ECLI:NL:RBNNE:2014:205

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 januari 2014
Publicatiedatum
16 januari 2014
Zaaknummer
589179 - CV EXPL 13-6407
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen en reconventionele vordering tot terugbetaling van onverschuldigd betaalde bedragen

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 16 januari 2014, heeft eiseres [A] een vordering ingesteld tegen gedaagde [B] voor betaling van openstaande facturen. [A] heeft in opdracht van [B] financiële en administratieve werkzaamheden verricht en vordert een totaalbedrag van € 3.370,85, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde [B] heeft verweer gevoerd en een reconventionele vordering ingesteld tot terugbetaling van € 1.000,00, stellende dat zij teveel heeft betaald voor de geleverde diensten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [A] twee facturen heeft gestuurd, waarvan [B] een deel heeft betaald. De rechtbank oordeelt dat [B] niet heeft aangetoond dat de werkzaamheden niet naar behoren zijn uitgevoerd en dat de facturen correct zijn. De vordering van [A] wordt toegewezen, met inachtneming van de reeds gedane betalingen door [B]. De reconventionele vordering van [B] wordt afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat er sprake is van onverschuldigde betaling.

De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van [A] toegewezen en [B] veroordeeld in de kosten van de procedure. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 589179 \ CV EXPL 13-6407
Vonnis d.d. 16 januari 2014
inzake
[naam], h.o.d.n. Kantoor [naam],
wonende en zaakdoende te [plaatsnaam],
eiseres in conventie, verweerder in reconventie, hierna [A] te noemen,
gemachtigde Bureau Mercuur,
tegen
[naam],
wonende te [plaatsnaam], [adres],
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, hierna [B] te noemen,
gemachtigde B.A.J. Lenferink, werkzaam bij ABL Advies,
gevestigd te [plaatsnaam], [adres].
PROCESGANG
[A] heeft bij dagvaarding, op de daarin geformuleerde gronden, gevorderd bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [B] te veroordelen tot betaling van een bedrag aan hoofdsom van € 3.370,85, te vermeerderen met de rente over dat bedrag, tot 10 mei 2013 een bedrag van € 95,41, en een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van
€ 462,09 met veroordeling van [B] in de kosten van de procedure.
[B] heeft verweer gevoerd en heeft tevens een eis in reconventie ingesteld. [B] vordert [A] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.000,00 met veroordeling van [A] in de kosten van de procedure.
Bij vonnis van 22 augustus 2013 is een comparitie van partijen bepaald.
[A] heeft voorafgaande aan de comparitie een conclusie van antwoord in reconventie ingediend waarin wordt verzocht die vordering af te wijzen en [B] in de kosten te veroordelen.
De comparitie heeft plaatsgehad op 6 november 2013. Partijen zijn daar verschenen in bijzijn van hun raadslieden. Partijen hebben een nadere toelichting gegeven op hun standpunten. Er is geen regeling bereikt waarna vonnis nader is bepaald op heden.
OVERWEGINGEN

1.Feiten en omstandigheden

1.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet, althans onvoldoende betwist, staat tussen partijen het navolgende vast.
1.2
[A] heeft in opdracht en voor rekening van [B] financiële en administratieve werkzaamheden uitgevoerd. [A] heeft [B] ter zake van die werkzaamheden een factuur gestuurd gedateerd 10 november 2010 voor een bedrag van
€ 2.138,55 en een factuur gedateerd 30 augustus 2012 voor een bedrag van € 3.132,30.
1.3
[B] heeft aan [A] een bedrag betaald van € 1.900,00.

