ECLI:NL:RBNNE:2014:2202

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 maart 2014
Publicatiedatum
1 mei 2014
Zaaknummer
18.920209-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte beschuldigd van oplichting, diefstal en overtreding van verblijfsontzegging

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 28 maart 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder oplichting en diefstal. De tenlastelegging was gericht op verschillende incidenten, waaronder het indienen van een valse schadeclaim bij een verzekeringsmaatschappij en het stelen van parfum uit een tankstation. De rechtbank constateerde dat de verdachte op 23 augustus 2012 aangifte had gedaan van een inbraak, terwijl er onvoldoende bewijs was dat deze inbraak daadwerkelijk had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte mogelijk goederen ten onrechte had opgegeven bij de verzekeringsmaatschappij, wat leidde tot de beschuldiging van oplichting. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van diefstal van parfum en andere goederen uit winkels in Emmen. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van de eerste tenlastelegging. De verdachte werd vrijgesproken van de oplichting, maar veroordeeld voor de diefstallen en het niet naleven van een verblijfsontzegging. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf op van acht maanden, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat niet was gebleken van een behoorlijke machtiging om haar in rechte te vertegenwoordigen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18.920209-13
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 28 maart 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 14 maart 2014.
De verdachte is niet ter terechtzitting verschenen.
Als raadsvrouw van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. L. Pieters, advocaat te Zwolle, die verklaart door de verdachte uitdrukkelijk te zijn gemachtigd hem ter terechtzitting te verdedigen.
De rechtbank stemt hiermee in, verklaart bij monde van haar voorzitter dat het bepaalde in artikel 278, lid 2 van het Wetboek van Strafvordering niet van toepassing is en dat deze procedure geldt als een procedure op tegenspraak.

Tenlastelegging

De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 23 augustus 2012 te gemeente Coevorden en/of gemeente Klazienaveen, althans Nederland, aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar ten overstaan van de hoofdagent van Politie Drenthe, J.W. Vrielink, opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van gekwalificeerde diefstal in/uit woning aan de Achterste Erm te Erm, in de gemeente Coevorden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 22 augustus 2012 tot en met 11 februari 2013 te Erm, gemeente Coevorden en/of in de gemeente Emmen, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de verzekeringsmaatschappij [benadeelde 1] te bewegen tot de afgifte van 108.153,-- euro, althans een geldbedrag, in elk geval van enig goed, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid bij die verzekeringsmaatschappij (door tussenkomst van een tussenpersoon) een schadeaangifte-formulier heeft ingediend met betrekking tot een claim op een polis bij die verzekeringsmaatschappij afgesloten,
- in verband met schade als gevolg van een woning en/of stal en/of schuur inbraakaan de Achterste Erm, terwijl deze inbraak niet is gepleegd en/of door hem zelf is geënsceneerd en/of heeft laten ensceneren en/of goederen bij de verzekeringsmaatschappij heeft geclaimd die niet waren weggenomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3. hij op overschillende tijdstippen, althans op een tijdstip in of omstreeks de periode van 17 oktober 2012 tot en met 16 janauri 2013 te Emmen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen in/uit een winkel van een tankstation shop aan/nabij de Rondweg, een aantal verpakkingen parfum, althans een aantal toiletartikelen in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 17 oktober 2012 te Emmen opzettelijk een aantal verpakkingen parfum, althans toiletartikelen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welk(e) goed(eren) verdachte uit de winkelvoorraad van voornoemde rechthebbende(n) had genomen onder gehoudenheid om, alvorens die winkel te verlaten voornoemd(e) goed(eren) te betalen, in elk geval ter betaling aan te bieden, en aldus dat/die goed(eren) anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
4.
hij op of omstreeks 20 februari 2013 te Emmen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een garderobe van restaurant " Flamingo" heeft weggenomen een portemonnee (met geld en/of bescheiden) en/of telefoon (merk Samsung), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
5. hij op of omstreeks 18 maart 2013 te Emmen opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of vordering, krachtens artikel 2:2 van de Algemene Plaatselijke Verordening Emmen, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift gedaan door de burgemeester van Emmen, betreffende een verblijfsontzegging voor hetgebied Wijk Bargeres te Emmen voor de duur van 2 weken aanvangend op 7 maart 2013 eindigend op 21 maart 2013 immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk de verblijfsontzegging genegeerd en heeft verdachte zich begeven nabij een woning aan de Orvelterbrink te Emmen (zijnde in de wijk Bargeres);
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. H.H. Louwes acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, onder 2, onder 3 primair, onder 4 en onder 5 is tenlastegelegd.
