3.2.Een deskundigenrapport pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie, zaaknummer 2013.05.21.082, d.d. 5 september 2013 opgemaakt door arts en patholoog [deskundige], voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring:
Naam [slachtoffer]
Geboortedatum [geboortedatum] 1979
Geboorteplaats[geboorteplaats]
De overledene is dood aangetroffen te [straat], Harlingen, in
de nacht van 20 op 21 mei 2013 omstreeks 24.00 uur. Het lichaam werd mij aangewezen en daarna overhandigd door[verbalisant 3] van de regiopolitie Noord-Nederland en is na gedane schouwing aan deze teruggegeven.
Bij de sectie op het lichaam van [slachtoffer], geboren op 07 april 1979, is het
navolgende gebleken:
Voorafgaand aan de sectie werd in het UMCG te Groningen radiologisch onderzoek verricht, bij voorlopige evaluatie hiervan en bij revisie door [naam 4], radioloog in het Groene Hart Ziekenhuis te Gouda werden meerdere afwijkingen (met name botbreuken) aangetroffen.
Bij sectie werd het lichaam van een man waargenomen met tekenen van fors bloedverlies, zijnde verbloeding. Verbloeding kan het overlijden zondermeer verklaren.
Er waren talrijke letsels, bij leven opgelopen door meermalen heftige inwerking van uitwendig mechanisch stomp botsend, samendrukkend en deels schavend en krassend geweld.
- Deels hadden deze letsels een aspecifiek voorkomen, zoals door geslagen worden,
getrapt worden, vallen, zich stoten, etc.
- Deels toonden deze letsels een specifiek patroon (met onder meer zogenaamde ‘tramline tracks’), zoals passend bij geslagen worden met een lang, relatief smal, relatief hard en mogelijk iets soepel, stevig voorwerp, met een breedte van grootteorde circa 1-1,5 cm en met aan het uiteinde een ronde verbreding, waarvan het contactoppervlak (met de huid) een grootteorde had van circa 2 cm diameter.
- Deels toonden deze letsels een aspecifiek patroon, zoals kan passen bij stevig beetnemen (aan de armen).
Ten gevolge van dit geweld waren er talrijke breuken, was er kneuzing van de hersenen met aspecifieke begeleidende hersenzwelling en was er bloeduitstorting onder de hersenvliezen. Bij neuropathologisch onderzoek toonden alle letsels aanwezig aan de hersenen en hersenvliezen een aspect van recent voor het overlijden ontstaan. Er waren geen letsels met
aanwijzingen voor een ouderdom van circa drie dagen.
Aan de hals waren uitwendig gering letsels, doch inwendig waren breuken van het
tongbeen en het strottenhoofd, ontstaan bij leven door inwerking van uitwendig mechanisch stomp botsend en/of samendrukkend (al dan niet ook omsnoerend) geweld aan de hals, zoals door geslagen worden, getrapt worden, gewurgd worden, etc.
Door de breuken en letsels aan het gelaat (en met name de kaken) was er bloed aanwezig in de luchtwegen met in de longen gering het aspect als van inademen van bloed.
De bevinding van stipvormige bloeduitstortingen verspreid doorheen het lichaam kan passen bij een periode van verstikking (zoals door bijvoorbeeld samendrukkend geweld aan de hals). Mogelijk heeft verstikking bijgedragen aan het intreden van de dood.
Bij toxicologisch onderzoek werd ethanol (alcohol) aangetroffen, in een dusdanige concentraties dat de toxicoloog kon concluderen dat het bewustzijn ten tijde van overlijden door alcohol zal zijn beïnvloed (doch dat de mate van beïnvloeding en dus ook de precieze effecten afhankelijk zijn van de mate van gewenning aan alcohol). De aangetroffen concentratie alcohol kan op zich het overlijden niet verklaren, wel kan het mogelijk een bijdrage hebben geleverd aan het (proces van) overlijden.
Er waren tekenen van aderverkalking van de kransslagaders. Alhoewel er bij sectie geen aanwijzingen waren voor een recent hartinfarct, kunnen deze ziekelijke veranderingen bijgedragen hebben aan (met name de snelheid van) het proces van overlijden.
Er was matige vervetting van de lever, zoals onder meer kan ontstaan na langdurig en fors alcoholgebruik. Dit heeft geen directe rol gespeeld ten aanzien van het intreden van de dood.
Conclusie
Bij sectie op het lichaam van [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], wordt het intreden van de dood zondermeer verklaard door verbloeding ten gevolge van talrijke letsels, bij leven opgelopen door meermalen heftige inwerking van uitwendig mechanisch stomp botsend, samendrukkend en deels schavend en krassend geweld. Mogelijk heeft verstikking bijgedragen aan het intreden van de dood.
Beantwoording aanvullende vragen
Welk letsel op het lichaam van het slachtoffer kan worden toegeschreven door het gebruik van deze honkbalknuppel?
- De letsels, bij sectie beschreven onder letsel A, C, H, J, O, P, Q, S en V, hadden deels een specifiek patroon, met een breedte van grootteorde circa 1-1,5 cm en met aan het uiteinde een ronde verbreding, waarvan het contactoppervlak (met de huid) een grootteorde had van circa 2 cm diameter. Deze letsels kunnen derhalve goed zijn opgelopen ten gevolge van slaan met de "honkbalknuppel".
Letsels:
A: In het gebied van het linkeroor, de slaap links en de wang links, reikend tot onder de kaakrand links was roze huidverkleuring over circa 16 x 12,5 cm. Aan de wang waren in dit gebied deels bruine tot rode oppervlakkige huidbeschadigingen, onregelmatig van aspect, van circa 0,3 x 0,2 cm tot circa 3 x 5 cm.
