ECLI:NL:RBNNE:2014:2353

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 mei 2014
Publicatiedatum
9 mei 2014
Zaaknummer
18.920029-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plaatsing in inrichting voor stelselmatige daders na meerdere diefstallen en vernielingen

Op 9 mei 2014 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1976, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal en vernieling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 25 februari 2014 in Emmen een pak koeken heeft gestolen uit een winkel, en op 20 januari 2014 in Leeuwarden een flesje bier heeft weggenomen. Daarnaast heeft hij op 19 november 2013 ruiten van woningen vernield in Emmen. Tot slot heeft de verdachte zich op 17 januari 2014 in een trein schuldig gemaakt aan schennis van de eerbaarheid. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de verdachte te plaatsen in een inrichting voor stelselmatige daders toegewezen, met als doel gedragsverandering te bewerkstelligen. De rechtbank oordeelt dat de verdachte, gezien zijn verleden en de ernst van de feiten, een hoog recidiverisico vertoont en dat de maatregel van plaatsing noodzakelijk is voor de veiligheid van de samenleving. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke delicten en heeft geen blijk gegeven van gedragsverandering. De rechtbank legt de maatregel voor de duur van twee jaar op, met afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18.920029-14; 19.277839-11 (vord.tul)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 09 mei 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte]

geboren te [plaats] op [datum] 1976,
wonende te [woonplaats],
verblijvende in PPC Zwolle te Zwolle.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 25 april 2014.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 25 februari 2014 te en in de gemeente Emmen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de winkelvoorraad van na te noemen rechthebbende(n) heeft weggenomen een pak koeken, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2. (
gevoegd parketnummer 18/730044-14)
hij op of omstreeks 20 januari 2014 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (winkel)pand, gelegen aan het [adres] aldaar, heeft weggenomen een flesje bier (merk Guinnes), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het (winkel)bedrijf[naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
3. (
gevoegd parketnummer 18/920001-14)
hij op of omstreeks 19 november 2013 te Emmen, (althans) in de gemeente Emmen, opzettelijk en wederrechtelijk een (aantal) ruit(en) van een (aantal) woning(en), gelegen aan de [adres] aldaar, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de woningstichting [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt; zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
4. (
gevoegd parketnummer 18/820020-14)
hij op of omstreeks 17 januari 2014 in de gemeente Groningen, althans in de provincie Groningen, zich opzettelijk oneerbaar op een niet openbare plaats, te weten in een treinwagon/treincoupé, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden en/of heeft afgetrokken/gemasturbeerd, terwijl daarbij [naam 1] ondanks tegenwoordig was/waren;
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. G. Wilbrink acht hetgeen onder 1, 2, 3 en 4 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
 oplegging van de maatregel van plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders, met afwijzing van de vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Bewijsmotivering

De rechtbank gaat met betrekking tot de door haar bewezen geachte feiten uit van de navolgende bewijsmiddelen.
Feit 1.
- een proces-verbaal van aangifte [1] d.d. 26 februari 2014, inhoudende -zakelijk weergegeven- de verklaring van [naam], namens[naam] Supermarkten.
Gisteren omstreeks 18.05 kwam er een manspersoon de winkel binnen lopen.
De man viel mij op door zijn onverzorgde uiterlijk en zijn zware manier van lopen. Ik vertrouwde de man niet en ik keek de man na om te zien waar hij heen liep. Ik zag dat de man in de richting van de bakkerij liep. Ik zag dat hij van een stelling in de bakkerij een pak met koeken pakte. Ik zag dat de man snel om zich heen keek. Ik zag dat de man het pak koeken vervolgens in zijn rechter jaszak stopte.
Ik zag dat de man een groot blik bier pakte. Ik zag dat de manspersoon naar de kassa toeliep en alleen zijn bier afrekende. Vervolgens zag ik dat de man in de richting van de uitgang liep. Nog voor de uitgang heb ik samen met de bedrijfsleider de man aangesproken. We vroegen of de man al zijn goederen had afgerekend. We vroegen vervolgens wat hij in zijn jaszak had gestopt.
Hij liet ons de koeken die hij in zijn jaszak had gestopt niet zien. Wij vroegen de manspersoon toen naar de koeken. Ik hoorde dat de man toen tegen ons zei dat hij de koeken op straat had gevonden.
- een proces-verbaal verhoor verdachte [2] d.d. 26 februari 2014, inhoudende -zakelijk weergegeven- de verklaring van [verdachte].