Zij vordert dat de rechtbank de verdachte zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht.
Voorts vordert de officier van justitie een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 3 jaren, met de bijzondere voorwaarden toezicht van de reclassering hetgeen mede zal inhouden een meldplicht, een ambulante behandeling bij Verslavingszorg Noord Nederland of soortgelijke ambulante behandeling, en een verplichting tot een korte klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken, indien dit door de reclassering noodzakelijk wordt geacht.
Verder vordert de officier van justitie de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij[benadeelde 1] tot een bedrag van € 7.649,90, met niet ontvankelijk-verklaring van de benadeelde partij in het meer of anders gevorderde en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Vrijspraak

De verdachte dient van het hem onder 1 tenlastegelegde te worden vrijgesproken omdat de rechtbank dit, evenals de raadsvrouw van verdachte en anders dan de officier van justitie, niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank constateert dat de tenlastelegging is toegespitst op de datum van 23 augustus 2012. Uit het proces-verbaal van politie en ook overigens blijkt uit het dossier niet dat er tussen 22 augustus 2012 omstreeks 17:00 uur en 23 augustus 2012 omstreeks 10:45 uur niet zou zijn ingebroken in het pand met opstallen van de verdachte aan de Achterste Erm te Erm. Nader onderzoek door de politie heeft niet plaatsgevonden.
De rechtbank constateert verder dat de bij de aangifte behorende bijlage van weggenomen goederen is opgemaakt op 2 november 2012.
De rechtbank acht de reële mogelijkheid aanwezig dat op 23 augustus 2012 wel een inbraak heeft plaatsgevonden en verdachte in een later stadium heeft besloten goederen ten onrechte op voormelde bijlage van weggenomen goederen te plaatsen.

Bewijsmotivering

t.a.v. feit 2:
De rechtbank baseert zich voor het bewijs van het onder 2 tenlastegelegde feit op de verklaringen van [verdachte], de bijlage weggenomen goederen, de bevindingen van de verbalisanten Overweg en Kruk, de verklaring van de [getuige 1], de verklaring van [aangever 1], namens[benadeelde 1], de getuigen [getuige 2], [getuige 3], [getuige 4], [getuige 5],[getuige 6], [getuige 7] en [getuige 8] zoals opgenomen in het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Drenthe, Dienst Bedrijfsvoering, Politieonderwijs, Registratienummer PL032W 2013029261, d.d. 7 mei 2013 met bijlagen, op grond waarvan de rechtbank de volgende feitelijke gang van zaken reconstrueert.
[verdachte] verklaart op 23 augustus 2012 (proces-verbaal aangifte pagina’s 24 en 25) met bijlage weggenomen goederen d.d. 2 november 2012 , (pagina’s 27 t/m 40) samengevat, dat er tussen
22 augustus 2012 omstreeks 17:00 uur en 23 augustus 2012 omstreeks 10:45 uur is ingebroken in de woning, stal en schuur aan de Achterste Erm 1 te Erm. Alles is overhoop gehaald en doorzocht. De deur naar het kantoor op de eerste verdieping is geforceerd. Er zijn goederen weggenomen met een totale waarde van € 124.532,43 euro en een geldbedrag van € 12.500,00 euro.
[getuige 1] verklaart op 31 januari 2013 ten overstaan van de politie (pagina’s 118 t/m 123), zakelijk weergegeven dat zij met verdachte gehuwd is geweest; dat zij in april 2012 de gezamenlijke woning (aan de Achterste Erm te Erm) heeft verlaten; dat zij toen heeft meegenomen haar elektrische damesfiets merk Sparta, een drietal paardenzadels, paardendekens en laarzen en een paardenscheermachine, een Canon fotocamera en een Panasonic filmcamera, alsmede een kleine lcd tv uit de keuken van de woonboerderij. Ook heeft getuige meegenomen haar iPhone met haar 06 nummer: 0614333985. Deze iPhone heeft zij in mei 2012 ingeleverd bij de Phonehouse omdat hij mankementen vertoonde. Zij heeft toen een nieuwe iPhone ontvangen. Haar simkaart heeft zij eerst in een oud toestel van verdachte gedaan en daarna in de nieuwe iPhone. De doos van de oude iPhone is in de boerderij achtergebleven. Ook verklaart [getuige 1] over de door verdachte opgegeven vermiste goederen; van de meeste van die goederen zegt [getuige 1] dat zij deze nooit hebben gehad.
