zijde van de vof (waar [B] deel uitmaakt) is verklaard - in lijn met hetgeen de advocaat van [A] toen heeft verklaard - dat het project is begeleid door Bouwadvies Oldenburger en dat de stukken door dit bureau zijn opgesteld, maar dat het klopt dat [A] meerdere opties heeft geoffreerd, waar een keuze uit is gemaakt. Hieruit leidt de rechtbank af, dat het aanbod van [A] - één van de door haar uitgebrachte offertes - door de vof is aanvaard. De in die offerte van toepassing verklaarde algemene voorwaarden van [A] zijn dan ook van toepassing op de onderhavige overeenkomst. De enkele omstandigheid dat de toepasselijkheid van deze algemene voorwaarden niet is opgenomen in de - zeer summiere - overeenkomst, is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. Dit zou slechts anders zijn indien de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van [A] daarbij door de vof van de hand is gewezen. Weliswaar heeft de advocaat van [B] ter gelegenheid van de comparitie van partijen opgemerkt dat de algemene voorwaarden van [A] bewust niet van toepassing zijn verklaard, maar dit verweer is niet nader onderbouwd. Zo is gesteld noch gebleken dat de algemene voorwaarden van [A] - na de van toepassing verklaring in de offerte van [A] - nadien nog tussen partijen aan de orde zijn geweest en zo ja, op welke wijze.
4.7.4.
Op grond van het voorgaande zal het verweer in zoverre worden verworpen. Uitgegaan zal worden van de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van [A].
4.8.
Vernietigbaarheid algemene voorwaarden; ter hand gesteld?
4.8.1.
[B] heeft voorts een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden van [A] omdat - zoals hij bij conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie heeft aangevoerd - deze algemene voorwaarden niet vóór of bij het sluiten van de overeenkomst ter hand zijn gesteld.
4.8.2.
De rechtbank overweegt dat [A] bij conclusie van antwoord in reconventie, alsmede ter gelegenheid van de comparitie van partijen heeft aangevoerd dat haar algemene voorwaarden - zoals in de offertes is vermeld - telkens aan de achterzijde van het voorblad van de diverse offertes zijn afgedrukt. Gelet op de omstandigheid dat [B] dit vervolgens niet heeft weersproken en de algemene voorwaarden hiermee ter hand zijn gesteld, zoals in artikel 234 BW bedoeld, zal het beroep op vernietiging van de algemene voorwaarden worden verworpen.
4.9.
Vernietigbaarheid artikel 19-2 van de algemene voorwaarden; onredelijk bezwarend beding?
4.9.1.
Ten slotte heeft [B] aangevoerd dat artikel 19-2 van de algemene voorwaarden van [A] - in welk artikel is bepaald dat [A] niet aansprakelijk is voor schade die haar verzekeraar niet dekt - onredelijk bezwarend is en op die grond vernietigbaar is.
4.9.2.
De rechtbank stelt voorop dat een beding in algemene voorwaarden slechts vernietigbaar is, indien sprake is van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat het beding gelet op de aard en inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval onredelijk bezwarend zou zijn voor de vof en haar vennoten (zie artikel 6:233 onder a BW).
4.9.3.
Van een onredelijk bezwarend beding in de hiervoor bedoelde zin is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Uit het enkele feit dat [A] haar aansprakelijkheid heeft beperkt tot het bedrag dat haar verzekeraar uitkeert - een veel voorkomend beding - volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat het beding daarmee onredelijk bezwarend is. Overige feiten en omstandigheden waaruit zou volgen dat dit artikel onredelijk bezwarend zou zijn, zijn door [B] niet gesteld. Het beroep op vernietiging van artikel 19-2 van de algemene voorwaarden van [A] zal dus worden verworpen. De rechtbank merkt nog op dat de overeenkomst ten aanzien van de bedrijfsloods is gesloten door de vof en niet door [B] in privé, zodat geen sprake is van een met een consument gesloten overeenkomst.
4.10.
Conclusie
4.10.1.
