ECLI:NL:RBNNE:2014:1602

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 maart 2014
Publicatiedatum
28 maart 2014
Zaaknummer
18/730382-13 PROM
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Passieve medeplichtigheid aan moord met honkbalknuppel in Harlingen

Op 28 maart 2014 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van passieve medeplichtigheid aan moord. De zaak vond plaats in Leeuwarden en betreft een incident dat zich voordeed op 20 mei 2013 in Harlingen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan de moord op het slachtoffer, waarbij de medeverdachte, die ook aanwezig was, het slachtoffer met een honkbalknuppel heeft geslagen. Tijdens een ruzie tussen het slachtoffer en de medeverdachte, heeft de verdachte een honkbalknuppel in het gevecht gebracht, wat de situatie heeft doen escaleren. Ondanks dat de verdachte op de hoogte was van het geweld dat door de medeverdachte werd gepleegd, heeft zij nagelaten om in te grijpen of hulp in te roepen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een bijzondere verantwoordelijkheid had om het geweld te beëindigen, maar dit niet heeft gedaan. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte niet actief geweld had gebruikt, maar dat haar passieve houding en het niet ingrijpen tijdens het geweld haar medeplichtigheid aan de moord rechtvaardigden. De rechtbank heeft de ernst van de situatie en de gevolgen van het geweld voor het slachtoffer zwaar meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730382-13
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 maart 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1961 te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in PI Zwolle, Huub van Doornestraat 15 te Zwolle.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 27 augustus 2013, 20 november 2013, 12 februari 2014 en 5, 6 en 17 maart 2014.
De verdachte is op 27 augustus 2013, 20 november 2013, 12 februari 2014 en 5 en 6 maart 2014 verschenen, bijgestaan door mr. H.E. Brink, advocaat te Amsterdam.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting van 20 november 2013, 12 februari 2014 en 5, 6 en 17 maart 2014 vertegenwoordigd door mr. P.F. Hoekstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 20 mei 2013 te Harlingen (in een woning gelegen aldaar aan
de[straat]) tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans
opzettelijk, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben
verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s) met dat opzet en na kalm
beraad en rustig overleg, althans met dat opzet,
-die [slachtoffer] meermalen met kracht met gebalde vuisten tegen/in het gezicht
en/of op het hoofd en/of tegen andere lichaamsde(e)1(en) geslagen en/of
-die [slachtoffer] (terwijl hij op de grond lag) meermalen met kracht met
geschoeide voeten tegen het hoofd en/of op het hoofd en/of in het gezicht
en/of andere lichaamsde(e)l(en) geschopt/getrapt/gestampt
en/of
-die [slachtoffer] meermalen met kracht met een honkbalknuppel en/of een of meer
andere (slag)voorwerpen op/tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of tegen de
hals en/of tegen de rug en/of de buik en/of benen en/of armen en/of ribben
en/of heupen en/of tegen een of meer andere lichaamsde(e)l(en) geslagen,
ten gevolge van welk fors uitwendig geweld voornoemde [slachtoffer] is overleden;
althans indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
dat [medeverdachte] op of omstreeks 20 mei 2013 te Harlingen (in een woning
gelegen aldaar aan de[straat]) opzettelijk en met
voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
althans met dat opzet,
-die [slachtoffer] meermalen met kracht met gebalde vuisten tegen/in het gezicht
en/of op het hoofd en/of tegen andere lichaamsde(e)l(en) geslagen en/of
-die [slachtoffer] (terwijl hij op de grond lag) meermalen met kracht met
geschoeide voeten tegen het hoofd en/of op het hoofd en/of in het gezicht
en/of andere lichaamsde(e)l(en) geschopt/getrapt/gestampt en/of
-die [slachtoffer] meermalen met kracht met een honkbalknuppel en/of een of meer
andere (slag)voorwerpen op/tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of tegen de
hals en/of tegen de rug en/of de buik en/of benen en/of armen en/of ribben
en/of heupen en/of tegen een of meer andere lichaamsde(e)l(en) geslagen,
ten gevolge van welk fors uitwendig geweld voornoemde [slachtoffer] is overleden,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 20 mei
2013 te Harlingen opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft immers heeft
verdachte,
-een honkbalknuppel gehaald en/of in de nabijheid van die [medeverdachte] neergezet
en/of
-niet ingegrepen terwijl er fors geweld werd uitgeoefend op die [slachtoffer] door
die [medeverdachte] en/of
-de woning verlaten terwijl er fors geweld werd uitgeoefend op die [slachtoffer]
door die [medeverdachte] en/of
-niet ingegrepen terwijl die [slachtoffer] zwaar gewond was en er fors geweld op
die [slachtoffer] werd uitgeoefend door die [medeverdachte].
