ECLI:NL:RBNNE:2014:2129

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 april 2014
Publicatiedatum
25 april 2014
Zaaknummer
18.950195-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot ontploffing van een pinautomaat met explosieve stoffen

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 25 april 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het plegen van een poging tot ontploffing van een pinautomaat en poging tot diefstal. De verdachte was niet verschenen ter terechtzitting, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. B.J.P. van Riel. De tenlastelegging omvatte twee hoofdpunten: de verdachte zou op 26 september 2012 in Nieuwlande, gemeente Hoogeveen, samen met anderen opzettelijk een ontploffing hebben willen veroorzaken in een pinautomaat, en daarnaast zou hij geprobeerd hebben een geldbedrag weg te nemen uit diezelfde pinautomaat.

De raadsman voerde aan dat de verdachte vrijgesproken moest worden van de tenlastelegging, omdat de poging ondeugdelijk zou zijn geweest. Hij stelde dat de hoeveelheid gas die in de pinautomaat was gebracht, nooit tot een ontploffing had kunnen leiden. De rechtbank oordeelde echter dat er voldoende bewijs was voor een deugdelijke poging, aangezien er goederen waren aangetroffen die bestemd waren om de automaat tot ontploffing te brengen. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een begin van uitvoering van het misdrijf.

De officier van justitie vorderde vrijspraak voor het primair tenlastegelegde, maar vond de subsidiaire en tweede tenlastelegging wel bewezen. De rechtbank volgde deze redenering en sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde, maar achtte de subsidiaire en tweede tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 9 maanden op, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht. De rechtbank overwoog dat de verdachte louter uit eigen belang had gehandeld, zonder rekening te houden met de mogelijke gevolgen van zijn daden voor anderen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18.950195-13
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 25 april 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 11 april 2014.
Verdachte is niet ter terechtzitting verschenen.
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. B.J.P. van Riel, advocaat te Arnhem, die verklaart door de verdachte uitdrukkelijk te zijn gemachtigd hem ter terechtzitting te verdedigen.
De rechtbank stemt hiermee in, verklaart bij monde van haar voorzitter dat het bepaalde in artikel 278, lid 2 van het Wetboek van Strafvordering niet van toepassing is en dat deze procedure geldt als een procedure op tegenspraak.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat hij
1.
hij op of omstreeks 26 september 2012 te Nieuwlande, gemeente Hoogeveen, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen en/of brand te stichten in een pand aande aan de Johannes Poststraat (nr. 38), en/of in een in dat pand gevestigde pinautomaat, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat pand en/of die pinautomaat, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was, met dat opzet met een of meer van zijn medeader(s), althans alleen, CO2 en/of een of meer andere gas(sen), in die pinautomaat gebracht, althans getracht te brengen/transporteren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 26 september 2012 te Nieuwlande, gemeente Hoogeveen, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen en/of brand te stichten in een pinautomaat en/of pand aan de Johannes Poststraat (nr. 38), terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, in elk geval met dat opzet gas, althans (een) brandbare stof(fen) in die pinautomaat heeft/hebben gebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 26 september 2012 te Nieuwlande, gemeente Hoogeveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een in de Johannes Poststraat (nr. 38) gevestigde pinautomaat weg te nemen geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de Rabobank, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die pinautomaat te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geldbedrag, onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen getrachte een ontploffing teweeg teweeg te brengen door een of meer gas(sen) in die pinautomaat te brengen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank zal, waar in de tenlastelegging staat “verdachte en/of zijn mededader(s)” lezen alsof daar staat “verdachte en/of zijn medeverdachte(n)”. De term mededader namelijk impliceert dat verdachte ook als dader moet worden aangemerkt, hetgeen in strijd is met de presumptie van onschuld: een verdachte dient tot aan het moment van onherroepelijke bewezenverklaring van het hem tenlastegelegde voor onschuldig te worden gehouden.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. P. de Jong acht hetgeen aan de verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd niet bewezen en vordert dat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken
Hij acht hetgeen de verdachte onder 1 subsidiair en onder 2 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank de verdachte voor deze feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht.

Vrijspraak

De verdachte dient van het hem onder 1 primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken omdat de rechtbank dit, evenals de officier van justitie en de raadsman van verdachte, niet wettig en overtuigend bewezen acht.