Op aanwijzen van [getuige 1] treffen verbalisanten Overweg en Kruk (proces-verbaal bevindingen pagina’s 75 t/m 78) in haar schuur van de woning Orvelterbrink 130 te Emmen diverse goederen aan die verdachte volgens haar daar heeft neergezet in november 2012.
[aangever 1], namens [benadeelde 1] doet op 11 februari 2013 aangifte van valsheid in geschrift en oplichting (proces-verbaal aangifte pagina’s 191 en 192). [aangever 1] verklaart dat op 23 augustus 2012 bij de politie aangifte is gedaan van een inbraak in de woning gelegen aan Achterste Erm 1 te Erm en dat bij deze inbraak diverse goederen zijn weggenomen. Aangever zegt verder dat naar aanleiding van deze inbraak aangifte is gedaan bij de[benadeelde 1] en dat omdat de waarde van de ontvreemde goederen aanzienlijk is, het bureau EMN is ingeschakeld om een nader onderzoek in te stellen. Tijdens dat onderzoek is de verdachte gevraagd om het proces-verbaal van aangifte en de aankoopbewijzen van de ontvreemde goederen. Ook zegt aangever dat door verdachte een kostbaarhedenregistratie is opgemaakt. [aangever 1] zegt verder nog dat op 28 december 2012 een definitief rapport is opgemaakt door het EMN waarin een totaalbedrag vermiste goederen van € 108.153 euro staat vermeld. Aangever verklaart verder een onderzoek te hebben ingesteld en dat hij gedurende het onderzoek contacten heeft gehad met de politie Coevorden die hem informatie vroeg betreffende de door verdachte aan de verzekering opgegeven goederen en dat de informatie is vertrekt betreffende twee iPhones. Hem bleek tijdens de contacten dat ook de politie een nader onderzoek ging instellen naar deze inbraak op de Achterste Erm 1 te Erm. Dat mede gelet op de grote hoeveelheid kostbare goederen die ontvreemd is en het aanwezige alarm dat niet was ingesteld, het vermoeden is gerezen dat door verdachte mogelijk valsheid in geschrift was gepleegd bij de aangifte bij de verzekeringsmaatschappij.
[getuige 2] verklaart ten overstaan van de politie (proces-verbaal pagina 302) dat de kopie-rekening, die hem wordt getoond geen rekening is maar een offerte van zijn zaak. Getuige ziet dat deze offerte van 8 februari 2012 is en dat deze kopie-offerte niet als factuur in zijn computersysteem van de zaak staat.
[getuige 4] verklaart ten overstaan van de politie (proces-verbaal pagina’s 299 en 300) dat verdachte graag een rekening wilde van de spullen die hij bij hem in de zaak had gekocht en dat hij toen de rekening voor hem heeft opgemaakt, die de politie hem toont. Getuige kan zich herinneren dat verdachte altijd exclusief materiaal kocht en dat hij daarom ook deze merken op de rekening heeft ingevuld. Dat getuige niet kan zeggen dat het om deze merken ging, dat verdachte voor het opmaken van de rekening de aantallen en de goederen heeft aangegeven en dat hij bij het opmaken van de rekening ook de merken heeft aangegeven.
[getuige 1] verklaart op 31 januari 2013 ten overstaan van de politie (pagina122), dat zij nooit een paardenzadel hebben gehad van het merk Jos Lansink en Otto Schumacher. Zij verklaart dat zij wel paardenzadels hadden van het merk Ainsley en een Stuben en dat deze zadels een waarde hadden van € 1.300 en van € 500, dat zij deze 2 zadels heeft meegenomen en bij haar thuis liggen en dat verdachte weet dat deze zadels bij haar in de schuur liggen.