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het primair aan verdachte ten laste gelegde, te weten medeplegen van moord;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren.
De officier van justitie heeft een veroordeling gevorderd voor het primair aan verdachte ten laste gelegde, te weten het medeplegen van moord. Zij heeft naar voren gebracht dat vaststaat dat de medeverdachte op 20 mei 2013 op meerdere momenten fors geweld tegen het slachtoffer heeft gebruikt, en dat daarnaast op basis van de verklaringen van de medeverdachte en van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] kan worden bewezen dat verdachte hierbij niet alleen aanwezig is geweest, maar ook zelf actief geweld heeft gebruikt door met een honkbalknuppel te slaan. Omdat zij daarnaast de medeverdachte niet van het slaan en schoppen van het slachtoffer heeft weerhouden, noch zich van het door hem gepleegde geweld heeft gedistantieerd, is er in de visie van de officier van justitie sprake geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte, zodat zij als medepleger kan worden aangemerkt.

Standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit van het primair aan verdachte ten laste gelegde. Hij heeft hiertoe naar voren gebracht dat de verklaringen van de medeverdachte en de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] niet betrouwbaar zijn met betrekking tot het aandeel van verdachte in het jegens het slachtoffer gepleegde geweld. Dit brengt met zich dat er onvoldoende bewijs voorhanden is dat verdachte actief heeft bijgedragen aan de dood van het slachtoffer. De enkele omstandigheid dat verdachte aanwezig was bij het geweld en niet heeft ingegrepen, is voorts onvoldoende om tot het bewijs van medeplegen over te gaan, aangezien er geen sprake was van een gezamenlijk opzet en een bijdrage aan de verwezenlijking van een gemeenschappelijk doel. Bovendien kan niet worden bewezen dat er bij verdachte sprake was van voorbedachte raad.
Ten aanzien van de subsidiair aan verdachte ten laste gelegde medeplichtigheid aan moord heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat hiervoor evenmin wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat niet gesteld kan worden dat er een rechtsplicht op verdachte is komen te rusten om het slachtoffer te beschermen tegen het door de medeverdachte in haar bijzijn jegens het slachtoffer gepleegde geweld, terwijl zij voorts geen voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer heeft gehad.
Ten slotte heeft de raadsman een aanvullend scenario naar voren gebracht. Volgens de raadsman kan niet worden uitgesloten dat de medeverdachte in de tijd dat hij heeft aangegeven naar getuige[getuige 1] te zijn geweest, ook een bezoek aan de woning van het slachtoffer heeft gebracht om de dodelijke klappen toe te brengen. Dit maakt dat niet uitgesloten kan worden dat het slachtoffer om het leven is gebracht door toebrenging van geweld waarbij verdachte niet aanwezig is geweest en ook anderszins geen enkele actieve of passieve bijdrage aan heeft geleverd. Dit zou in de visie van de raadsman tot een integrale vrijspraak moeten leiden.

Beoordeling van het bewijs

Vastgestelde feiten
De rechtbank neemt op grond van de hieronder nog nader te noemen bewijsmiddelen het volgende als vaststaand aan.
In de vroege middag van 20 mei 2013 hebben het latere slachtoffer [slachtoffer], de medeverdachte[medeverdachte] en een derde persoon, [getuige 1], zich verzameld in de voortuin van de woning aan de [straat] in Harlingen, onder meer om te kijken naar de Elfstedentocht voor motoren die die dag verreden werd.
