ECLI:NL:RBNNE:2014:2376

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 mei 2014
Publicatiedatum
9 mei 2014
Zaaknummer
C/18/147575 / KG ZA 14-110
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over executoriaal beslag en bindend advies tussen appartementseigenaar en Vereniging van Eigenaren

In deze zaak, die zich afspeelt in Groningen, betreft het een kort geding tussen een appartementseigenaar, aangeduid als [eiser], en de Vereniging van Eigenaren (VvE) van het Herewegflat II, aangeduid als de VvE. De procedure is gestart naar aanleiding van een geschil over de betaling van VvE-bijdragen en de daaropvolgende executie van een beslag dat door de VvE was gelegd op het appartementsrecht van [eiser]. De achtergrond van het geschil ligt in een eerder gesloten vaststellingsovereenkomst en bindend advies, waarbij partijen op 20 december 2012 overeenstemming hadden bereikt over de betaling van bijdragen en onderhoudskosten. Echter, na een aantal geschillen over de uitvoering van deze overeenkomst, heeft [eiser] op 14 juni 2013 conservatoir beslag gelegd op de bankrekening van de VvE.

De VvE heeft vervolgens executoriaal beslag gelegd op het appartementsrecht van [eiser] op basis van het proces-verbaal van de eerder gesloten overeenkomst. [eiser] heeft in dit kort geding gevorderd dat het beslag wordt opgeheven, terwijl de VvE verweer heeft gevoerd en ook een vordering in reconventie heeft ingesteld. De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de executie van het beslag misbruik van recht oplevert, gezien de omstandigheden van de zaak en de belangen van beide partijen. De rechter heeft geoordeeld dat de VvE niet in redelijkheid gebruik kan maken van haar bevoegdheid tot executie, gezien de gewijzigde omstandigheden en de aanpassing van de maandelijkse bijdrage die door de VvE was vastgesteld.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het beslag opgeheven, onder de voorwaarde dat [eiser] een bedrag van € 5.000,00 op de derdenrekening van een notariskantoor stort. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De vorderingen van de VvE in reconventie zijn afgewezen, en de rechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Groningen
zaaknummer / rolnummer: C/18/147575 / KG ZA 14-110
Vonnis in kort geding van 9 mei 2014
in de zaak van
[naam],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. M. Schuring,
tegen
DE VERENIGING VAN EIGENAREN HEREWEGFLAT II,
gevestigd te Groningen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M.H. Rozeboom.
Partijen zullen hierna [eiser] en de VvE genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de mondelinge behandeling;
  • de pleitnota van [eiser] ;
  • de pleitnota van de VvE;
  • de eis in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is eigenaar van het appartementsrecht met betrekking tot het appartement staande en gelegen aan de [adres] te Groningen.
[eiser] is uit dien hoofde van rechtswege lid van de VvE. De andere leden van de VvE zijn (geweest) [naam] en [naam] (nummer 18) alsmede hun zoon [naam] (nummer 18a).
2.2.
In verband met bestaande geschillen tussen [eiser] enerzijds en de VvE en haar andere leden anderzijds (onder meer omtrent de betaling van de bijdrage in de lasten van de VvE) is een procedure gevoerd bij de Rechtbank Groningen, sector kanton, onder zaak-/rolnummer 562989 EJ VERZ 12-464. Ter beslechting van hun geschillen zijn partijen op 20 december 2012 een schikking overeengekomen, die is vastgelegd in het proces-verbaal van de zitting van die dag.
Daarin is vermeld dat partijen het volgende zijn overeengekomen:
[eiser] betaalt met ingang van 1 januari 2013 de maandelijkse bijdrage groot € 450,00 aan de VvE. Vóór 1 februari 2013 betaalt [eiser] een bedrag van € 2.700,00 aan de VvE ter zake van de bijdrage over 2012.
Zo mogelijk vóór 1 november 2013 zullen in ieder geval de volgende werkzaamheden plaatsvinden:
-
schilderwerk buiten aan de kozijnen;
-
herstel van de balkons aan de voorkant;
-
herstel lekkage vanuit de badkamer van [naam] .
3.
Voordat de werkzaamheden aan de balkons en de lekkage vanuit de badkamer worden uitgevoerd zullen partijen bij wijze van bindend advies aan VvE Belang, althans een door partijen aan te wijzen notaris, voorleggen welk onderhoud voor rekening van de VvE komt en welk onderhoud voor de individuele appartementseigenaren. Elke appartementseigenaar betaalt een derde van de kosten.
4.
Partijen zullen bij wijze van bindend advies op kosten van ongelijk aan administrateur [B] voorleggen of de leden vanaf 2003 al dan niet een betalingsachterstand hebben. Mocht worden vastgesteld dat [eiser] een achterstand heeft, dan zal hij binnen een maand na het bindend advies tot betaling overgaan.
5.
Partijen zullen beide opdrachten verstrekken vóór 1 februari 2013.
6.
Beide partijen verlenen medewerking aan het bijeenroepen van VvE-vergaderingen door het bestuur.
2.3.
[eiser] heeft op 14 juni 2013 conservatoir beslag doen leggen op de bankrekening van de VvE.
2.4.
Bij brief d.d. 23 juli 2013 aan de VvE heeft administrateur [B] bindend advies uitgebracht. Daarin is onder meer het volgende vermeld:

