ECLI:NL:RBNNE:2014:2201

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 maart 2014
Publicatiedatum
1 mei 2014
Zaaknummer
18.920238-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot moord en zware mishandeling, maar veroordeling voor mishandeling en bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 28 maart 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot moord en zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het hem onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij opzet had om het slachtoffer van het leven te beroven of om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De verdachte had op 2 mei 2013 in Elim met zijn auto tegen het slachtoffer aangereden, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de verdachte en de getuigen niet eenduidig waren en dat de verdachte had geprobeerd te ontwijken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wel schuldig was aan mishandeling en bedreiging. De verdachte had het slachtoffer met zijn auto geraakt, waardoor deze pijn had ondervonden, en had hem bedreigd met de dood. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet in een noodsituatie verkeerde die zijn handelen rechtvaardigde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie dagen en een werkstraf van 80 uren, met aftrek van de tijd die hij in verzekering had doorgebracht. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd.

De uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken en de rol van de rechter bij het beoordelen van de geloofwaardigheid van getuigenverklaringen. De rechtbank heeft de verdachte niet alleen vrijgesproken van de zwaardere aanklachten, maar ook een relatief milde straf opgelegd, wat aangeeft dat de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte in overweging zijn genomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18.920238-13
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 28 maart 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 14 maart 2014.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. R.B.J.G. Baggen, advocaat te Arnhem.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat hij
1.
hij op of omstreeks 2 mei 2013, te Elim, althans in de gemeente Hoogeveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met de door hem, verdachte bestuurde auto, met hoge/verhoogde, althans met enige snelheid in de richting van die [slachtoffer] is gereden en/of tegen die [slachtoffer] is gebotst, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 2 mei 2013, te Elim, althans in de gemeente Hoogeveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet na kalm beraad en rustig overleg met de door hem, verdachte, bestuurde auto, met hoge/verhoogde, althans met enige snelheid in de richting van die [slachtoffer] is gereden en/of tegen die [slachtoffer] is gebotst, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 2 mei 2013, te Elim, althans in de gemeente Hoogeveen, opzettelijk mishandelend met de door hem, verdachte bestuurde auto, met hoge/verhoogde, althans met enige snelheid tegen (het lichaam van) [slachtoffer] is gereden/gebotst, waardoor die [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 2 mei 2013 te Elim, althans in de gemeente Hoogeveen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijke dreigend tegen die [slachtoffer] gezegd/geroepen: "ik maak je af" en/of "ik maak je dood" en/of opzettelijk dreigend een schep ter hand genomen en/of opgeheven en/of met een schep gezwaaid in de richting van het lichaam van die [slachtoffer];

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. H.H. Louwes acht ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de opzet heeft gehad het slachtoffer van het leven te beroven. Wel heeft verdachte door zo te handelen op de koop toegenomen dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel kon oplopen. Derhalve acht de officier van justitie wel wettig en overtuigend bewezen de poging tot zware mishandeling met voorbedachte raad.
De officier van justitie acht eveneens hetgeen aan de verdachte onder 2 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen.
Zij vordert dat de rechtbank de verdachte voor deze feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van voorarrest, voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden toezicht van de reclassering hetgeen mede zal inhouden een meldplicht, een klinische behandeling in Groot Batelaar te Lunteren of soortgelijke forensische kliniek, en vervolgens aansluitend meewerking aan ambulante psychiatrische woonbegeleiding.

Vrijspraak

De verdachte dient van het hem onder 1 primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken omdat de rechtbank dit feit, evenals de verdachte, diens raadsman en de officier van justitie, niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet de opzet heeft gehad om het slachtoffer van het leven te beroven.
De verdachte dient ook van het hem onder 1 subsidiair tenlastegelegde te worden vrijgesproken omdat de rechtbank dat, evenals de raadsman van verdachte en anders dan de officier van justitie, niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de opzet heeft gehad al dan niet in voorwaardelijke zin het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Verdachte is met zijn auto tegen het slachtoffer aangereden en het slachtoffer is daarbij geraakt. Verdachte zegt met een snelheid van ongeveer 10 km/u naar het slachtoffer, toen deze uit diens auto was gestapt, toe te zijn gereden en dat hij nog heeft geprobeerd hem te ontwijken. De andere zich daarover in het stafdossier bevindende verklaringen hieromtrent zijn niet eensluidend, zodat de rechtbank uit zal gaan van hetgeen de verdachte daarover verklaart.
De rechtbank overweegt verder dat het ook naar de uiterlijke verschijningsvorm, gelet op de bevindingen van de politie en gelet op de fotoreportage bij de verkeersongevalsanalyse niet onaannemelijk is dat de opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij verdachte ontbrak.

Bewijsmiddelen

Nu verdachte, hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren, heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank ten aanzien van deze feiten volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
De rechtbank hanteert voor het bewijs de navolgende bewijsmiddelen:
1.
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 maart 2014.
2.
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Drenthe, District
Zuidwest, Basiseenheid Hoogeveen West/De Wolden, registratienummer PL033V 2013036431 d.d. 30 mei 2013 met bijlagen, onder meer inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van Politie Drenthe, District Zuidwest, Basiseenheid Hoogeveen/Midden-Drenthe, proces-verbaalnummer PL033V 2013030140-44 d.d. 5 mei 2013, houdende de verklaring van betrokkene J[verdachte], wonende te [woonplaats] (pagina’s 108 t/m 113);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van Politie Drenthe, District Zuidwest, Basiseenheid Hoogeveen/Midden-Drenthe, proces-verbaalnummer PL033V 2013030140-20 d.d. 3 mei 2013, houdende de verklaring van betrokkene [getuige], wonende te [woonplaats] (pagina’s 116 t/m 122);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van Politie Drenthe, District Zuidwest, Basiseenheid Hoogeveen/Midden-Drenthe, proces-verbaalnummer PL033V 2013033418-1 d.d. 16 mei 2013, houdende de verklaring van aangeefster [getuige], wonende te [woonplaats] (pagina’s 130 t/m 132);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van Politie Drenthe, District Zuidwest, Basiseenheid Hoogeveen/Midden-Drenthe, proces-verbaalnummer PL033V 2013030140-35 d.d. 4 mei 2013, houdende de verklaring van de verdachte (pagina’s 137 t/m 139).

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 2 mei 2013, te Elim, opzettelijk mishandelend met de door hem, verdachte bestuurde auto, met enige snelheid tegen het lichaam van [slachtoffer] is gereden, waardoor die [slachtoffer] pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 2 mei 2013 te Elim, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijke dreigend tegen die [slachtoffer] geroepen: "ik maak je af" en "ik maak je dood" en opzettelijk dreigend een schep ter hand genomen en opgeheven en gezwaaid in de richting van het lichaam van die [slachtoffer].
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1 meer subsidiair en onder 2 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificaties

Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
Ad 1 meer subsidiair:
Mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Ad 2:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid

De raadsman heeft onder meer aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer c.q. putatief noodweer. De raadsman stelt dat verdachte de feiten heeft begaan ter noodzakelijke verdediging van zijn eigen lijf en dat van zijn toenmalige vriendin. Bovendien verkeerde verdachte in de vaste veronderstelling dat het slachtoffer een vuurwapen bij zich zou dragen. De raadsman heeft daarbij onder meer gesteld dat het slachtoffer, na een ruzie door de telefoon met de toenmalige vriendin van verdachte, besloot naar Elim te rijden om haar dood te schieten.
De rechtbank is van oordeel dat van noodweer c.q. putatief noodweer geen sprake is.
Uit de door verdachte, de aangevers en de getuigen tegenover de politie afgelegde verklaringen, noch uit het ter zitting van 14 maart 2014 door de verdachte aangevoerde, blijkt van een voor verdachte of zijn toenmalige vriendin zodanige onmiddellijke (be)dreigende situatie dat hem geen andere mogelijkheid was geboden dan met zijn, verdachtes, auto tegen het slachtoffer aan te rijden.
Het is de rechtbank verder gebleken dat in feite de toenmalige vriendin van de verdachte de confrontatie met het slachtoffer heeft opgezocht door met een staaf de achterruit van de auto van het slachtoffer in te slaan, en dat verdachte vervolgens, toen het slachtoffer was uitgestapt, op kalme wijze met zijn auto naar het slachtoffer is toegereden.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat ook overigens geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten; de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie; de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 12 februari 2014, waaruit blijkt dat verdachte eerder en bij herhaling is veroordeeld.
De officier van justitie heeft gevorderd een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd in verzekering door gebracht, alsmede een
gevangenisstraf voor de voor de duur van 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden toezicht van de reclassering hetgeen mede zal inhouden een meldplicht, een klinische behandeling in Groot Batelaar te Lunteren of soortgelijke forensische kliniek, en vervolgens meewerking aan aansluitende ambulante psychiatrische woonbegeleiding.
Verdachte heeft ter zitting verklaard weliswaar gemotiveerd te zijn voor hulp van de reclassering, maar niet in het kader van bijzondere voorwaarden bij een opgelegd toezicht.
De rechtbank overweegt dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een mishandeling door met zijn auto tegen het slachtoffer aan te rijden en door deze met de dood te bedreigen. Door aldus te handelen heeft hij inbreuk gemaakt op de psychische en fysieke integriteit van het slachtoffer.
De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 12 februari 2014.
Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheden en achtergronden van de verdachte zoals omschreven in het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, Adviesunit 4 Midden-Nederland te Lelystad van 12 maart 2014.
De straf die de rechtbank zal opleggen, is lager dan de officier van justitie heeft geëist. Een wezenlijke factor in dit verband is het feit dat de officier van justitie blijkens haar requisitoir is uitgegaan van de bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling.
De rechtbank komt hier echter tot een bewezenverklaring van het meer subsidiair tenlastegelegde mishandeling.
De rechtbank vindt in het bewezenverklaarde geen aanleiding een voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld een reclasseringstoezicht met de bijzondere voorwaarden, zoals door de officier van justitie gevorderd.
De rechtbank acht in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van 3 dagen, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht en een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 22c, 22d, 27 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte zowel van het onder 1 primair als subsidiair is ten laste gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 meer subsidiair en onder 2 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 meer subsidiair en onder 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van
3 dagen.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht
De rechtbank veroordeelt de verdachte tevens tot een
taakstrafbestaande uit
80 urenwerkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. E. Läkamp en mr. C. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 28 maart 2014, zijnde mr. C. Brouwer buiten staat dit vonnis binnen de daartoe door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.