V: Volgens de aangifte heeft u een pak koeken weggenomen, wat kunt u hier over verklaren?
A: Wat er in de aangifte staat moet u aannemen.
V: Waar werd u aangesproken door het winkelpersoneel?
A: Hun hebben het toch allemaal al verteld in de aangifte dus ik hoef het niet weer te vertellen.
Feit 2.
- een aangifte formulier winkeldiefstal [3] d.d. 20 januari 2014 van [naam] namens [naam], [adres] te Leeuwarden.
Op maandag 20 januari 2014 omstreeks 09.00 uur zag ik dat meneer een flesje Guiness bier in zijn jaszak stak en deze niet ter betaling aanbood en de winkel wilde verlaten.
Bij onderzoek aan de jas is het flesje bier aangetroffen.
De persoon gaf op te zijn [verdachte], geboren op [datum] 1976.
- een proces-verbaal van bevindingen [4] d.d. 20 januari 2014, inhoudende -zakelijk weergegeven- de bevindingen van verbalisant [naam].
Op maandag 20 januari 2014 om 20:06 uur deed ik verbalisant [naam] onderzoek naar de camerabeelden. Ik zag op de camerabeelden, dat om 9:02 uur diezelfde dag, een man bij de [naam] kwam binnen lopen. De man had een donkere huidskleur en een zwarte muts en jas aan. Deze man was mij ambtshalve bekend als,
[verdachte], geboren op[datum] 1976 te [plaats].
Ik zag dat [verdachte] twee blikjes pakte en deze in zijn rechter hand vasthield. Vervolgens zag ik dat [verdachte] een flesje pakte en deze in de linkerkant van zijn jas stopte. Ik zag dat omstreeks 9:03 uur, [verdachte] naar de kassa liep en daar de twee blikjes afrekende. Vervolgens zag ik verbalisant dat, [verdachte] de kassa voorbij liep en werd aangehouden door de medewerkers van de [naam].
- een proces-verbaal verhoor verdachte [5] d.d. 20 januari 2014, inhoudende -zakelijk weergegeven- de verklaring van [verdachte].
V: Heb je een inkomen?
A: Nee. Ik heb helemaal geen geld.
V: De medewerker van de [naam] zegt dat jij het flesje bier uit een schap pakt en in jouw jaszak doet in de winkel. Wat kun je daarover verklaren?
A: Ik blijf bij zijn verklaring. Ik pas mij aan hun aan.
V: Heb je het flesje bier gestolen?
A: Ik kan niets anders zeggen. Ik kan het niet omdraaien.
V: Wat denk je zelf dat op de beelden staat?
A: Dat ik een fles bier pak. Die camera zegt dat wel. Ik zeg niets meer.
Feit 3.
- een proces-verbaal van aangifte [6] van [naam],[adres] te Emmen, d.d. 19 november 2013.
Zojuist was ik in mijn woning en hoorde ik lawaai aan de buitenzijde. Ik schat dat het ongeveer 20.50 uur was. Ik liep naar de voordeur van mijn flat en ging naar buiten en liep vervolgens de galerij op. Ik keek naar beneden en zag twee personen op de oprit van de flat staan. Ik hoorde ze tegen elkaar schreeuwen. Ik hoorde dat beide mannen doorgingen met schreeuwen en dat de ene tegen de andere riep dat hij zijn scooter had gestolen.
Ik zag vervolgens dat beide mannen naar de voordeur van de flat liepen. Ik zag dat beide mannen naar binnen gelaten werden. Ik hoorde beide mannen al schreeuwend de trappen opkomen. Ik ben toen de galerij verder op gelopen. Ik zag een van de mannen op het niveau staan van mijn voordeur. Ik bedoel hiermede mee portiek. Ik zag dat deze man hard met zijn vuist op het glas van de voordeur sloeg van mijn overbuurman van nummer [adres]. Ik hoorde glasgerinkel en zag dat het glas kapot ging.
Vervolgens zag ik dat de man op mijn voordeur toe liep en eveneens met zijn vuist hard op het glas van mijn voordeur sloeg. Ik hoorde weer glasgerinkel en zag dat het glas van mijn voordeur ook kapot ging.
De man had rastahaar. De man met het rastahaar is ook door de politie meegenomen.
- een proces-verbaal van bevindingen [7] d.d. 25 november 2013, inhoudende -zakelijk weergegeven- de bevindingen van verbalisant [naam].
