Uitspraak
7 april 2014.
advocaat te Paterswolde.
officier van justitie.
Tenlastelegging
Bewijsvraag
Ten aanzien van het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft zij aangevoerd dat het ongeval en daarmee de dood van [slachtoffer] niet aan de schuld van verdachte is te wijten. Verdachte heeft namelijk niet hoogst dan wel aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend gevaren. Uit verklaringen van verdachte en de overige opvarenden blijkt dat dat de boot plotseling een beweging naar rechts maakte. Niet uit te sluiten is dat sprake is geweest van een van buiten komende oorzaak. Mogelijk is er een boomstam in de schroef terecht gekomen en heeft deze de schroef geblokkeerd, waardoor de boot uit het roer is gelopen. Het feit dat verdachte geen gebruik heeft gemaakt van de dodemansknop kan hem niet worden verweten, aangezien hij hierop noch door [slachtoffer] noch door [betrokkene 1] was gewezen. Bovendien staat niet vast dat [slachtoffer] zijn been is verloren doordat deze in aanraking is gekomen met de schroef. Daardoor is niet uit te sluiten dat ook als verdachte de dodemansknop wel zou hebben gebruikt, [slachtoffer] zijn been zou hebben verloren. Voorts kan niet worden bewezen dat het feit dat verdachte alcohol had genuttigd het ongeval heeft veroorzaakt.
mr. E. Läkamp, rechters, bijgestaan door mr. K.R. Starreveld, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 april 2014.