Van mijn bevindingen met betrekking tot betalingsachterstanden per 30 juni 2013 heb ik in de meegezonden stukken de opstellingen weergegeven.
Naast bovenstaand verzoek heeft u mij tevens verzocht, als ik belemmeringen tegenkwam bij het uitvoeren van deze en de vorige opdracht dit op schrift te zetten.
Hierbij kan ik u zeggen dat ik geen inzage heb gekregen in de stukken die in het archief liggen en nog onder beheer zijn van de heer [C] , de administrateur van voor 2008.
De heer [C] vertelde mij dat hij van de heer [eiser] geen toestemming had om het archief aan mij ter inzage te geven. Deze inzage had ik nodig om het overzicht vanaf 2003 te kunnen samenstellen, zoals in punt 4 van de overeenkomst inzake zaak/rolnummer: 562989 EJ VERZ 12-464 is verwoord. Nu ik deze medewerking niet heb gekregen is mijn overzicht van 30 maart 2013 inzake de achterstand in betalingen van de 3 deelnemers, gemaakt over de jaren 2008 t/m 201 2.
Voor het maken van het overzicht over het eerste halfjaar van 2013 kan ik u zeggen dat ik
geen belemmeringen heb ondervonden.
In het overzicht van [B] is vermeld dat de achterstand van [eiser] per 31 december 2012
€ 7.650,00 bedraagt.
2.5.
Op 22 oktober 2013 heeft de VvE het proces-verbaal van 20 december 2012 aan [eiser] doen betekenen en daarbij bevel gedaan aan [eiser] om aan de VvE een bedrag van
€ 7.200,00 te betalen, te vermeerderen met kosten.
2.6.
Bij brief van de behandelend deurwaarder (LAVG) van 22 oktober 2013 aan [eiser] zijn die kosten als volgt gespecificeerd:
In de bijlage treft u blad 2 van de beschikking van 4 oktober jl. aan, aan de hand waarvan de achterstand is bepaald.Onder c ziet u dat er een bindend advies is afgegeven op 23 juli 2013. Tevens ziet u onder c wat de achterstand is tot en met augustus 2013, namelijk € 6.751,00, te vermeerderen met de niet betaalde VvE-bijdragen vanaf 1 september 2013. Aangezien september 2013 niet is betaald, is de vordering verhoogd met € 450,00. Totaal dient er dus betaald te worden € 7.201,00. Per abuis is door ons een achterstand van € 7.200,00 opgenomen. Een verschil van € 1,00 in uw voordeel.
In de beschikking van 4 oktober 2013 van deze rechtbank is (onder meer) onder c (het petitum in reconventie) het volgende opgenomen:
c. voor recht te verklaren dat [eiser] gehouden is tot medewerking aan nakoming van het bindend advies van de heer [B] van 23 juli 2013 en daarmee tot betaling van een bedrag van in totaal€ 5.851,00 aan de VvE over de periode tot en met 30 juni 2013, alsmede tot betaling van een maandelijkse bijdrage aan de VvE van € 450,00 per maand, en [eiser] te veroordelen binnen 14 dagen na betekening van de onderhavige beschikking over te gaan tot betaling van een bedrag van in totaal € 6.751,00 aan deze achterstand en aan bijdragen over de maanden juli en augustus 2013, en verder € 450,00 per maand vanaf 1 september 2013;
2.7.
Tussen partijen is vervolgens gecorrespondeerd omtrent een mogelijke minnelijke regeling. Dat heeft echter niet tot een positief resultaat geleid.
2.8.
Bij exploot d.d. 20 januari 2014 is in opdracht van de VvE uit kracht van het vorengenoemde proces-verbaal van 20 december 2012 executoriaal beslag gelegd op voornoemd appartementsrecht van [eiser] , alsmede op diens (deels) in eigendom toebehorende woning aan de [adres] te [plaatsnaam] . De veiling van de in beslag genomen zaken is aangezegd tegen 15 mei 2014.