Op dinsdag 19 november 2013 omstreeks 21.01 heb ik een verklaring opgenomen van [getuige 1]. Ik hoorde [getuige 1] het volgende tegen mij zeggen.
“Ik was op dinsdag 19 november 2013 rond 20.00 uur op bezoek bij een kennis van mij aan de [adres] in Emmen.
Terwijl ik op bezoek was kwamen er nog twee personen langs die op bezoek wilden komen, deze jongens ken ik niet.[naam] wou een van die twee jongens er niet in hebben en heeft gezegd tegen die persoon dat hij weg moest gaan. Ik kan die man omschrijven als een donker getint persoon met rasta haar in een netje.
Ik ben naar beneden gegaan en zag dat de scooter van mijn vriendin verdwenen was. Op hetzelfde moment zie ik diezelfde jongen die [naam] weg heeft gestuurd, terug lopen vanaf de [straatnaam] naar de [straatnaam].
Ik vroeg hem waar hij de scooter had gelaten, hierop werd hij helemaal gek en ging helemaal door het lint.
Ik zag dat hij een portiek in liep en daar twee ramen van deuren van huisnummer [nummer] en [nummer] insloeg met zijn hand. Ik zag dat hij vervolgens de galerij op liep en daar ook op de ramen sloeg. Hij ging vervolgens bij [adres] naar binnen.”
- een proces-verbaal van verhoord getuige [8] d.d. 20 november 2013, inhoudende -zakelijk weergegeven- de verklaring van[getuige 2], [adres] te Emmen.
Op dinsdagavond 19 november 2013 was ik thuis.
Op een gegeven moment hoorden we dat er hard op het keukenraam van onze woning werd geslagen. Het leek alsof er hard op het raam werd gebonsd. Dit gebeurde een paar keer. Hierop is mijn vriend naar de deur gelopen en heeft deze geopend, om te kijken wat er aan de hand was. Mijn vriend zag dat er twee mannen aan het bekvechten waren in het trappenhuis. Kort hierop kwam een van de twee mannen bij ons binnen. Dit betrof een negroïde man met rastahaar, de man die later door de politie is aangehouden. Deze man was gewond aan zijn rechterhand. Hij had een sneetje op de knokkel van zijn ringvinger en een scheur tussen de knokkels van zijn pink en ringvinger.
- een proces-verbaal verhoor verdachte [9] d.d. 20 november 2013, inhoudende de verklaring van [verdachte].
De man had mij beschuldigd van diefstal van een scooter en hij had me geslagen met een helm. Toen werd ik opgevangen door mensen bij hun thuis.
Ik was met een jongen, die ging ergens op bezoek. Ik had boodschappen gedaan in het winkelcentrum in Emmermeer en ik zou gaan koken. En toen ik boodschappen had gedaan liep ik over straat en kwam ik een man tegen die aan mij vroeg: 'waar is de scooter".
We stonden in een portiek.
Nadere bewijsoverweging.
Zowel bij de politie als ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat niet hij maar [getuige 1] de ruiten vernielde.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de verklaringen van verdachte niet zonder meer blijken dat [getuige 1] de ramen van de voordeuren heeft vernield. Hoewel verdachte heeft verklaard dat [getuige 1] hem met een helm wilde slaan en dat hij daarop bukte waardoor de helm tegen een raam aan kwam is niet gebleken om welk raam dit ging en of het raam door die slag kapot is gegaan. Verdachte is evenwel de enige die over het slaan met de helm heeft verklaard.
Voorts sluiten de overige verklaringen op elkaar aan, acht de rechtbank die verklaringen betrouwbaar en kunnen die verklaringen worden gebezigd voor het bewijs dat verdachte de ruiten heeft vernield.
Feit 4.
- een proces-verbaal van bevinden [10] d.d. 17 januari 2014, inhoudende de bevindingen van hoofdagent[naam 1].
Op vrijdag 17 februari 2014 zat ik omstreeks 22.25 uur in mijn vrije tijd in de trein. Het betrof de stoptrein die vanaf hoofdstation Groningen richting Leeuwarden zou rijden. De trein vertrok om 22.27 uur vanaf het hoofdstation.
Ik zag een donkere man met een groot zwart haarnet plaatsnemen in het compartiment bedoeld voor de eersteklas reizigers.