Gelet op de omstandigheid dat - zoals hiervoor is overwogen - de algemene voorwaarden van [A] van toepassing zijn op de overeenkomst ten aanzien van de bedrijfsruimte, het beroep op vernietiging van deze algemene voorwaarden (in haar geheel of alleen van artikel 19-2) zal worden verworpen, alsmede gelet op hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 4.5. is overwogen, is [A] naar het oordeel van de rechtbank op grond van artikel 19-2 van haar algemene voorwaarden - indien er al vanuit zou worden gegaan dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [A] voor wat betreft de overeenkomst ten aanzien van de bedrijfsruimte - niet aansprakelijk voor de onderhavige beweerde schade van (onder meer) [B]. Het beroep van [B] op een aan hem toekomend opschortingsrecht ter zake van de schade aan de vloerverwarming zal dus worden verworpen.
voorts in conventie
4.11.
De in conventie gevorderde hoofdsom ter zake van de 7e termijn, alsmede van een door [A] verzonden factuur van 1 september 2011 ter zake van meerwerk en verminderd met de creditfactuur van [A] ter hoogte van EUR 214,20 zal - bij gebreke van een rechtsgeldig beroep op een opschortingsrecht - worden toegewezen. Weliswaar hebben [B] en[C] bij conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, aangevoerd dat de opstelling van [A] onjuist is, maar ter gelegenheid van de comparitie van partijen hebben zij erkend dat de 7e termijn, alsmede de meerwerkfactuur van 1 september 2011 openstaan. Naar het oordeel van de rechtbank had het op de weg van [B] en[C] gelegen om expliciet aan te geven om welke reden (behoudens het door [B] ingeroepen opschortingsrecht) de gevorderde hoofdsom desondanks (deels) niet toewijsbaar zou zijn, hetgeen zij hebben nagelaten. De enkele verwijzing naar een door henzelf opgestelde eindafrekening is daartoe - zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt - onvoldoende.
4.12.
Hoofdelijkheid
4.12.1.
[A] vordert een
hoofdelijkeveroordeling van [B] en[C]. [A] heeft echter nagelaten om te stellen op welke grond deze hoofdelijkheid is gebaseerd. Gelet hierop, alsmede gelet op artikel 6:6 BW zal de gevorderde hoofdelijkheid worden afgewezen.
4.13.
Contractuele rente
4.13.1.
De gevorderde contractuele rente van 1,25% per maand, acht de rechtbank gelet op artikel 23-2 van de algemene voorwaarden van [A] toewijsbaar. Weliswaar hebben [B] en[C] - evenals [B] ten aanzien van de overeenkomst ten aanzien van de bedrijfsloods - aangevoerd dat de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn verklaard op de overeenkomst ten aanzien van de woning en hebben zij (subsidiair) een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van deze algemene voorwaarden, maar dit verweer zal worden verworpen. De rechtbank verwijst hiertoe naar hetgeen hiervoor in de rechtsoverweging 4.7 en 4.8 is overwogen omtrent de overeenkomst ten aanzien van de bedrijfsloods, welke overeenkomst op dezelfde wijze is gesloten als de overeenkomst ten aanzien van de woning. [A] vordert deze rente vanaf 16 september 2011, te weten - zo begrijpt de rechtbank - vanaf de vijftiende dag na verzending van de factuur van 1 september 2011 ter zake van de 7e termijn en de factuur van diezelfde datum ter zake van het meerwerk. Gelet op het bepaalde in artikel 23-2 van de algemene voorwaarden van [A] - waarin is bepaald dat de rente reeds verschuldigd is vanaf de dag van verzending van de facturen - zal de vordering tot betaling van rente vanaf 16 september 2011 worden toegewezen.
4.14.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.14.1.