Later in de middag, waarschijnlijk zo rond 16.00 uur, heeft verdachte zich bij dit gezelschap gevoegd en is men naar de achtertuin verhuisd. In de achtertuin is vervolgens ruzie ontstaan tussen [slachtoffer] en [medeverdachte], waarbij van de zijde van [medeverdachte] fysiek geweld is gebruikt.
Nadien is het gezelschap in de woonkamer gaan zitten. Hier is de ruzie weer opgelaaid, waarbij opnieuw door [medeverdachte] tegen [slachtoffer] fysiek geweld is gebruikt. Op enig moment is door verdachte een honkbalknuppel tevoorschijn gehaald. [medeverdachte] heeft deze honkbalknuppel gebruikt om [slachtoffer] mee te slaan.
Rond 19.30 uur is[getuige 1] bij de woning opgehaald door zijn ex-vrouw, [getuige 2]. Na het vertrek van[getuige 1] is [medeverdachte] doorgegaan met het plegen van fysiek geweld tegen [slachtoffer], waarbij naast slaan en schoppen wederom is geslagen met de honkbalknuppel.
Later op de avond, waarschijnlijk zo rond 21.30 of 22.00 uur, hebben verdachte en [medeverdachte] de woning verlaten. [slachtoffer] was op dat moment ernstig gewond. Verdachte en [medeverdachte] hebben vervolgens een pinautomaat, de algemene begraafplaats en [naam 1] in Harlingen bezocht. Na het bezoek aan het café zijn zij gezamenlijk naar de woning van [slachtoffer] aan de [straat] te Harlingen teruggekeerd. Op 21 mei 2013 om 00.42 uur heeft [medeverdachte] vanaf deze woning 112 gebeld en bij de alarmdienst gemeld dat hij [slachtoffer] dood in de woning had aangetroffen.
Rol van medeverdachte [medeverdachte]
De rechtbank acht op grond van de na te noemen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de medeverdachte het slachtoffer om het leven heeft gebracht door hem meermalen tegen diverse plaatsen op het lichaam en het hoofd te slaan met zijn handen en met een honkbalknuppel en te schoppen met zijn geschoeide voeten. Ook acht de rechtbank bewezen dat de medeverdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad, gelet op de tijdspanne waarin de handelingen hebben plaatsgevonden en de rustmomenten die zich tussentijds hebben voorgedaan; één en ander overeenkomstig hetgeen de rechtbank heeft geoordeeld in het heden tegen de medeverdachte gewezen vonnis.
Rol van verdachte
De medeverdachte heeft tegenover de politie en de rechter-commissaris verklaard dat verdachte mede betrokken is geweest bij het tegen het slachtoffer gepleegde geweld, doordat ook zij met de honkbalknuppel heeft geslagen en hem daarnaast nog een aantal keren in en op het gezicht heeft getrapt. Verdachte heeft zowel tegenover de politie, bij de rechter-commissaris als ter terechtzitting consequent ontkend dat zij enige vorm van geweld tegen het slachtoffer heeft gebruikt.