[getuige 1] verklaart op 31 januari 2013 ten overstaan van de politie (pagina122), dat zij weet dat zij een hogedrukreiniger hadden en dat verdachte deze vorig jaar heeft verkocht aan buurman [getuige 5].
[getuige 5] verklaart ten overstaan van de politie (proces-verbaal pagina 307) dat hij in de zomer van 2011 een hogedrukreiniger en een bladzuiger van verdachte heeft gekocht voor een bedrag van € 1.200. Getuige verklaart dat de hogedrukreiniger van het merk Kranzle is en dat hij van de bladzuiger geen merk weet, dat hij rood van kleur was. Getuige verklaart dat hij deze inmiddels weer heeft verkocht en dat deze oorspronkelijk van [getuige 3] kwamen.
[getuige 1] verklaart op 31 januari 2013 ten overstaan van de politie (pagina121), dat verdachte deze fietsen nooit heeft gehad en niet op 12 september 2009 bij Scholten tweewielers in Dalen heeft gekocht (verbalisanten toonden getuige de rekening van Scholten) en dat het enige wat zij bij Scholten hebben gekocht een kinderzitje is. Getuige verklaart verder dat verdachte wel een hele oude gele tijdritfiets van ongeveer 20 jaar oud heeft gehad en verder nog een mountainbike die hij heeft weggegeven.
[getuige 6] verklaart ten overstaan van de politie (proces-verbaal pagina’s 309 en 310) dat hij eigenaar is van Scholten Tweewielers. Getuige verklaart dat hij wist dat verdachte de racefietsen bij hem had gekocht. (Getuige heeft het dan over de rekening die hem wordt getoond met de Koga tijdritfiets Crono en de Colnago racefiets C50, die getuige voor de verdachte heeft opgemaakt). Getuige verklaart verder dat hij een framenummer van deze fietsen niet heeft kunnen terugvinden. Betreffende de Sparta Ion E-bike black Ed heeft getuige ook een rekening voor verdachte opgemaakt. Getuige heeft de boekhouding nagekeken en gezien dat hij een dergelijke fiets aan de vader van verdachte had verkocht en dat hij geen gegevens heeft kunnen vinden dat hij een dergelijke fiets aan verdachte heeft verkocht. Getuige verklaart dat hij toen een rekening voor verdachte heeft opgemaakt voor de Sparta Ion om van verdachte af te zijn.
[getuige 1] verklaart op 31 januari 2013 ten overstaan van de politie (pagina122), dat verdachte in 2008 wel een crossmotor heeft gehad en dat verdachte deze motor in 2008 heeft verkocht aan Henk Moesker.
[getuige 7] verklaart ten overstaan van de politie (proces-verbaal pagina’s 317 t/m 319) dat hij enkele jaren geleden van verdachte een KTM crossmotor, 125 cc, oranje van kleur, heeft gekocht, dat die motor toen drie à vier jaar oud was.
[getuige 1] verklaart op 31 januari 2013 ten overstaan van de politie (pagina121), dat zij nooit een fotocamera, merk Canon D700 met toebehoren ter waarde van € 5.500 hebben gehad. (Verbalisanten laten getuige een rekening zien van de winkel Ring Foto Expert te Emmen) Getuige verklaart deze rekening niet te herkennen en ook niet dat zij voor dat bedrag een fotocamera met toebehoren hebben gekocht. Getuige verklaart verder dat zij in deze winkel wel een gebruikte Canon fotocamera hebben gekocht en dat zij deze camera heeft meegenomen toen zij bij verdachte wegging.
[getuige 8] verklaart ten overstaan van de politie (proces-verbaal pagina 320) dat hij enkele maanden geleden werd benaderd door verdachte met het verzoek om een rekening op te maken voor fotoapparatuur. Getuige heeft toen in een standaard factureringprogramma een rekening opgemaakt van de Ring Foto Emmen, dat hij hier de goederen heeft ingevuld zoals die op de factuur staan en dat hij de factuur vervolgens aan verdachte heeft gegeven. Getuige verklaart verder dat verdachte nooit een dergelijke camera met toebehoren van hem heeft gekocht.
