ECLI:NL:RBNNE:2014:2132

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 maart 2014
Publicatiedatum
25 april 2014
Zaaknummer
18.920237-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht in de relatiesfeer

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 28 maart 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De tenlastelegging betrof bedreigingen die de verdachte op 2 mei 2013 had geuit tegen twee slachtoffers in Elim. De raadsvrouw van de verdachte pleitte voor vrijspraak, stellende dat de bedreigingen niet zodanig waren dat er bij de slachtoffers redelijke vrees kon ontstaan voor uitvoering van die bedreigingen. De rechtbank oordeelde echter dat de bedreigingen, gezien de omstandigheden waaronder ze waren geuit, wel degelijk een reële vrees opwekten bij de slachtoffers.

De rechtbank achtte de bedreigingen wettig en overtuigend bewezen, waarbij de verdachte opzettelijk dreigend had gezegd dat hij de slachtoffers dood zou maken. De rechtbank baseerde haar oordeel op de bekennende verklaring van de verdachte en verschillende proces-verbaal van de politie, waarin de verklaringen van de slachtoffers waren opgenomen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze waren begaan, en het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld. De officier van justitie had een werkstraf van 40 uren geëist, maar de rechtbank legde een taakstraf op van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering had doorgebracht. De rechtbank verklaarde de verdachte strafbaar en legde de taakstraf op, met de bepaling dat bij niet-nakoming vervangende hechtenis zou worden toegepast.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18.920237-13
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 28 maart 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats]op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 14 maart 2014.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. K. Martens, advocaat te Assen.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat hij
hij op of omstreeks 2 mei 2013, te Elim, althans in de gemeente Hoogeveen, [slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd/geroepen: "ik zweer op Machiel en Valeria dat ik jou dood ga maken" en/of
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd/geroepen: "ik maak jou dood, stom wijf" en/of "ik schiet je dood",
althans (telkens) woorden van dergelijke dreigende aard en/of strekking;

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. H.H. Louwes acht hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank de verdachte voor dit feit zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, met aftrek.

Bewijsmiddelen

Nu verdachte, hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren, heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard zal de rechtbank ten aanzien van deze feiten volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
De rechtbank hanteert voor het bewijs de navolgende bewijsmiddelen:
1.
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 maart 2014.
2.
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Drenthe, District
Zuidwest, Basiseenheid Hoogeveen West/De Wolden, registratienummer PL033V 2013036431 d.d. 30 mei 2013 met bijlagen, onder meer inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van Politie Drenthe, District Zuidwest, Basiseenheid Hoogeveen/Midden-Drenthe, proces-verbaalnummer PL033V 2013030140-44 d.d. 5 mei 2013, houdende de verklaring van betrokkene[slachtoffer 1], wonende te Elim (pagina’s 108 t/m 113);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van Politie Drenthe, District Zuidwest, Basiseenheid Hoogeveen/Midden-Drenthe, proces-verbaalnummer PL033V 2013030140-20 d.d. 3 mei 2013, houdende de verklaring van betrokkene [slachtoffer 2], wonende te Elim (pagina’s 116 t/m 122);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van Politie Drenthe, District Zuidwest, Basiseenheid Hoogeveen/Midden-Drenthe, proces-verbaalnummer PL033V 2013033418-1 d.d. 16 mei 2013, houdende de verklaring van aangeefster[slachtoffer 2], wonende te Elim (pagina’s 130 t/m 132);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van Politie Drenthe, District Zuidwest, Basiseenheid Hoogeveen/Midden-Drenthe, proces-verbaalnummer PL033V 2013030140-35 d.d. 4 mei 2013, houdende de verklaring van de verdachte (pagina’s 137 t/m 139).

Nadere bewijsoverweging

De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte van het hem tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. De raadsvrouw heeft gesteld dat de bedreigingen die door verdachte zijn geuit van dien aard waren en onder zodanige omstandigheden zijn geuit dat bij de bedreigden niet de redelijke vrees heeft kunnen ontstaan dat verdachte ook werkelijk zijn bedreigingen tot uitvoer zou brengen.
De rechtbank volgt de raadsvrouw niet in haar betoog. Naar het oordeel van de rechtbank waren de bedreigingen van dien aard en zijn ze onder zulke omstandigheden gedaan dat deze bedreigingen in het algemeen een dergelijke vrees opwekken. De rechtbank is van oordeel dat er in de onderhavige situatie sprake is geweest van reële bedreigingen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 2 mei 2013, te Elim[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- tegen die [slachtoffer 1] geroepen: "ik zweer op Machiel en Valeria dat ik jou dood ga maken" en
- tegen die [slachtoffer 2] geroepen: "ik maak jou dood, stom wijf".
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificatie

Het bewezen verklaarde levert op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten; de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie; de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 12 februari 2014
De officier van justitie heeft een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis gevorderd.
De raadsvrouw van verdachte heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair veroordeling tot een voorwaardelijke straf bepleit.
De rechtbank overweegt dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan bedreigingen in de relatiesfeer, waarbij door verdachte en door de bedreigden over en weer bedreigingen zijn geuit. De bedreigingen werden zodanig ernstig beoordeeld dat de politie werd gebeld om erger te voorkomen.
De rechtbank rekent dit feit verdachte aan.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 12 februari 2014, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheden en achtergronden van de verdachte zoals omschreven in het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, Adviesunit 1 Midden-Noord te Groningen van 4 maart 2014.
De rechtbank acht in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden passend en geboden een werkstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 22c, 22d en 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafbestaande uit
30 urenwerkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 15 dagen zal worden toegepast.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren arbeid per dag voor de in verzekering doorgebrachte dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. E. Läkamp en mr. C. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 28 maart 2014, zijnde mr. C. Brouwer buiten staat dit vonnis binnen de daartoe door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.