3.Het geschil in conventie

3.1.
De vordering van [eiser] strekt ertoe de in het lichaam van de dagvaarding vermelde beslagen, al dan niet tegen betaling van een door de voorzieningenrechter te bepalen bedrag, door te halen, met veroordeling van de VvE in de kosten van dit geding.
3.2.
De VvE heeft verweer gevoerd.

4.4. Het geschil in reconventie

4.1.
De vordering van de VvE strekt ertoe:
[eiser] te veroordelen om aan de VvE te voldoen aan maandelijkse bijdrage en deurwaarderskosten over de periode tot en met 24 april 2014 een bedrag van
€ 11.637,67;
Het uit hoofde van het verlof van 13 juni 2013 ten laste van de VvE onder de ABN AMRO Bank N.V. gelegde beslag op te heffen, althans [eiser] te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis mee te werken aan doorhaling van dit beslag door de ABN AMRO Bank N.V. schriftelijk te bevelen om de blokkering van de bankrekening per omgaande op te heffen en opgeheven te houden, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag dat [eiser] aan deze veroordeling niet voldoet, onder de bepaling dat dit vonnis ex artikel 3: 300 BW in de plaats treedt van voornoemde medewerking indien [eiser] deze medewerking niet verleent;
met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure, waaronder de werkelijke advocaatkosten begroot op tenminste € 5.000,00, althans een daartoe te bepalen voorschot, alsmede het nasalaris ad € 131,00, dit nasalaris te verhogen met € 68,00 indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan en betekening heeft plaatsgevonden, met bepaling dat indien de proceskosten niet binnen veertien dagen na vonniswijzing zijn voldaan, [eiser] tevens de wettelijke rente over de proceskosten is verschuldigd.
4.2.
[eiser] heeft verweer gevoerd.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
Het spoedeisende belang bij de gevraagde voorziening is met de aard van het gevorderde gegeven.
5.2.
Een vordering tot opheffing van een executoriaal beslag betreft in wezen een executiegeschil.
In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een executoriale titel (in dit geval het proces-verbaal van 20 december 2012 ingevolge artikel 87 Rv) slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien de te executeren titel klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na het proces-verbaal voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
5.3.
De voorzieningenrechter stelt hierbij voorop dat een schuldeiser – zoals de VvE in dit geval – in beginsel recht heeft op integrale voldoening van haar vordering en dat zij de bevoegdheid heeft – indien nodig – rechtsmaatregelen te nemen om dat te bewerkstelligen.
Onder bijzondere omstandigheden kan het nemen van dergelijke maatregelen – zoals het leggen van executoriaal beslag – desalniettemin misbruik van bevoegdheid opleveren.
Naar vaste jurisprudentie moet de rechter in geval van een gelegd executoriaal of executoriaal geworden beslag – waarin derhalve een executoriale titel aanwezig is – in het algemeen meer terughoudendheid betrachten alvorens te concluderen dat bij het leggen of handhaven van een dergelijk beslag sprake is (geweest) van misbruik van bevoegdheid.
5.4.
Ter zitting is door de VvE gesteld dat de achterstand van [eiser] in de betaling van de VvE-bijdragen per 31 december 2012 € 4.950,00 bedraagt, in dit verband is verwezen naar de berekening in productie 26 onder III, welke berekening is gemaakt op basis van het bindend advies van [B] waarop de betaling van [eiser] van € 2.700,00 in mindering is gebracht (€ 7.650,00 - € 2.700,00 = € 4.950,00).
Voorts heeft de VvE gesteld dat [eiser] de maandelijkse bijdrage van € 450,00 in 2013 niet (volledig) heeft betaald.
5.5.
[eiser] heeft gesteld dat de VvE misbruik maakt van haar executiebevoegdheid door tot tenuitvoerlegging van het proces-verbaal d.d. 20 december 2012 over te gaan.