De rechtbank acht op grond van deze gang van zaken en de hiervoor vermelde bewijsmiddelen het onder 2 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
t.a.v. feit 3
De rechtbank baseert zich voor het bewijs van de onder 3 primair tenlastegelegde feiten op de verklaring van [verdachte], de verklaringen van [aangever 2], namens [benadeelde 2], prints van de bewakingscamera’s (proces-verbaal pagina’s 346 t/m 363), de bevindingen van de verbalisanten A.J. Ridder, P. de Lange, R. Ekkelenkamp, H. Jipping, E.H. Posthumus, zoals opgenomen in het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Drenthe, Dienst Bedrijfsvoering, Politieonderwijs, Registratienummer PL032W 2013029261, d.d. 7 mei 2013 met bijlagen, op grond waarvan de rechtbank de volgende feitelijke gang van zaken reconstrueert.
[aangever 2], namens [benadeelde 2] doet op 2 november 2012 aangifte van diefstal, gepleegd tussen 11 oktober 2012 en 2 november 2012 (proces-verbaal aangifte pagina’s 343 en 344). [aangever 2] verklaart dat op er 17 oktober 2012 een man in de shop van het tankstation is geweest die meerdere verpakkingen met parfum heeft weggenomen, dat dit op camerabeelden duidelijk is te zien, dat onbekend is hoeveel parfums en van welke merken er precies zijn weggenomen. Aangever schat de schade op een bedrag van € 300. De man reed in een zwarte auto met aanhanger reed en aangever verklaart dat er vaker parfum wordt gestolen.
Verbalisant A.J. de Ridder heeft op 13 november 2012 de beelden van de bewakingscamera bekeken (proces-verbaal bevindingen pagina 364) en zegt dat op deze beelden een man is te zien die spullen in/onder zijn jas stopt; dat de man bij de kassa alleen drinken afrekent.
Verdachte verklaart op 16 april 2013 ten overstaan van de verbalisanten P. de Lange en R. Ekkelenkamp (proces-verbaal pagina 371 en 372) nadat de verbalisanten hem hadden geconfronteerd met het feit dat zij hem op de camerabeelden (de rechtbank verstaat hier dat het hier betreffen de camerabeelden van 16 januari 2013) herkennen, dat hij de parfums (3 à 4) heeft gepakt en in zijn zakken heeft gestopt omdat hij ze niet meer in zijn handen kon houden; dat hij ze gewoon wilde afrekenen bij de kassa maar dat dat niet meer mocht van die man; dat hij ze uit zijn zakken moest halen en terugzetten en hij het pand moest verlaten, hetgeen hij heeft gedaan.
[aangever 2], namens [benadeelde 2] doet op 25 januari 2013 aangifte van diefstal, gepleegd op 16 januari 2013 (proces-verbaal aangifte pagina’s 374 en 375). [aangever 2] verklaart dat hij op 16 januari 2013 aan het werk was bij [benadeelde 2] en dat hij om 16:46 uur zag dat dezelfde man, die eerder parfum uit de shop had gestolen weer binnen kwam. Aangever verklaart verder dat deze man rechtstreeks naar de parfum liep en dat hij zag dat een vrouw, die eerder bij de lectuur stond, direct naar deze man liep; dat aangever zag dat de man onmiddellijk door de knieën ging, naar de lage schappen waarin parfum staat. Aangever verklaart dat hij vervolgens op de camerabeelden zag dat deze man parfum in zijn zak stak en dat hij om zich heen keek en vervolgens nog een verpakking met daarin parfum wegnam en dat de man in totaal 8 verpakkingen met daarin parfum in zijn jaszakken heeft gestoken. Aangever verklaart dat hij hierop naar de man toe is gelopen en tegen hem zei dat hij alles terug moest zetten; dat de man toen net deed alsof hij van niets wist en zei dat hij verder niets had; dat aangever hierop aan zijn jaszakken heeft gevoeld en hij vervolgens de man alles uit zijn zakken en ook achter zijn broeksband vandaan heeft laten halen; dat hij in totaal 8 verpakking met daarin parfum uit de zakken en broeksband van deze man heeft gehaald.