2.Het standpunt van [A] in conventie en in reconventie

2.1
[A] vordert van [B] ter zake van de voormelde facturen betaling van een, resterend, bedrag aan hoofdsom van € 3.370,85.
2.2
[B] heeft niet gesteld noch is dat gebleken dat de werkzaamheden door [A] niet naar behoren zijn uitgevoerd. Uit de gevoerde correspondentie blijkt dat evenmin. Het door [B] bij wijze van voorschot betaalde bedrag is door [A] op de eindfactuur in mindering gebracht. Anders dan [B] stelt heeft [A] de jaarrekening 2007 opgesteld en aan haar toegezonden. Verwezen wordt naar productie 2 bij de conclusie van antwoord in reconventie, de samenstellingsverklaring van 1 november 2010.
Na betaling door [B] zal [A] de nog aanwezige stukken zoals de grootboekkaarten, aan [B] afgeven.
De vordering in reconventie dient te worden afgewezen.

3.Het standpunt van [B] in conventie en in reconventie

3.1
[B] heeft een klein veehouderijbedrijf waar thans bijna op hobbymatige wijze dieren worden gehouden. Zij heeft daardoor een zeer kleine boekhouding te voeren. Daarvoor heeft zij [A] ingeschakeld. Anders dan [A] stelt heeft zij een betaling gedaan van € 1.900,00. Die betaling was gericht op de factuur van 10 november 2010.
[B] heeft eerder nimmer een rapport over 2007 ontvangen waaruit de werkzaamheden over dat jaar blijken.
Nadien heeft zij een factuur ontvangen over de boekjaren 2008 tot en met april 2011. Met de betaling van € 1.900,00 over boekjaar 2007 heeft zij echter al ruimschoots aan haar verplichtingen voldaan. De factuurperiode beslaat een periode van drieënhalf jaar tegen een bedrag van € 3.132,30 ofwel € 940,60 per boekjaar. Zij heeft over de jaren na boekjaar 2007 evenmin een rapportage ontvangen.
Vanwege de weigerachtige houding van [A] om het rapport over 2007 en de stukken af te geven heeft [B] een ander kantoor moeten inschakelen om de jaarstukken en de aangiftes voor de Belastingdienst vanaf boekjaar 2007 opnieuw in te voeren en te verwerken.
3.2
De werkzaamheden van [A] hebben uitsluitend bestaan uit het ordenen van de stukken in mappen. Met de betaling van een bedrag van € 900,00 zijn die werkzaamheden ruimschoots betaald. [B] heeft om die reden een bedrag van € 1.000,00 teveel betaald. Dat bedrag vordert zij als zijnde onverschuldigd betaald, in reconventie van [A].