[eiser] kan zich niet vinden in het bindend advies van [B] omdat het advies niet onderbouwd is en ten onrechte vermeldt dat [eiser] niet zou hebben willen meewerken. Bovendien heeft [eiser] aangeboden een bedrag tot zekerheidsstelling te willen betalen op de derdenrekening van notariskantoor Broekema en Nielsen te Groningen.
Met betrekking tot de betaling van de maandelijkse bijdrage van € 450,00 is na de getroffen schikking op 20 december 2012 een lagere bijdrage vastgesteld voor 2013 in de vergadering van de VvE en wel op € 250,00. In dit verband heeft [eiser] verwezen naar de begroting van de VvE die bij de vergadering van 13 juni 2013 is vastgesteld.
5.6.
De voorzieningenrechter overweegt het volgende.
5.7.
In de eerste plaats moet worden beoordeeld of het proces-verbaal in samenhang met het ingevolge dit proces-verbaal opgestelde bindend advies ten uitvoer kan worden gelegd.
Uit het arrest
Rabobank/Visser(Hoge Raad 26 juni 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0646) vloeit voort dat het verschuldigde met voldoende bepaaldheid in de executoriale titel omschreven moet zijn. Op het moment dat de regeling met het bindend advies is vastgelegd in het proces-verbaal was nog niet duidelijk welk bedrag [eiser] aan de VvE verschuldigd was. Daarover diende de bindend adviseur zich immers nog uit te laten.
Uit het arrest
Rabobank/Visserblijkt dat aan een grosse van een notariële akte ook executoriale kracht toekomt met betrekking tot toekomstige vorderingen die hun onmiddellijke grondslag vinden in een op het tijdstip van het verlijden van de akte reeds bestaande en in de akte omschreven rechtsverhouding, mits de akte op de voor de schuldenaar bindende wijze aangeeft op welke wijze de omvang van de schuld kan worden vastgesteld. Toegepast op een bindend advies is met de vastlegging van de bindend-adviesovereenkomst in een akte voldaan aan de maatstaf die in het arrest
Rabobank/Visseris gesteld ten aanzien van de executoriale kracht van een akte zodat deze een executoriale titel oplevert. De bindend-adviesovereenkomst bepaalt immers dat het verschuldigde wordt bepaald door een bindend advies en dat partijen zich hieraan gebonden achten. Dit geldt evenzeer voor een in een proces-verbaal neergelegde bindend-adviesovereenkomst.
5.8.
Ook al is het bindend advies van [B] niet – duidelijk – onderbouwd door middel van objectieve en verifieerbare bescheiden, neemt dat niet weg dat het door [eiser] aan de VvE verschuldigde in beginsel wordt bepaald door het bindend advies.
Nu [eiser] zich kennelijk beroept op de vernietigbaarheid van het bindend advies, maar desondanks bereid is de door [B] vastgestelde achterstand tot zekerheid te betalen is de voorzieningenrechter van oordeel dat executie met betrekking tot de achterstand in de betaling tot en met 31 december 2012 misbruik van recht oplevert.
5.9.
In de tweede plaats moet worden beoordeeld of de executie met betrekking tot de achterstand over 2013 kan plaats hebben.
5.10.
Blijkens het proces-verbaal d.d. 20 december 2012 is de door [eiser] te betalen maandelijkse bijdrage met ingang van 1 januari 2013 bepaald op € 450,00.
De voorzieningenrechter stelt vast dat in de door [eiser] aangehaalde begroting van de VvE voor 2013 melding wordt gemaakt van een jaarlijkse bijdrage voor iedere eigenaar van in totaal € 3.000,00. Uit de begroting voor het jaar 2013 blijkt niet – zoals de VvE heeft aangevoerd – dat het bedrag van € 3.000,00 een extra bijdrage betreft, zodat voorshands voldoende aannemelijk wordt geacht dat voor 2013 is besloten de VvE-bijdrage vast te stellen op € 3.000,00, hetgeen een maandelijkse bijdrage van € 250,00 meebrengt. Uitgaande van een maandelijkse bijdrage van € 250,00 per 1 januari 2013 heeft [eiser] op dit moment geen achterstand in de betaling, dit is althans gesteld noch gebleken.
5.11.
Het vorenoverwogene doet niet af aan de omstandigheid dat [eiser] blijkens het bindend advies van [B] een achterstand had in de betaling van de VvE-bijdrage, immers [B] ging nog uit van een maandelijkse bijdrage van € 450,00.