Verbalisant H. Jipping heeft op 29 januari 2013 de beelden (van 17 oktober 2012) van de bewakingscamera bekeken (proces-verbaal bevindingen pagina 378) en zegt dat op deze beelden is te zien dat een man en een vrouw samen bij het schap met de parfum staan; dat te zien is dat de man diverse verpakkingen uit het schap haalt en deze in zijn jas en achter zijn broeksband doet.
Verbalisant E.H. Posthumus herkent op 4 februari 2013 (proces-verbaal bevindingen pagina 383) de man op de opgenomen beelden als de [verdachte].
De rechtbank acht op grond van deze gang van zaken en de hiervoor vermelde bewijsmiddelen de onder 3 primair tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
t.a.v. feit 4
De rechtbank baseert zich voor het bewijs van het onder 4 tenlastegelegde feit op de verklaring van [benadeelde 3], de bevindingen van de verbalisanten C.P. de Mol en A. Kruk, de verklaringen van de getuigen [getuige 9] en [getuige 10], zoals opgenomen in het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Drenthe, Dienst Bedrijfsvoering, Politieonderwijs, Registratienummer PL032W 2013029261, d.d. 7 mei 2013 met bijlagen, op grond waarvan de rechtbank de volgende feitelijke gang van zaken reconstrueert.
[benadeelde 3] doet op 20 februari 2013 aangifte van diefstal (proces-verbaal aangifte pagina 391). Aangever verklaart dat hij op 20 februari 2013 in wokrestaurant Flamingo in Emmen was; dat hij zijn jas in de garderobe heeft afgegeven; dat in zijn jas onder andere zijn portemonnee met bankpasjes, een rijbewijs en ongeveer 20 euro geld, zijn gsm telefoon, merk Samsung zaten; dat toen hij zijn jas weer op ging halen genoemde goederen verdwenen bleken te zijn.
Verbalisanten C.P. Mol en P. de Lange hebben op 24 februari 2013 de beelden van de bewakingscamera bekeken (proces-verbaal bevindingen pagina 378). Verbalisanten zagen dat op 20 februari 2013 een manspersoon op de camerabeelden opgenomen op het tijdstip van de diefstal in Flamingo en dat zij deze in het restaurant aanwezig man voor 100% herkennen als de hen bekende [verdachte]. Verbalisanten zien verdachte bij de kassa en zij zien hem in de richting van de garderobe lopen.
Verbalisant A. Kruk heeft op 20 maart 2013 (proces-verbaal bevindingen pagina 397) naar aanleiding van de diefstal van de telefoon onderzoek gedaan naar het imeinummer van de gestolen telefoon teneinde te achterhalen of de telefoon na de diefstal nog in gebruik is geweest; dat hem is gebleken dat er vanaf 21 februari 2013 4 verschillende simkaarten in het toestel hebben gezeten waarvan één simkaart op naam staat van verdachte; één simkaart op naam staat van [getuige 9]; en 2 simkaarten een onbekende tenaamstelling hebben.
[getuige 9] verklaart ten overstaan van de politie (proces-verbaal pagina’s 411 en 412) dat haar eigen gsm kapot was en gerepareerd werd door winkel Optie#1 in Emmen; dat zij een leentoestel meekreeg van reparateur Atif; dat dit een Samsung betrof.
[getuige 10] verklaart ten overstaan van de politie (proces-verbaal pagina’s 413 en 414) dat hij eigenaar was van telefoonzaak Optie#1 in Emmen; dat [getuige 9] een leentoestel van hem heeft gehad, een Samsung Galaxy Mini; dat het het toestel is dat hem op de foto door de verbalisanten wordt getoond; dat hij [verdachte] kent en dat het kan zijn dat hij dit leentoestel van [verdachte] heeft gekocht.
De rechtbank acht op grond van deze gang van zaken en de hiervoor vermelde bewijsmiddelen het onder 4 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
t.a.v. feit 5
De rechtbank baseert zich voor het bewijs van het onder 5 tenlastegelegde feit op de bevindingen van de verbalisant A. IJzerman, de verklaring van de getuigen [getuige 1], [getuige 11], [getuige 12] en [getuige 13], alsmede de verklaring van de verdachte, zoals opgenomen in het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Drenthe, Dienst Bedrijfsvoering, Politieonderwijs, Registratienummer PL032W 2013029261, d.d. 7 mei 2013 met bijlagen, op grond waarvan de rechtbank de volgende feitelijke gang van zaken reconstrueert.