Omstreeks 22.34 uur zag ik dat voornoemde persoon onderuitgezakt in zijn stoel zat. Ik zag dat deze persoon zich met zijn linkerhand zat af te trekken. Ik zag dat voornoemd persoon alleen zijn penis uit zijn broek had. Ik zag dat voornoemde persoon zag dat ik hem in de gaten had. Ik zag dat hij zijn penis voorzichtig in zijn broek stopte.
- een proces-verbaal van aanhouding [11] d.d. 17 januari 2014, inhoudende de bevindingen van verbalisanten[namen].
Op vrijdag 17 januari 2014, omstreeks 22.40 uur kregen wij de melding om te gaan naar het NS treinstation te Zuidhorn. Aldaar was een collega van politie Groningen welke een persoon op heterdaad had betrapt op het plegen van schennis van de eerbaarheid.
Toen wij naar de treinwagon liepen zag ik, verbalisant [naam] een donkere man zitten met zijn hand in zijn broek. Ik hoorde collega [naam 1] zeggen dat dat de persoon was die hij op heterdaad had betrapt.
- een proces-verbaal verhoor verdachte [12] d.d. 18 januari 2014, inhoudende -zakelijk weergegeven- de verklaring van verdachte [verdachte].
V: Er zijn twee politiemensen die verklaren dat jij met een hand in je broek zit en een collega die zegt dat jij je aftrok in de trein. Jij zegt dat het niet gebeurd is. Liegen de collega's dan?
A: Zij spreken de waarheid. Je moet blijven bij het verhaal van jullie collega's.
Nadere bewijsoverweging
De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van de raadsvrouw dat aan het proces-verbaal dat de agent [naam 1] heeft opgemaakt niet dezelfde bewijskracht kan worden toegekend als ware het een proces-verbaal van een agent in actieve dienst, nu verbalisant [naam 1] zich als privépersoon in de treincoupé bevond.
Het enkele feit dat politiemensen die in diensttijd naar een incident worden geroepen, zich bewust zijn van de noodzaak tot het vastleggen van hun waarnemingen, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat in zijn algemeenheid gezegd kan worden dat dan aan het waarnemingsvermogen van “verbalisanten” een substantiële meerwaarde moet worden toegekend.
De aandacht van verbalisant [naam 1] wordt getrokken naar de verschijning van verdachte in de eerste klas coupé. Verbalisant [naam 1] ziet dan vervolgens hetgeen hij heeft verwoord in zijn proces-verbaal van bevindingen. De rechtbank ziet niet in waarom in dit geval aan de waarneming van verbalisant [naam 1] -ook al is hij op dat moment niet in actieve dienst- minder bewijskracht zou moeten worden toegekend. Het gevoerde verweer wordt verworpen.

Hetgeen de rechtbank bewezen acht

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 25 februari 2014 te en in de gemeente Emmen met het oogmerk van wederrechte-lijke toe-eigening uit de winkelvoorraad van na te noemen rechthebbende heeft wegge-nomen een pak koeken toebehorende aan [naam];
2.
hij op 20 januari 2014 te Leeuwarden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een winkelpand, gelegen aan het [adres] aldaar, heeft weggenomen een flesje bier (merk Guinnes), toebehorende aan het winkelbedrijf [naam], zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
3.
hij op 19 november 2013 te Emmen, opzettelijk en wederrechtelijk ruiten van woningen, gelegen aan de [adres] aldaar, toebehorende aan de woningstichting [naam], heeft vernield, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
4.
hij op 17 januari 2014 in de provincie Groningen, zich opzettelijk oneerbaar op een niet openbare plaats, te weten in een treincoupé, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden en heeft gemasturbeerd, terwijl daarbij [naam 1] zijns ondanks tegenwoordig was;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificaties

Het bewezen geachte levert respectievelijk op:
onder 1: diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2: diefstal, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeelding van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan,
strafbaar gesteld bij artikel 310 in verbinding met artikel 43a van het Wetboek van Strafrecht;
onder 3: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeelding van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan,
strafbaar gesteld bij artikel 350 in verbinding met artikel 43a van het Wetboek van Strafrecht;
onder 4: schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, terwijl een ander daarbij zijns ondanks tegenwoordig is,
strafbaar gesteld bij artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsvrouw van de verdachte, de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 24 maart 2014, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van soort gelijke delicten is veroordeeld.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadviezen van 11 februari 2014 en 02 april 2014 van de Verslavingszorg Noord Nederland inhoudende -kort gezegd-, dat verdachte een veelpleger is met agressie problematiek, gebrek aan zelfinzicht en waarbij de recidive kans als hoog wordt ingeschat indien verdachte niet meewerkt aan diagnostiek en behandeling.