Bewijsmiddelen

Nu verdachte, hetgeen de rechtbank ten aanzien van het onder 1 subsidiair en onder 2 tenlastegelegde bewezen zal verklaren, niet heeft weersproken en nadien niet anders heeft verklaard zal de rechtbank ten aanzien van deze feiten volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
De rechtbank hanteert voor het bewijs de navolgende bewijsmiddelen:
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie IJsselland, Bovenregionale Recherche Noord- en Oost-Nederland, OPS-dossiernummer 04BMC13001, Documentcode AH281, d.d. 15 juli 2013 met bijlagen, onder meer inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van Politie Drenthe, District Zuidwest, Basiseenheid Hoogeveen/Midden-Drenthe, proces-verbaalnummer PL033V 2012068548-3 d.d. 26 september 2012, houdende de aangifte van [benadeelde], Joh. Poststraat 38, te 7918 AC Nieuwlande, gemeente Hoogeveen (pagina’s 14 en 15);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van Politie Drenthe, District Zuidwest, Basiseenheid Hoogeveen/Midden-Drenthe, proces-verbaalnummer PL033V 2012068548-2 d.d. 26 september 2012, zover inhoudende de eigen waarneming, wetenschap en bevinding van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (pagina 22);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van Politie Drenthe, Divisie Recherche Ondersteuning SSC, Unit Forensisch–Technische Expertise, proces-verbaalnummer PL03N3 2012068548-6 d.d. 10 oktober 2012, zover inhoudende de eigen waarneming, wetenschap en bevinding van [verbalisant 3] (pagina’s 28 en 29);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van Politie Drenthe, proces-verbaalnummer PL0300 2012068548-9 d.d. 30 oktober 2012, zover inhoudende de eigen waarneming, wetenschap en bevinding van [verbalisant 4] (pagina 35);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van Politie Drenthe, District Zuidoost, Basiseenheid Coevorden/Borger-Odoorn, proces-verbaalnummer PL032W 2012068548-10 d.d. 21 oktober 2012, houdende de verklaring van de [getuige] (pagina’s 37 en 38);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van Politie Drenthe, District Zuidoost, Basiseenheid Coevorden/Borger-Odoorn, proces-verbaalnummer PL032W 2012068548-13 d.d. 19 november 2012, zover inhoudende de eigen waarneming, wetenschap en bevinding van [verbalisant 5] en [verbalisant 6] (pagina 39);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van Politie IJsselland, Bovenregionale Recherche Noord- en Oost-Nederland, documentcode G22 02 ZK48 d.d. 15 april 2013, houdende de verklaring van de [getuige] (pagina’s 40 t/m 42);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van Politie IJsselland, Bovenregionale Recherche Noord- en Oost-Nederland, documentcode AH066 d.d. 18 april 2013, zover inhoudende de eigen waarneming, wetenschap en bevinding van [verbalisant 7] (pagina 78);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van Politie IJsselland, Bovenregionale Recherche Noord- en Oost-Nederland, documentcode AH123 d.d. 20 juni 2013, zover inhoudende de eigen waarneming, wetenschap en bevinding van [verbalisant 8] (pagina’s 89 t/m 93);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie IJsselland, Bovenregionale Recherche Noord- en Oost-Nederland, documentcode V01.02 d.d. 18 juni 2013, houdende de verklaring van de[verdachte] (pagina’s 262 t/m 265);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie IJsselland, Bovenregionale Recherche Noord- en Oost-Nederland, documentcode V01.03 d.d. 19 juni 2013, houdende de verklaring van de [verdachte] (pagina’s 267 t/m 271);
De rechtbank acht op grond van voormelde bewijsmiddelen de aan de verdachte onder 1 subsidiair en onder 2 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.

Nadere bewijsoverweging

De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte van het hem onder 1 en onder 2 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, omdat hier sprake is geweest van een ondeugdelijke poging. De raadsman heeft gesteld dat de verhouding en de hoeveelheid van het gebruikte gas wat in de pinautomaat is gespoten, nimmer een ontploffing van de pinautomaat heeft kunnen veroorzaken. Van meet af aan stond al vast dat de handelingen van de verdachten niet tot het gewenste resultaat zouden leiden.
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn betoog. De politie trof in de nabijheid van de betreffende pinautomaat diverse goederen aan die bestemd waren om de automaat tot ontploffing te brengen. Uit voorlopig onderzoek van de politie is vastgesteld dat de verhouding voor ontbranding van de explosieve stof niet juist is geweest, waardoor de explosie is uitgebleven. Naar het oordeel van de rechtbank is hier sprake van een deugdelijke poging en is er sprake van een begin van uitvoering. Er is geen sprake van een situatie waarin verdachtes handelen absoluut niet tot een ontploffing zouden hebben kunnen leiden.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 26 september 2012 te Nieuwlande, gemeente Hoogeveen, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen in een pinautomaat aan de Johannes Poststraat nr. 38, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was, met dat opzet met zijn medeverdachte gas in die pinautomaat hebben gebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 26 september 2012 te Nieuwlande, gemeente Hoogeveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een in de Johannes Poststraat nr. 38 gevestigde pinautomaat weg te nemen geldbedrag, toebehorende aan de Rabobank, en zich daarbij dat weg te nemen geldbedrag, onder hun bereik te brengen door middel van braak, met zijn medeverdachte getracht een ontploffing teweeg te brengen door gas in die pinautomaat te brengen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1 subsidiair en onder 2 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificaties

Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
Ad 1 subsidiair:
Medeplegen van poging tot een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar van goederen te duchten is,
strafbaar gesteld bij artikel 157 aanhef onder 1 in verband met de artikelen 45 en 47 van het Wetboek van Strafrecht;
Ad 2:
Poging tot diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak,
strafbaar gesteld bij artikel 311in verband met de artikelen 45 en 310 van het Wetboek van
Strafrecht.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten; de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie; de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 5 maart 2014
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden gevorderd.
De raadsman van verdachte heeft een lagere straf bepleit.
De rechtbank overweegt dat verdachte bij het plegen van de feiten louter en alleen uit eigen belang, te weten de behoefte aan geld, heeft gehandeld en daarbij op geen enkele wijze rekening heeft gehouden met de gevolgen die zijn handelingen voor de benadeelde(n) zouden hebben, de aanzienlijke schade die zou kunnen hebben ontstaan en mogelijk gevaar voor omwonenden, indien zijn handelingen daadwerkelijk tot een ontploffing van de pinautomaat hadden geleid.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 5 maart 2014, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld.
De rechtbank acht in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 subsidiair en het onder 2 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 subsidiair en onder 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van
9 maanden.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. H. de Wit en mr. C. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 25 april 2014, zijnde mr. C. Brouwer buiten staat dit vonnis binnen de daartoe door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.