Verbalisant IJzerman heeft op 20 maart 2013 een onderzoek ingesteld (proces-verbaal bevindingen pagina 452) naar aanleiding van 112-melding op 18 maart 2013 van [getuige 1] dat haar ex, [verdachte], voor haar deur stond. Het is verbalisant gebleken dat aan verdachte op 7 maart 2013 een verblijfsontzegging (op grond van artikel 2.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening Emmen) is opgelegd voor de duur van 2 weken voor de wijk Bargeres te Emmen. Deze verblijfsontzegging eindigt op 21 maart 2013. (Een kopie van de verblijfsontzegging is bij het proces-verbaal bevindingen gevoegd, pagina’s 453 t/m 455).
[getuige 1] verklaart ten overstaan van de politie (proces-verbaal pagina’s 456 en 457) dat zij verdachte op 17 maart 2013 heeft zien rijden in de wijk en dat hij op 18 maart 2013 bij haar aan de deur is geweest toen zij niet thuis was.
[getuige 11] verklaart ten overstaan van de politie (proces-verbaal pagina 458) dat zij enige dagen in de woning van [getuige 1] verblijft; dat op 18 maart 2013 [verdachte] aan de deur kwam en dat [verdachte] zei dat hij zijn dochter wilde zien en dat toen hij wegging hij het hondje van [getuige 1] meenam.
[getuige 12] verklaart ten overstaan van de politie (proces-verbaal pagina 460) dat hij op 18 maart 2013 in de woning van [getuige 1] was en dat hij zag dat de hem bekende [verdachte] voor de deur stond.
[getuige 13] verklaart ten overstaan van de politie (proces-verbaal pagina 461) dat zij op 17 maart 2013 met [getuige 1] over de Brinkenweg in Emmen liep en dat zij [verdachte] hen tegemoet zagen rijden.
Verdachte verklaart ten overstaan van de politie (proces-verbaal pagina 464) dat het hem bekend was dat hij een gebiedsverbod had en dat dat inhield dat hij voor de duur van 2 weken niet bij de woning van Rianne of haar ouders mocht komen.
De rechtbank acht op grond van deze gang van zaken en de hiervoor vermelde bewijsmiddelen het onder 5 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het hem onder 2, onder 3 primair, onder 4 en onder 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2. hij in de periode van 22 augustus 2012 tot en met 11 februari 2013 in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een listige kunstgreep de verzekeringsmaatschappij [benadeelde 1] te bewegen tot de afgifte van 108.153,-- euro, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en in strijd met de waarheid bij die verzekeringsmaatschappij (door tussenkomst van een tussenpersoon) een schadeaangifte-formulier heeft ingediend met betrekking tot een claim op een polis bij die verzekeringsmaatschappij afgesloten, in verband met schade als gevolg van een woning- en stal- en schuur-inbraak aan de Achterste Erm, goederen bij de verzekeringsmaatschappij heeft geclaimd die niet waren weggenomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. hij op 17 oktober 2012 en 16 januari 2013 te Emmen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in/uit een winkel van een tankstation shop aan de Rondweg, een aantal verpakkingen parfum, toebehorende aan [benadeelde 2];
4. hij op 20 februari 2013 te Emmen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een garderobe van restaurant " Flamingo" heeft weggenomen een portemonnee (met geld en bescheiden) en een telefoon (merk Samsung), toebehorende aan[benadeelde 3];
5. hij op 18 maart 2013 te Emmen opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, krachtens artikel 2:2 van de Algemene Plaatselijke Verordening Emmen gegeven door de burgemeester van Emmen, betreffende een verblijfsontzegging voor het gebied Wijk Bargeres te Emmen voor de duur van 2 weken aanvangend op 7 maart 2013 eindigend op 21 maart 2013 immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk de verblijfsontzegging genegeerd en heeft verdachte zich begeven nabij een woning aan de Orvelterbrink te Emmen (zijnde in de wijk Bargeres);
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het hem onder 2, onder 3 primair, onder 4 en onder 5 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificaties

Het onder 2, onder 3 primair, onder 4 en onder 5 bewezen geachte levert respectievelijk op
Ad 2:
Poging tot oplichting,
strafbaar gesteld bij artikel 326 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht;
Ad 3 primair:
Diefstal, tweemaal gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
Ad 4:
Diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
Ad 5:
Opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering gedaan door een ambtenaar, die krachtens wettelijk voorschrift voortdurend of tijdelijk met enige openbare dienst is belast,
strafbaar gesteld bij artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht;

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking:
de aard en de ernst van de gepleegde feiten; de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie en de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 12 februari 2014, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld.