5.12.
Met betrekking tot de achterstand in de betaling over 2013 op basis van het proces-verbaal van 20 december 2012 is er derhalve sprake van een nieuw feit dat is ontstaan na het proces-verbaal, namelijk aanpassing van de maandelijkse bijdrage. Executie ten aanzien van deze achterstand zou aan de zijde van [eiser] een noodtoestand doen ontstaan die gelet op dit nieuwe feit niet kan worden aanvaard.
Conclusie
5.13.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het belang van [eiser] bij opheffing van de in geding zijnde beslagen evident (hij woont in het appartement aan de [adres] te Groningen) en kan de verhouding tussen het belang van [eiser] en het belang van de VvE bij de verkoop van de zaken als scheef kan worden betiteld. In dit verband geldt wel als voorwaarde dat [eiser] uiterlijk op woensdag 14 mei 2014 te 14.00 uur een bedrag van
€ 5.000,00 stort op de derdenrekening van notariskantoor Broekema en Nielsen te Groningen. De voorzieningenrechter overweegt in dit verband dat het redelijk voorkomt dat dit bedrag zal vrijkomen indien partijen tot overeenstemming zijn gekomen, of tot het moment waarop een terzake gewezen vonnis in een bodemprocedure ten uitvoer gelegd kan worden.
5.14.
Gelet op het voorgaande zal de vordering zal dan ook worden toegewezen, zoals in het dictum is weergegeven.
5.15.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.
6. De beoordeling in reconventie
6.1.
Terzake van de vordering sub 2 is gebleken dat [eiser] heeft ingestemd met de stelling van de VvE dat het conservatoir beslag is vervallen omdat het instellen van de hoofdzaak dienaangaande niet heeft plaatsgevonden.
Deze vordering behoeft derhalve verder geen bespreking.
6.2.
De vordering sub 1 betreft de betaling van een geldsom.
6.3.
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is ingevolge vaste jurisprudentie terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van de onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
Daarbij heeft echter ook te gelden dat naarmate het bestaan van de vordering zekerder is, aan de resterende elementen - en met name ook de onverwijlde spoed - een minder grote waarde behoeft te worden toegekend. In het geval de vordering zonder meer vaststaat, is het spoedeisend belang daarmee gegeven.
6.4.
Mede gelet op de terughoudendheid die bij het treffen van een voorlopige voorziening, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, moet worden betracht, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de vordering onvoldoende met objectieve, verifieerbare stukken is onderbouwd.
Zoals ook reeds in conventie is overwogen kan uit de overgelegde stukken en de tegenover elkaar staande verklaringen van partijen thans niet zonder nader onderzoek worden afgeleid of het bestaan van een (verdergaande) vordering van de VvE op [eiser] voldoende aannemelijk is.
Voor een nader onderzoek leent een kort geding zich in beginsel niet, hetgeen te meer geldt ingeval de vordering strekt tot betaling van een geldsom.
6.5.
Het voorgaande betekent dat de vordering sub 1 van de VvE niet als zodanig vaststaand kunnen worden aangemerkt dat deze voor toewijzing in dit kort geding in aanmerking komt.
6.6.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
heft op de bij exploot d.d. 20 januari 2014 in opdracht van de VvE ten laste van [eiser] gelegde beslagen op het appartementsrecht van [eiser] aan de [adres] te [plaatsnaam] en op diens (deels) in eigendom toebehorende woning aan de [adres] te [plaatsnaam] , onder de voorwaarde dat [eiser] uiterlijk woensdag 14 mei 2014 te 14.00 uur € 5.000,00 stort op de derdenrekening van notariskantoor Broekema en Nielsen te Groningen;
7.2.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
7.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
7.5.
wijst de vorderingen af;
7.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Griffioen en in het openbaar uitgesproken op
9 mei 2014. [1]

Voetnoten

1.type: js