Betrouwbaarheid verklaringen
De rechtbank stelt voorop dat er geen objectief technisch bewijs voorhanden is, waaruit onomstotelijk kan worden vastgesteld dat verdachte zelf geweldshandelingen heeft verricht. Een bewezenverklaring van actieve geweldshandelingen van verdachte kan derhalve enkel op verklaringen gebaseerd worden. Anders dan de officier van justitie zal de rechtbank echter niet uitgaan van de verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte] en van de getuige[getuige 1] voor zover daarin verklaard wordt over een actief aandeel van verdachte. De rechtbank overweegt dat[getuige 1] in de diverse door hem afgelegde verklaringen steeds wisselend heeft verklaard over de door verdachte in de richting van het slachtoffer gepleegde geweldshandelingen. Zo verklaart[getuige 1] in zijn eerste verklaring niet te hebben gezien dat verdachte geweld heeft gebruikt, terwijl hij in latere verklaringen aangeeft wel te hebben waargenomen dat zij een vorm van geweld heeft gebruikt. Over de mate van geweld en het tijdstip waarop zij de handelingen zou hebben verricht, is de getuige vervolgens niet consistent. Uit de verklaring van[getuige 1] en van getuige [getuige 2] volgt bovendien dat[getuige 1] het tijdsverloop dat tussen de verhoren heeft plaatsgevonden, heeft benut om de gebeurtenissen met anderen te bespreken. De rechtbank acht het derhalve geenszins uitgesloten dat de getuige hierdoor op enigerlei wijze is beïnvloed. Ook de verklaringen van de medeverdachte over het aandeel van verdachte zal de rechtbank niet voor het bewijs bezigen. De rechtbank overweegt dat zijn verklaringen op dit punt diametraal tegenover de verklaringen van verdachte staan, die volhardt in haar ontkenning actief geweld te hebben gebruikt. Het valt bovendien niet uit te sluiten dat de medeverdachte een motief heeft gehad om onterecht belastend over verdachte te verklaren, bijvoorbeeld vanuit een (al dan niet reële) veronderstelling dat een gedeelde verantwoordelijkheid voor de dood van het slachtoffer uit moreel of strafrechtelijk oogpunt voor hem van betekenis zou kunnen zijn. Ten aanzien van de verklaringen van getuige [getuige 2] merkt de rechtbank op dat deze getuige enkel een persoon in de hal heeft waargenomen, maar niet heeft waargenomen dat door deze persoon geweld is gebruikt, zodat op basis hiervan geen actieve geweldsbijdrage van verdachte kan worden vastgesteld. Het voorgaande betekent dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte op enig moment zelf actief geweld heeft gepleegd tegen het slachtoffer.
Medeplegen en medeplichtigheid
Medeplegen vereist een bewuste en nauwe samenwerking. Daartoe is niet vereist dat alle plegers uitvoeringshandelingen hebben verricht. Er moet echter wel sprake zijn van een nauwe, intensieve samenwerking. De rechtbank is van oordeel dat nu verdachte geen uitvoeringshandelingen heeft verricht en niet is gebleken dat zij een doorslaggevende rol heeft gehad, in de onderhavige omstandigheden niet kan worden bewezen dat verdachte zo nauw en bewust met de medeverdachte heeft samengewerkt dat verdachte als medepleger kan worden aangemerkt. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het haar primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van de subsidiair aan verdachte ten laste gelegde medeplichtigheid overweegt de rechtbank het volgende.
De in de tenlastelegging uitgewerkte medeplichtigheidshandelingen bestaan uit een actief verwijt met betrekking tot het halen van een honkbalknuppel en uit een drietal passieve verwijten aangaande het nalaten in te grijpen. Ten aanzien van de passieve medeplichtigheid geldt dat deze alleen strafbaar is indien er op de verdachte een plicht tot handelen rustte (zie Hoge Raad 12 december 2000, NJ 2002/516 en Hoge Raad 27 november 2001, NJ 2002/517).
De rechtbank stelt vast dat verdachte, op een moment dat de ruzie uit de hand liep en er door de medeverdachte [medeverdachte] al fors geweld tegen het slachtoffer werd gebruikt, een aan haar toebehorende honkbalknuppel heeft ingebracht. Alhoewel niet is komen vast te staan dat verdachte deze knuppel heeft gepakt met het oogmerk om deze in het gevecht jegens het slachtoffer te gebruiken, heeft zij hiermee wel een situatie doen ontstaan waarin het latere gebruik van de knuppel door de medeverdachte mogelijk werd gemaakt en die mogelijkheid bovendien nadrukkelijk bij hem onder de aandacht werd gebracht. Verdachte moet zich bewust zijn geweest van de aanmerkelijke kans dat de honkbalknuppel tegen het slachtoffer zou worden ingezet, niet in de laatste plaats omdat verdachte de medeverdachte eerder die dag het slachtoffer al met een breekijzer of koevoet had zien bedreigen en hem toen van het gebruik daarvan heeft moeten weerhouden. Desondanks heeft verdachte een gevaarlijk slagwapen in het gevecht gebracht, met alle mogelijke gevolgen voor het slachtoffer van dien. Dit maakt dat er naar het oordeel van de rechtbank een bijzondere verantwoordelijkheid op verdachte is komen te liggen om het vervolgens mede door haar toedoen geëscaleerde geweld te beëindigen en dat verdachte niet is te beschouwen als een willekeurige omstander die plotseling met onverwacht geweld geconfronteerd wordt.