[A] vordert voorts buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van EUR 1.158,00 (2 punten van het toepasselijke liquidatietarief) en wel op grond van artikel 23 van haar algemene voorwaarden, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding (21 augustus 2013). Wat betreft de toepasselijkheid van deze algemene voorwaarden en het beroep door [B] en[C] op de vernietigbaarheid van deze algemene voorwaarden, wordt verwezen naar hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 4.13.1 is overwogen. Het verweer van [B] en[C] zal in zoverre worden verworpen. Volgens [A] heeft zij daadwerkelijk buitengerechtelijke incassokosten gemaakt. Gelet op artikel 23 van de algemene voorwaarden van [A] acht de rechtbank de vordering in zoverre toewijsbaar.
4.15.
Proceskosten
4.15.1.
[B] en[C] zullen als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. De kosten aan de zijde van [A] worden vastgesteld op:
- dagvaardingskosten en GBA EUR 83,71
- griffierecht EUR 1.836,00
- salaris voor de advocaat EUR
868,50(1,5 punt x tarief EUR 579,00)
Totaal EUR 2.788,21.
4.15.2.
Opgemerkt wordt dat de kosten van de comparitie van partijen - die gelijktijdig heeft plaatsgevonden met de comparitie van partijen in de zaak C/17/129307 / HA ZA 13-261 - voor de helft wordt toegerekend aan de onderhavige zaak en voor de helft aan de andere zaak.
4.15.3.
Ook de gevorderde nakosten en de daarover gevorderde wettelijke rente acht de rechtbank toewijsbaar, met uitzondering van de gevorderde explootkosten vanaf de dagtekening van dit vonnis. Deze kosten zijn slechts toewijsbaar als zij in redelijkheid zijn gemaakt, hetgeen niet op voorhand is te beoordelen.
voorts in reconventie
4.16.
Grijpma heeft haar reconventionele vordering bij akte wijziging van eis in reconventie ingetrokken en [B] heeft zijn vordering bij diezelfde akte gewijzigd. Tegen deze wijziging is door [A] op voorhand - te weten ter gelegenheid van de comparitie van partijen alwaar de wijziging reeds is aangekondigd - bezwaar gemaakt. Het bezwaar is toen verworpen. Bij antwoordakte heeft [A] geen nieuwe bezwaren gemaakt tegen de wijziging van eis. Gelet hierop, alsmede gelet op de omstandigheid dat de rechtbank geen aanleiding ziet om deze wijziging van eis buiten beschouwing te laten wegens de eisen van een goede procesorde, zal recht worden gedaan op de gewijzigde eis.
4.17.
Gelet op hetgeen hiervoor in conventie is overwogen, zal de reconventionele vordering van [B] - wat er verder ook van zij - worden afgewezen. [A] is immers gelet op artikel 19-2 van haar algemene voorwaarden niet aansprakelijk voor de onderhavige beweerde schade.
4.18.
Proceskosten
4.18.1.
[B] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. De kosten aan de zijde van [A] worden vastgesteld op:
- salaris voor de advocaat EUR 894,00 (0,5 x 2 punten x tarief 894,00).

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt [B] en[C] om aan [A] te betalen een bedrag van EUR 25.650,83, te vermeerderen met de contractuele rente van 1,25% per maand vanaf 16 september 2011 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [B] en[C] om aan [A] te betalen een bedrag van EUR 1.158,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2013 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [B] en[C] in de na deze uitspraak ontstane kosten, begroot op EUR 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, zulks onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en [B] en[C] niet binnen veertien dagen na aanschrijving van het vonnis hebben voldaan, met een bedrag van EUR 68,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag nadat bedoelde termijn van veertien dagen voor nakoming is verstreken,
5.4.
veroordeelt [B] en[C] in de kosten van het geding, aan de zijde van [A] vastgesteld op EUR 2.788,21,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst af het anders of meer gevorderde,
in reconventie
5.7.
wijst de vordering af,
5.8.
veroordeelt [B] in de kosten van het geding, aan de zijde van [A] vastgesteld op EUR 894,00,
5.9.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.Th.M. Zwart-Sneek en in het openbaar uitgesproken op
28 mei 2014. [1]

Voetnoten

1.82.