ECLI:NL:RBNNE:2014:2007

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 april 2014
Publicatiedatum
18 april 2014
Zaaknummer
104070/KG RK 14-86
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de wrakingskamer in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 2 april 2014 een beslissing genomen op een verzoek tot wraking van mr. N.R. Boonstra, rechter in deze rechtbank, door verzoeker [A], vertegenwoordigd door mr. G.H. Thasing. Het wrakingsverzoek werd ingediend naar aanleiding van een zitting op 5 februari 2014, waarbij verzoeker zich niet veilig voelde en meende dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding was. De wrakingskamer, bestaande uit mrs. H. Wolthuis, E. Läkamp en J.S. Bartstra, heeft het verzoek op 12 maart 2014 behandeld, maar ook zij werden gewraakt door verzoeker. De 2e wrakingskamer heeft vervolgens op 25 maart 2014 het verzoek tot wraking van de leden van de 1e wrakingskamer behandeld. Verzoeker voerde aan dat de 1e wrakingskamer partijdig was en dat zij zich niet hadden gelegitimeerd. De rechtbank overwoog dat het enkele feit dat de leden van de 1e wrakingskamer niet hadden geantwoord op verzoekers verzoeken om legitimatie, niet voldoende was om aan hun onpartijdigheid te twijfelen. De rechtbank concludeerde dat verzoeker de geldende wettelijke bepalingen en procedures niet erkende, wat niet automatisch leidde tot een conclusie van vooringenomenheid. Uiteindelijk werd het wrakingsverzoek afgewezen, en werd bepaald dat de procedure in de stand waarin deze zich bevond, werd voortgezet. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 2 april 2014.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Locatie Groningen
128933 / HA RK 11-30516 september 2014
Meervoudige wrakingskamer
Zaaknummer / rekestnummer: 104070 / KG RK 14-86
Datum beslissing: 2 april 2014
Beslissing op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) van
[A],
wonende te[woonplaats],
verzoeker,
gemachtigde mr. G.H. Thasing, advocaat te Emmen.

1.Procesgang

1.1.
Ter gelegenheid van de zitting van 5 februari 2014 heeft verzoeker mr. N.R. Boonstra, rechter in deze rechtbank, locatie Assen, gewraakt in een aanhangig geschil waarin verzoeker als partij is betrokken.
1.2.
Mr. Boonstra heeft schriftelijk laten weten niet te berusten in het wrakingsverzoek.
1.3.
Hierop is een wrakingskamer geformeerd, bestaande uit mrs. H. Wolthuis, E. Läkamp en J.S. Bartstra.
1.4.
Op 12 maart 2014 is het verzoek tot wraking van mr. Boonstra behandeld door de hiervoor genoemde wrakingskamer (hierna: de 1e wrakingskamer). Ter zitting heeft verzoeker zijn standpunt nader toegelicht. Daarna heeft verzoeker een verzoek tot wraking van de leden van de 1e wrakingskamer ingediend. Van het verhandelde heeft de griffier een proces-verbaal opgemaakt.
1.5
De leden van de 1e wrakingskamer hebben schriftelijk laten weten niet in de wraking te berusten.
1.6.
Vervolgens is de onderhavige wrakingskamer geformeerd (hierna: de 2e wrakingskamer).
1.7.
Op 25 maart 2014 is het verzoek tot wraking van de leden van de 1e wrakingskamer door de 2e wrakingskamer ter zitting behandeld. Verzoeker is aldaar verschenen, bijgestaan door mr. Thasing voornoemd. Verzoeker heeft ter zitting zijn verzoek nader toegelicht, mede aan de hand van door hem opgestelde aantekeningen. Van het verhandelde heeft de griffier aantekeningen gemaakt.

2.De beoordeling

2.1
Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6, eerste lid, van het EVRM geldt als uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat een rechter ten aanzien van een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening worden gehouden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van de verzoeker is niet doorslaggevend. Aan de hand van deze maatstaf zal de rechtbank het verzoek beoordelen.
2.3
Verzoeker heeft ter onderbouwing van zijn eerste wrakingsverzoek aangevoerd dat de 1e wrakingskamer vooringenomen en partijdig is. De wrakingskamer bestaat uit rechterlijke leden van de rechtbank. De slager keurt als het ware zijn eigen vlees. Daarnaast erkent de 1e wrakingskamer verzoeker niet als mens van vlees en bloed. Het is verzoeker ter gelegenheid van de zitting niet toegestaan opnamen te maken. Hij voelt zich daardoor niet veilig. Ook erkent verzoeker het gezag van de rechtbank over hem niet. Ondanks zijn verzoek daartoe hebben de leden van de 1e wrakingskamer geen bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat zij bevoegd zijn en zij hebben zich niet gelegitimeerd.
2.4
De rechtbank overweegt als volgt.
2.5
Dat de leden van de 1e wrakingskamer hebben geweigerd zich te legitimeren, een verklaring over te leggen waaruit blijkt dat zij bevoegd zijn en een audio-opname te (laten) maken van het verhandelde ter zitting, maakt niet dat er sprake is van vooringenomenheid van deze leden, dan wel van de schijn daarvan.
2.6
De rechtbank maakt uit de door verzoeker naar voren gebrachte wrakingsgronden op dat hij de in Nederland geldende wettelijke bepalingen en daaruit voortkomende procedures niet erkent. Verzoeker wenst zich niet te conformeren aan regels en overheden die hij niet accepteert. Ook dit maakt echter niet dat er sprake is van vooringenomenheid van de leden van de 1e wrakingskamer. Evenmin wekt dit de schijn van partijdigheid van die leden in objectieve dan wel subjectieve zin.
2.7
Alle gerechten hebben een eigen wrakingsprotocol dat op de desbetreffende website is te raadplegen. Dit protocol is gebaseerd op een in 2006 tot stand gekomen landelijk modelprotocol voor wrakingen (Aanbeveling wrakingsprotocol gerechtshoven en rechtbanken, 27 november 2006, te raadplegen op www.rechtspraak.nl) en is – voor wat betreft het burgerlijk recht – gebaseerd op de artikelen 36 - 39 Rv. Dit model gaat ervan uit dat ieder gerecht een wrakingskamer inricht. Het enkele feit dat het verzoek tot wraking wordt behandeld en beslist door leden van het gerecht waartoe de gewraakte rechter behoort, is geen grond om aan hun objectiviteit te twijfelen.
2.8
Gelet op voorgaande overwegingen komt de rechtbank tot haar oordeel dat het wrakingsverzoek zal worden afgewezen.

3.BESLISSING

De rechtbank:
1. wijst het verzoek tot wraking van mrs. Wolthuis, Läkamp en Bartstra af;
2. bepaalt dat het proces in het wrakingsverzoek van 12 maart 2014 (met zaaknummer C/19/103377 / KG RK 14-41) wordt voortgezet in de stand waarin dit zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
3. beveelt de onmiddellijke mededeling van deze beslissing aan verzoeker,
mrs. Wolthuis, Läkamp en Bartstra en mr. G.H. Thasing ([adres] te [vestigingsplaats]).
Deze beslissing is gegeven door mrs. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, P. Molema en
S.M. Schothorst, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2014.
eh