Verdachte moet zich op enig moment, zeker nadat het geweld na het vertrek van[getuige 1] verder escaleerde, gerealiseerd hebben dat de medeverdachte [medeverdachte] welbewust bezig was om het slachtoffer om het leven te brengen, of hem in ieder geval zodanig ernstig te mishandelen dat diens dood daarvan (ook voor verdachte) het voorzienbare gevolg zou zijn. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte heeft waargenomen dat de medeverdachte het slachtoffer gedurende langere tijd meermalen met een honkbalknuppel in het gezicht, tegen het hoofd en tegen het lichaam heeft geslagen en hem daarnaast ook dezelfde plaatsen met zijn vuisten heeft geslagen en met zijn geschoeide voeten heeft geschopt. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijk ernstig geweld, in onderlinge samenhang beschouwd, een aanmerkelijk risico op de dood met zich brengt, helemaal als daarbij ook een vitaal lichaamsdeel als het hoofd wordt geraakt. Verdachte heeft daarnaast verklaard dat zij heeft gezien dat de medeverdachte [medeverdachte] gedurende de dag en een groot deel van de avond bier heeft gedronken en dat hij daarnaast op een zeker moment cocaïne heeft gebruikt, met de eerdere ervaring dat verdachte met name bij cocaïnegebruik “los kon gaan”. Zij heeft verder zowel tegenover de politie, tegenover de rechter-commissaris en ter terechtzitting beeldend verklaard over de ernst van de mishandelingen die het slachtoffer moest ondergaan en het letsel dat dit bij hem teweeg bracht.
De rechtbank wijst er ook op dat verdachte heeft verklaard dat er tussen de uitbarstingen van geweld door enkele momenten van betrekkelijke rust zijn geweest, waarin de medeverdachte [medeverdachte] gelegenheid had om te kalmeren en zich te beraden over de gevolgen van zijn handelen. Het feit dat hij desondanks het geweld tegen het slachtoffer heeft voortgezet, zelfs in steeds hevigere mate, maakt dat verdachte bovendien heeft kunnen en moeten beseffen dat de medeverdachte niet uit een plotselinge opwelling of hevige gemoedsbeweging handelde, maar ter uitvoering van een kennelijk door hem voorgenomen besluit om het slachtoffer om het leven te brengen of althans zo ernstig te verwonden dat hij daardoor naar alle waarschijnlijkheid zou komen te overlijden.
Hoewel het dus voor verdachte op enig moment duidelijk moet zijn geweest dat het door haar medeverdachte gepleegde geweld gericht was op de dood van het slachtoffer, dan wel de aanmerkelijke kans met zich bracht dat het slachtoffer zou komen te overlijden, heeft zij op geen enkele wijze invulling gegeven aan de bijzondere verantwoordelijkheid die, zoals de rechtbank eerder heeft overwogen, op haar rustte omdat dit ernstige geweld mede door haar toedoen heeft kunnen plaatsvinden. Verdachte heeft niet geprobeerd om het geweld van de medeverdachte te doen stoppen en zelfs niet geprobeerd om tijdens de momenten van betrekkelijke rust haar honkbalknuppel buiten het bereik van de medeverdachte te brengen. Dat zij de medeverdachte er niet van kon weerhouden om zich agressief te gedragen in verband met het (fysieke) overwicht dat hij op haar zou hebben, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden, nu verdachte bij eerdere incidenten die dag, zoals het moment waarop de medeverdachte het slachtoffer met een breekijzer of koevoet wilde slaan of met een stoeptegel de ramen van de woning in wilde gooien, wel durfde in te grijpen, welk ingrijpen bovendien in beide gevallen succes had.