De officier van justitie vorderde een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht.
Verder vorderde zij een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 3 jaren, met de bijzondere voorwaarden toezicht van de reclassering hetgeen mede zal inhouden een meldplicht, een ambulante behandeling bij Verslavingszorg Noord Nederland of soortgelijke ambulante behandeling, en een verplichting tot een korte klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken, indien dit door de reclassering noodzakelijk wordt geacht.
De raadsvrouw van verdachte heeft primair vrijspraak bepleit voor de feiten 1 tot en met 4. Subsidiair bepleitte de raadsvrouw tot het opleggen van een geheel voorwaardelijke straf met toezicht van de reclassering en het stellen van de voorwaarden, zoals omschreven in het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport.
De rechtbank overweegt dat verdachte bij het plegen van de feiten naar haar oordeel louter en alleen uit winstbejag heeft gehandeld en daarbij op geen enkele wijze rekening heeft gehouden met de gevolgen die zijn handelingen voor de slachtoffers konden hebben en hebben gehad.
De rechtbank zal evenwel rekening houden met de huidige omstandigheden van de verdachte, zoals die door de raadsvrouw van verdachte zijn aangevoerd, inhoudende dat . verdachte momenteel in de crisisopvang van de GGZ verblijft, dat verdachte een zelfmoordpoging heeft ondernomen, en dat hij eerder in crisisopvang van de GGZ heeft gezeten, omdat hij het niet meer zag zitten.
Uit het reclasseringsadvies van Verslavingszorg Noord-Nederland van 9 januari 2014 is de rechtbank gebleken dat verdachte bij de reclassering heeft aangegeven dat hij de noodzaak van professionele hulp heeft ingezien.
De rechtbank zal om voormelde redenen afzien van het opleggen van een werkstraf zodat zo voortvarend als mogelijk met de beoogde behandeling van de verdachte kan worden aangevangen.
Gelet op een en ander acht de rechtbank voor deze verdachte passend het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met een proeftijd van 3 jaren en met de bijzondere voorwaarden toezicht van de reclassering hetgeen mede zal inhouden een meldplicht, een ambulante behandeling bij Verslavingszorg Noord Nederland of soortgelijke ambulante behandeling, en een verplichting tot een korte klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken, indien dit door de reclassering noodzakelijk wordt geacht.

Benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft ter terechtzitting een vordering tot vergoeding van geleden materiële schade ingediend ten bedrage van € 9.256,38, ter zake van het onder 2 tenlastegelegde feit.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering nu niet is gebleken van een behoorlijke machtiging om haar in rechte te vertegenwoordigen.
De benadeelde partij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 is tenlastegelegd is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 2, onder 3 primair onder 4 en onder 5 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2, onder 3 primair onder 4 en onder 5 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van

8
maanden voorwaardelijkmet een proeftijd van
3 jaren.
De rechtbank beveelt deze voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
De rechtbank geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot toezicht op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden overeenkomstig artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid van het wetboek van strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
  • zich binnen 5 werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij Verslavingszorg Noord Nederland, Locatie Emmen, en zich hierna blijft melden zo frequent en zolang de reclassering dit tijdens de proeftijd noodzakelijk acht;
  • verplicht zal deelnemen aan een ambulante behandeling bij Verslavingszorg Noord Nederland of een soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelbaar zullen worden gegeven;
  • wordt verplicht tot een korte klinische opname ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek voor de duur van maximaal 7 weken, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de eventueel op te leggen gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij
[benadeelde 1]niet-ontvankelijk is in haar vordering.
De benadeelde partij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij en de verdachte dragen ieder de eigen kosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, en mrs. E. Läkamp en C. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 28 maart 2014, zijnde mr. C. Brouwer buiten staat dit vonnis binnen de daartoe door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.