In deze huidbeschadigingen en bloeduitstorting werd een mogelijk patroon herkend van evenwijdige lijnen met een reguliere tussenafstand van circa 1 cm en deels kruisende lijnen. Aan één uiteinde van een paar evenwijdige lijnen was een cirkelvormig patroon van circa 2 x 2 cm met bij sectie hierin het aspect als van een kruis.
C: aan het voorhoofd links, centraal en rechts waren vier ruwrandige en wat stervormige huiddefecten van circa 2 x 0,3 cm tot circa 7 x 3 cm, met bloeduitstorting en weefselbruggen, en waren negen rode tot bruine en deels ingedroogde oppervlakkige huidbeschadigingen met een wat onregelmatige vorm, van circa 0,2 x 0,2 cm tot circa 1 x 1,3 cm. Hierrond was enige
huidverkleuring door aansluitend bloeduitstorting.
Een centraal gelegen huiddefect, zoals hierboven beschreven toonde mogelijk een patroon, waarbij een losgelegen huidflap ongeveer een cirkel met diameter van 2 cm vormde, verder twee punten met een wat afgerond aspect, eventueel passend bij cirkels met diameters van circa 1,5 cm en circa 1 cm.
Rechts aan het voorhoofd werd in de oppervlakkige huidbeschadiging een patroon herkend van evenwijdige lijnen met een reguliere tussenafstand variërend van circa 0,8 cm tot circa 1,6 cm tussenafstand.
H: aan de kin en aan de kaak rechts waren circa drieëntwintig rode tot bruine en ingedroogde oppervlakkige huidbeschadigingen, deels onregelmatig en deels streepvormig, van circa 0,1 x 0,1 cm tot circa 4 cm lengte. Hierin was deels een mogelijk patroon met evenwijdige lengte en reguliere tussenafstand van circa 0,6 cm.
Rechts aan de kin was een ruwrandig huiddefect met bloeduitstorting en weefselbruggen van circa 3,9 x 0,5 cm.
Aan de kaak rechts was huidverkleuring ring door onderhuidse bloeduitstorting over circa 13 x 3 cm, waarin een mogelijk patroon met een deels langwerpig aspect met evenwijdige verkleuringen en bleke uitsparing van circa 1 cm breedte. Verder een eventueel patroon onder het rechteroor, ter plaatse van huidverkleuring door bloeduitstorting, wat donkerder paars van aspect over een cirkelvorm van circa 2 cm diameter met hierin mogelijk een kruisvorm.
J: aan de buitenzijde van de linkerbovenarm, de bovenzijde van de linkerschouder, de elleboogspunt links, de buitenzijde en duimzijde van de linkeronderarm en de strekzijde van de linkerhand en vingers, over een gebied van circa 85 x 20 cm was roze, rode en paarse huidverkleuring, waren circa tweeëntwintig oppervlakkige huidbeschadigingen (waarvan zes met een niet ingedroogd, roze en postmortaal aspect)
Aan de vingers waren vier streepvormige oppervlakkige huidbeschadigingen, welke een niet geheel evenwijdig aspect toonden, met een wisselende tussenafstand.
De huidverkleuringen toonden deels wat cirkelvormige aspecten, met wisselende diameter, focaal was aan de bovenarm een eventueel patroon met twee kruisende lijnen van huidverkleuring zichtbaar (circa 4 x 0,7 cm en circa 3,5 x 0,5 cm).
O: aan de binnenzijde van de rechterbovenarm was een deels blauwe en deels rode huidverkleuring, wat rond van vorm met centraal bleke uitsparing van circa 9 x 5 cm.
P: aan de flank links en rechts en aan voorzijde van de borst waren twintig roze tot wat grijze huidverkleuringen van circa 1 x 0,7 cm tot circa 15 x 5,5 cm. Deze toonden viermaal een mogelijk patroon met tramlijnaspect danwel uitsparingen met een reguliere tussenafstand danwel breedte van circa 1 tot circa 1,5 cm breedte.
Q: aan de buik, de schaamheuvel en aan linker- en rechterheup waren circa zesentwintig roze tot rode huidverkleuringen en elf rode tot donkere oppervlakkige huidbeschadigingen. Hierin waren mogelijk patronen met deels evenwijdig verlopende lijnen en uitsparingen, met een reguliere breedte van circa 1 tot circa 1,5 cm. Afmetingen letsel tot circa 16 x 7 cm.
Aan de linkerheup was een cirkelvorm herkenbaar van circa 2 cm diameter. Links werd eveneens, aan het uiteinde van een uitsparing in huidverkleuring, een vage cirkelvorm gezien.
S: aan de rug en aan de achterzijde van de beide flanken waren acht rode huidverkleuringen, deels met een wat gestipt aspect, tot circa 24 x 2 cm, wat langgerekt van vorm en aan één zijde mogelijk iets breder dan aan het andere uiteinde.
Er waren zes gebieden met rode, paarse tot bruine huidverkleuring, met deels een ovale vorm, afmetingen tot circa 10 x 2 cm. Er werd een mogelijk patroon herkend met gedeeltelijk bleke uitsparing en een reguliere tussenafstand van circa 1,2 cm.
Aan de achterzijde van linkerheup en linkerbil was over een gebied van circa 9 x 11 cm roze tot bruine huidverkleuring en onregelmatige oppervlakkige huidbeschadiging.
V: aan de behaarde hoofd, meet aan de top van de kruin, was een stervormig deels ruwrandig huiddefect met bloeduitstorting en weefselbruggen van circa 8 x 3 cm. Naast het centrum van het huiddefect was een wat ronde oppervlakkige huidbeschadiging van circa 2 cm diameter.