De reclassering heeft geadviseerd aan de verdachte de ISD-maatregel op te leggen om een diagnostisch traject te kunnen starten en om aan de hand van de resultaten verdachte een passende hulpverlening te kunnen aanbieden.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstallen, vernieling van ruiten en schennis van de eerbaarheid.
Het strafblad van de verdachte laat zien dat hij zich al jarenlang schuldig maakt aan het plegen van strafbare feiten. Recentelijk heeft dit onder meer geleid tot veroordelingen op 11 februari 2013, 13 april 2012 en 31 oktober 2012, waarbij telkens vrijheidsbenemende straffen zijn opgelegd. Deze veroordelingen zijn onherroepelijk.
De door verdachte begane feiten betreffen misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
De verdachte is in de vijf jaar voorafgaand aan de door hem begane feiten veelvuldig (tenminste driemaal) ter zake van misdrijven onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld.
Het bewezen verklaarde is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en voorts moet er, mede gelet op voormelde rapportage, ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom misdrijven zal begaan. De veiligheid van personen en goederen eist het opleggen van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, waartoe wordt verwezen naar het feit dat de verdachte telkenmale nieuwe strafbare feiten pleegt en de frequente oplegging van vrijheidsstraffen hem daarvan kennelijk niet weerhoudt.
De Rechtbank overweegt dat ter zake van de verdachte is voldaan aan de formele voorwaarden die artikel 38m lid 1 Wetboek van Strafrecht stelt aan het opleggen van de maatregel tot plaatsing van een verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders.
Uit het voorlichtingsrapport van de reclassering blijkt dat er aanwijzingen zijn voor problemen ten aanzien van middelengebruik zoals harddrugs en cannabis.
In de contacten met de reclassering om tot rapportage te komen is verdachte verbaal agressief en neemt hij ook wel een dreigende houding aan. Onduidelijk blijft waaruit de agressie voortkomt. Mogelijk is er sprake van cognitieve beperkingen.
Uit andere contacten met de reclassering blijkt dat verdachte niet begeleidbaar is vanwege zijn agressieve houding. Verdachte wil alleen hulp op het gebied van huisvesting.
De reclassering acht het wenselijk dat verdachte een diagnostisch traject doorloopt om meer inzicht te krijgen in de oorzaak van de geuite agressie en of er sprake is van cognitieve beperkingen. Op grond van de verkregen resultaten kan een passend behandeladvies worden gegeven.
Het traject dient verdachte te doorlopen in het kader van de ISD-maatregel nu verdachte zich niet begeleidbaar opstelt en hij geen vaste woon- of verblijfplaats heeft. Een gedragsverandering valt in een ander kader niet te verwachten.
Gelet op het voorgaande deelt de rechtbank het standpunt van de reclassering en van de officier van justitie dat de noodzakelijke gedragsverandering van de verdachte alleen mogelijk is binnen het kader van een plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. Om de maatregel maximaal effectief te laten zijn, zal deze voor de duur van twee jaar worden opgelegd.
Vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19.277839-11
De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie afwijzen omdat zij tenuitvoerleg-ging van voormelde straf niet opportuun acht gelet op het karakter en de duur van de op te leggen maatregel.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 38m, 38n en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
 De rechtbank legt de verdachte op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van
twee jaren.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19.277839-11
De rechtbank wijst de vordering af.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter en mr. E. Läkamp en mr. M. van der Veen, rechters in tegenwoordigheid van D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 09 mei 2014, zijnde mr. Van der Veen buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.pag. 8 van het dossier
2.pag. 16 van het dossier
3.pag. 15 van het dossier met parketnummer 18.730044-14
4.pag. 19 van het dossier met parketnummer 18.730044-14
5.pag. 20 van het dossier met parketnummer 18.730044-14
6.pag. 15 van het dossier met parketnummer 18.920001-14
7.pag. 19 van het dossier met parketnummer 18.920001-14
8.pag. 25 van het dossier met parketnummer 18.920001-14
9.pag. 10 van het dossier met parketnummer 18.920001-14
10.pag. 4 van het dossier met parketnummer 18.820020-14
11.pag. 2 van het dossier met parketnummer 18.820020-14
12.pag. 5 van het dossier met parketnummer 18.820020-14