Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[verdachte],
Tenlastelegging
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
De vordering van de officier van justitie
De voorvragen
Vrijspraak
Bewijsmotivering
opgave van bewijsmiddelen:
Rechtbank Noord-Nederland
Op 13 mei 2014 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 27 februari 2014 te Assen opzettelijk en wederrechtelijk een ruit heeft vernield. De verdachte, geboren in 1986 en thans verblijvende in gevangenis Norgerhaven te Veenhuizen, werd bijgestaan door zijn advocaat mr. H.J. Pellinkhof. Tijdens de zitting op 29 april 2014 werd de tenlastelegging besproken, waarbij de verdachte werd beschuldigd van vernieling van een gebouw en/of ruit, zoals vastgelegd in artikel 350 en 352 van het Wetboek van Strafrecht.
De officier van justitie vorderde een ISD-maatregel van twee jaar, terwijl de verdediging pleitte voor geen onvoorwaardelijke maatregel, gezien de omstandigheden van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde, maar achtte het subsidiair tenlastegelegde bewezen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk de ruit had vernield, en dat hij strafbaar was, omdat er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig waren.
Bij het opleggen van de maatregel hield de rechtbank rekening met de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De rechtbank legde een voorwaardelijke ISD-maatregel op voor de duur van twee jaar, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van € 425,00 aan de benadeelde partij voor de schade aan de ruit. De rechtbank oordeelde dat de benadeelde partij ontvankelijk was in haar vordering voor dit bedrag, maar niet voor de overige schade, die bij de burgerlijke rechter moest worden aangebracht. De rechtbank hefte tevens het bevel tot voorlopige hechtenis op.