Maar zelfs indien verdachte in dit argument gevolgd zou moeten worden, moet worden vastgesteld dat verdachte ook heeft nagelaten om hulp in te roepen, bijvoorbeeld van haar huisgenoot die zich ten tijde van de gebeurtenissen slapend boven in de woning bevond, of van haar buren, of door het inschakelen van hulpdiensten, terwijl hiertoe meer dan voldoende gelegenheid bestond. De medeverdachte [medeverdachte] belette haar immers niet om de woning te verlaten, zoals ook blijkt uit het feit dat verdachte op enig moment die avond haar hondje nog heeft uitgelaten, op een moment waarop naar haar eigen zeggen voor haar duidelijk was dat het slachtoffer al ernstig toegetakeld was en waarbij zij hem overigens alleen heeft achtergelaten met haar medeverdachte. In plaats van op dat moment de hulp te halen die het slachtoffer nodig had, heeft zij zich na terugkomst weer bij haar medeverdachte aangesloten. Uiteindelijk zijn zij samen uit de woning vertrokken, wetende dat het slachtoffer zeer zwaar gewond maar nog wel in leven was, waarna verdachte overigens opnieuw de gelegenheid had (bijvoorbeeld in [naam 1], toen de medeverdachte bovendien enige tijd weg was) om hulp in te schakelen. Zelfs dat heeft zij nagelaten.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij het door de medeverdachte gepleegde misdrijf, door eerst de honkbalknuppel te halen die fatale mishandelingen mogelijk heeft gemaakt, en door vervolgens, ondanks de bijzondere verantwoordelijkheid die op haar is komen te rusten, niet in te grijpen of hulp te halen gedurende de tijd dat het geweld werd gepleegd, maar in plaats daarvan passief aanwezig te blijven en zelfs op een zeker moment het zwaargewonde slachtoffer achter te laten in de woning met haar medeverdachte.
Het subsidiair ten laste gelegde acht de rechtbank derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Aanvullend scenario
De rechtbank acht het door de raadsman naar voren gebrachte aanvullende scenario, inhoudende dat de medeverdachte na het bezoek aan het café niet alleen naar getuige[getuige 1] is gegaan, maar ook een bezoek aan de woning van het slachtoffer heeft gebracht om de levensberoving te voltooien, niet aannemelijk geworden. De verklaring van getuige [getuige 3] houdt enkel in dat hij rond middernacht een schim in de woning heeft waargenomen, terwijl uit de verklaring van getuige [getuige 4] in combinatie met de verklaring van getuige [getuige 5] volgt dat verdachte en de medeverdachte zich in rond 23.00 tot 23.15 uur in [naam 1] bevonden, waarna de medeverdachte kort is weggeweest, een bezoek aan getuige[getuige 1] heeft gebracht en na ongeveer 20 minuten naar het café is teruggekeerd. Dat de medeverdachte in deze korte tijd, die welhaast gelegen moet zijn in een periode voor middernacht, ook een bezoek aan de woning van het slachtoffer heeft gebracht, is niet aannemelijk. Daarnaast valt niet in te zien met welk motief de medeverdachte zou zijn teruggekeerd, aangezien zowel verdachte als de medeverdachte er reeds van uitgingen dat er iets zeer ernstigs had plaatsgevonden. Immers, verdachte ging er blijkens haar uitlatingen gedaan in het café vanuit dat er iets ergs was gebeurd. Dat zij van de gebeurtenissen ontdaan was, blijkt tevens uit de omschreven gemoedstoestand van verdachte na het verlaten van de woning. Bovendien ging ook de medeverdachte er tijdens zijn bezoek aan[getuige 1] al vanuit dat het slachtoffer zou komen te overlijden, of al dood was.