4.Beoordeling

- in conventie en in reconventie

4.1
[A] heeft [B] een tweetal facturen gezonden ter zake van de uitgevoerde werkzaamheden. Bij de onderhavige vordering is rekening gehouden met het door [B] betaalde bedrag van € 1.900,00. Dit is als zodanig ook op de factuur van 10 november 2010 vermeld en blijkt ook overigens uit de optelling van het gevorderde bedrag.
4.2
[B] stelt dat zij van [A] niet het bij de conclusie van antwoord in reconventie overgelegde rapport inzake de jaarrekening 2007 heeft ontvangen. [A] heeft aangegeven dat zij aan [B] destijds dat stuk wel degelijk heeft doen toekomen en verwijst naar de productie.
4.3
Overwogen wordt dat beide partijen het er over eens zijn dat tot de werkzaamheden ook hoorde het opstellen van de jaarrekening 2007. Die werkzaamheden zijn ook bij [B] in rekening gebracht. Indien en voor zover [B] niet de jaarrekening 2007 zou hebben ontvangen, [A] betwist dat, had het op de weg van [B] gelegen om tenminste bij [A] daarnaar te informeren. Niet gesteld of gebleken is dat dat gebeurd is. Evenmin heeft [B] gesteld noch is dat anderszins gebleken, dat en op welke wijze zij tegenover [A] een beroep op opschorting zou hebben gedaan omdat dat rapport niet aan haar zou zijn toegestuurd.
Voor zover [B] beoogt zich op opschorting te beroepen, gaat dat beroep dan ook niet op.
4.4
[B] stelt zich in conventie en in reconventie op het standpunt dat zij over de in het geding zijnde periode niet alleen aan haar betalingsverplichtingen heeft voldaan maar zelfs meer heeft betaald dan gelet op die werkzaamheden gerechtvaardigd was.
4.5
Overwogen wordt als volgt. Blijkens de toelichting ter comparitie verrichtte [A] de werkzaamheden op basis van uurtarief. In de facturen van 10 november 2010 en 30 augustus 2012 is door [A] vermeld hoeveel uren aan de verschillende werkzaamheden zijn besteed. Niet gesteld of gebleken is dat [B] naar aanleiding van die gespecificeerde facturen aan [A] vragen heeft gesteld over de in rekening gebrachte uren dan wel heeft aangegeven dat het aantal in rekening gebrachte uren niet klopte.
Vastgesteld wordt dat [B] die gestelde uren ook thans niet (voldoende concreet) heeft betwist.
Op de factuur van 30 augustus 2012 is voorts onder meer vermeld: "De werkzaamheden betrof niet alleen de codering van de stukken, maar ook het openen van de post, het ordenen en uitzoeken van de stukken." Ter comparitie heeft [A] aangegeven dat [B] destijds door haar gezondheidsituatie niet goed in staat was haar administratie zelf naar behoren bij te houden. Dat leidde tot meer werkzaamheden aan de zijde van [A] dan normaliter het geval zou zijn. [B] heeft dat niet betwist.
Geconcludeerd wordt dat, bij ontbreken van voldoende gemotiveerd verweer, niet is komen vast te staan dat de uren die [A] op de facturen aan [B] voor de werkzaamheden in rekening heeft gebracht, niet zouden kloppen. Het verweer van [B] gaat dan ook niet op.
4.6
Op grond van voormelde overwegingen is de kantonrechter van oordeel dat [A] aan [B] voor de verrichte werkzaamheden terecht een (restant) hoofdsom van € 3.370,85 in rekening heeft gebracht. Met de door [B] gedane betaling is, zoals al is overwogen, rekening gehouden.
De door [A] gevorderde rente over dat bedrag, tot 10 mei 2013 een bedrag van
€ 95,41, is niet apart door [B] betwist zodat ook dat bedrag toewijsbaar is.
4.7
De eisende partij maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden. De vergoeding kan niet voor toewijzing in aanmerking komen, nu niet gesteld is dat een kosteloze aanmaning conform de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW heeft plaatsgevonden. De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal daarom worden afgewezen.
4.8
In conventie wordt derhalve toegewezen de somma van € 3.466,26 te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 3.370,85 vanaf 10 mei 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
4.9
Zoals overwogen in conventie heeft [A] terecht aanspraak gemaakt op het in hoofdsom gevorderde bedrag. Dit betekent tevens dat van een teveel betaald bedrag voor de door [A] in opdracht en voor rekening van [B] uitgevoerde werkzaamheden geen sprake is. Om die reden wordt ook de vordering in reconventie afgewezen.

5.Proceskosten

[B] wordt zowel in conventie als in reconventie als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. Bij de vaststelling van het salaris gemachtigde in reconventie wordt rekening gehouden met de samenhang van de vorderingen in conventie en in reconventie.
BESLISSING
De kantonrechter:
in conventie:
-veroordeelt [B] om tegen kwitantie aan [A] te betalen de somma van
€ 3.466,26 te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 3.370,85 vanaf 10 mei 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
-veroordeelt [B] tevens in de kosten van de procedure, aan de zijde van [A] begroot op een bedrag van € 78,34 aan explootkosten, € 213,00 aan griffierecht, en € 400,00 aan salaris gemachtigde;
-wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
In reconventie:
-wijst de vorderingen van [B] af;
-veroordeelt [B] in de kosten van de procedure aan de zijde van [A] begroot op een bedrag van € 100,00 voor salaris gemachtigde;
zowel in conventie en in reconventie:
-verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. van den Bosch, kantonrechter, en op 16 januari 2014 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: BvdB
coll: