Bij verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een ondertussen uitgekristalliseerde antisociale persoonlijkheidsstoornis. Tevens is er een ziekelijke stoornis in de vorm van schizofrenie van het overwegend paranoïde type, met een chronisch inter-mitterend beloop en de nodige therapie-resistentie en een cognitief (intellectueel) verval. Er is tevens sprake van nicotineafhankelijkheid en een nog steeds aanwezig misbruik van alcohol en mogelijk ook hard drugs, nu gedwongen in remissie binnen de restricties van de FPA.
De schizofrenie (incl. de negatieve symptomen en de lage verstandelijke capaciteiten), de antisociale persoonlijkheidsstoornis en de nicotineafhankelijkheid speelden alle ten tijde van het hier aan verdachte ten laste gelegde. Er was geen sprake van actueel misbruik van soft en/of harddrugs, gezien het beveiligende behandelcontext.
De schizofrenie (vooral de negatieve en in mindere mate de positieve symptomen en het cognitief verval), de antisociale persoonlijkheidsstoornis en de nicotineafhankelijkheid beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde in aanzienlijke mate.
Verdachte is al geruime jaren in forse mate nicotineafhankelijk en probeerde op vele manieren hierin te voorzien; ook toen hij hiervoor op de psychiatrische afdeling geen geld (via zijn bewindvoerder) meer had. Door zijn primair zuchtig en impulsief (en soms ook asociaal) gedrag, zijn psychotische symptomen (zoals zijn stemmen en persoonlijkheden en waaronder paranoïdie en desorganisatie) en mogelijk ook gehinderd door medicatie-effecten, slaagde hij hier op een gegeven moment onvoldoende meer in. Hierop heeft verdachte een al langer gekoesterde overweging van beroving in daden omgezet. Hierbij werd verdachte weinig gehinderd door morele normen of gevoelens van mededogen met slachtoffers. Vanuit verdachtes persoonlijkheidsstoornis en schizofrenie is hij hiertoe ook beduidend minder dan gemiddeld in staat.
Op andere momenten heeft verdachte verklaard dat hij middels de beroving het psychiatrisch ziekenhuis geforceerd probeerde te ontvluchten, omdat hij het er niet meer naar zijn zin had.
In beide gevallen kan gesteld worden dat verdachte weinig bij machte was om de gevolgen van zijn beslissing ter zake ten volle en in redelijkheid te overzien. Ook was hij gezien zijn psychopathologie minder dan gemiddeld (ten opzichte van leeftijdgenoten) in staat om zijn voornemen planmatig en doelgericht uit te voeren. Er zijn geen overtuigende aanwijzingen gevonden dat verdachte vooral (en zeker niet volledig) vanuit psychotische overwegingen tot het hem hier ten laste gelegde is gekomen. Wel hebben de psychotische symptomen ten tijde van de toedracht en uitvoering van het delict hier ter zake, het oordelend en uitvoerend vermogen van verdachte aangetast en wellicht voor hem de drempel verlaagd om tot het delict hier ter zake over te gaan.
De stoornissen van verdachte hebben sterk bijgedragen aan het tot stand komen en het uitvoeren van het hier aan betrokkene ten laste gelegde.
Verdachte moet verminderd toerekeningsvatbaar geacht worden voor het hem hier ten laste gelegde.