De rechtbank overweegt voorts dat ook in het geval zou worden uitgegaan van het door de raadsman geschetste aanvullende scenario, dit niet afdoet aan de strafbaarheid van verdachte. Uit de bewijsmiddelen volgt dat er op het moment dat verdachte en de medeverdachte de woning verlieten en het slachtoffer aldaar achterlieten reeds sprake was van ernstige verwondingen bij het slachtoffer. Het slachtoffer bloedde uit zijn hoofd, praatte niet meer en snurkte. Hij was ernstig gewond aan zijn achterhoofd. Daarvoor was het slachtoffer een groot aantal malen tegen het hoofd en het lichaam geschopt en geslagen met de vuisten en een honkbalknuppel. Uit de bevindingen van de patholoog leidt de rechtbank af dat de dood van het slachtoffer is te verklaren uit het geweld dat door de medeverdachte onder meer met een honkbalknuppel is toegepast. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de geweldsuitbarstingen die zich hebben voorgedaan voor het gezamenlijke vertrek van verdachte en de medeverdachte uit de woning van het slachtoffer een onmisbare schakel hebben gevormd in de gebeurtenissen die tot het gevolg hebben geleid. Een eventuele, weliswaar zeer onwaarschijnlijke, actie van de medeverdachte nadat het toegebrachte letsel al zodanig was dat deze tot de dood zou leiden, maakt dit niet anders. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij het door de medeverdachte in ieder geval reeds een aanvang genomen misdrijf.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de hierna te noemen bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder weergegeven.
1.
De door verdachte op de terechtzitting van 5 en 6 maart 2014 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 20 mei 2013 kom ik rond 16.00 uur bij de woning van[slachtoffer] aan de[straat] te Harlingen aan. [slachtoffer], [medeverdachte] en [getuige 1] zijn daar dan al aanwezig. [naam 2] ligt boven te slapen. Er wordt bier gedronken. Op een gegeven moment gaan wij naar de achtertuin. Daar ontstaat ruzie tussen [medeverdachte] en [slachtoffer]. [medeverdachte] slaat [slachtoffer] en deze valt op de grond. [medeverdachte] geeft [slachtoffer] meerdere klappen en schoppen, terwijl [slachtoffer] op de grond ligt. [medeverdachte] heeft in de achtertuin ook een breekijzertje of koevoet in zijn hand gehad. [slachtoffer] gaat naar binnen en wij willen ook de woning binnengaan. Omdat de woning afgesloten is, pakt [medeverdachte] een tegel die hij door het raam wil gooien. Ik weerhoud hem ervan deze te gooien. Ik ga met[getuige 1] bier halen in de supermarkt. Bij terugkomst escaleert het snel. Er ontstaat weer ruzie tussen [medeverdachte] en [slachtoffer]. Ik pak mijn aluminium honkbalknuppel en plaats deze op harde wijze op de grond en daarbij roep ik op luide wijze "ophouden". Het wordt weer rustig en daarna ontstaat er weer een ruzie. [medeverdachte] slaat [slachtoffer] met zijn vuisten en maakt een zwaaibeweging met de knuppel in zijn hand. De knuppel gaat even uit handen van [medeverdachte]. Daarna wordt [medeverdachte] weer boos en schopt hij [slachtoffer] keihard tegen het achterhoofd aan. Ook pakt [medeverdachte] de knuppel weer in zijn handen. [slachtoffer] wil weggaan, maar valt. [medeverdachte] slaat [slachtoffer] vervolgens overal, keihard. Met de knuppel raakt [medeverdachte] [slachtoffer] vooral op zijn lichaam. [slachtoffer] gaat in een foetushouding liggen. Het geweld stopt weer en [medeverdachte] gooit de knuppel richting de hal. [getuige 1] verlaat de woning. Ik ben een rondje met mijn hondje wezen lopen en kom in de hal. [slachtoffer] wil naar boven en valt van de trap. [medeverdachte] slaat [slachtoffer] vervolgens met de honkbalknuppel op zijn lichaam en achterhoofd. Er komt bloed uit het hoofd van [slachtoffer]. [medeverdachte] is die dag door het dolle heen en bij fasen wordt het rustig, gaat hij zitten en dan vliegt hij weer omhoog. [medeverdachte] en [slachtoffer] gaan hierna weer zitten en drinken een biertje. Ik laat mijn hondje nog een keer uit. Ik denk dat dit om ongeveer 21.00 uur is geweest. Als ik terugkom zie ik dat [slachtoffer] ligt te snurken in de hal en ik zie dat er bloed onder zijn hoofd ligt. Hij is zwaar gewond aan zijn achterhoofd. Ik denk: "Hoeveel bloed kan een mens verliezen." [slachtoffer] komt omhoog en daarna slaat [medeverdachte] [slachtoffer] keihard in zijn nek. Dit is verschrikkelijk om te zien. [slachtoffer] zegt "au, au", valt voorover en krijgt wederom diverse schoppen en klappen met de knuppel. Dan draait hij zich om op zijn rug en krijgt hij van [medeverdachte] een trap in het gezicht. Op het moment dat [medeverdachte] en ik uit de woning vertrekken, ligt [slachtoffer] te snurken. [medeverdachte] en ik vertrekken in mijn autootje richting de begraafplaats, waar wij de knuppel achterlaten. Ik kon mijn autootje nog wel besturen. Ik was niet helemaal van de wereld. Daarna pin ik geld, ik heb op een bankafschrift gezien dat dit om ongeveer 22.40 uur was en gaan we naar [naam 1]. [medeverdachte] en ik keren vervolgens terug naar de woning en dan blijkt [slachtoffer] te zijn overleden.
2.
De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer PL02R1 2013053170, gesloten op 7 augustus 2013, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 2013053170, d.d. 23 mei 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, bevattende een proces-verbaal aantreffen honkbalknuppel, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de verbalisant (p. 197 e.v.):
Op woensdag 22 mei 2013 heb ik onderzoek gedaan op de algemene begraafplaats aan de Begraafplaatslaan te Harlingen. Verdachte [verdachte] had in het verhoor aangegeven dat de honkbalknuppel verborgen lag in de heg achter het graf van haar vriendin [naam 3]. Dit graf was op genoemde begraafplaats. Ik vond een blauwkleurige honkbalknuppel in de heg achter het graf van [naam 3].
2.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 2013053170, d.d. 21 mei 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige[getuige 1] (p. 260 e.v.):
Ik kwam bij het huis van [slachtoffer] gistermiddag, 20 mei 2013, omstreeks 12.00 uur. Ik trof in de voortuin van het huis van [slachtoffer]: [verdachte], [medeverdachte] en [slachtoffer] . Door die straat kwam op dat moment een Elfstedentocht voor motoren. Om vijf uur die middag kregen[medeverdachte], [verdachte] en [slachtoffer] woorden met elkaar. Die ruzie liep steeds verder op, het ging om een ruzie tussen[medeverdachte] en [slachtoffer]. [verdachte] bemoeide zich er ook mee. Die ruzie ging steeds verder door en ik zag dat er klappen vielen. Ik zag dat[medeverdachte] [slachtoffer] sloeg met zijn vuisten, in zijn gezicht en op zijn lichaam.[medeverdachte] sloeg [slachtoffer] tien tot twaalf keer ongeveer. Ik zag dat [slachtoffer] kennelijk door die klappen bebloed raakte in zijn gezicht, daarmee bedoel ik zijn voorhoofd, daar kwam bloed uit zag ik. [slachtoffer] duwde[medeverdachte] een paar keer weg met beide handen tegen de borst van[medeverdachte], verder gebruikte hij geen geweld. Dit gebeurde allemaal in de voorkamer van de woning van [slachtoffer]. Door de klappen van[medeverdachte] viel [slachtoffer] in de kamer, zag ik. Hij viel voorover op de grond. Terwijl [slachtoffer] op de grond lag, zag ik dat[medeverdachte] hem schopte, tegen zijn rug en zijn benen. Dat ging om vier of vijf hele harde schoppen,[medeverdachte] droeg schoenen. Ik zag dat [slachtoffer] op dat moment één schop tegen zijn achterhoofd kreeg van[medeverdachte], behoorlijk hard. [slachtoffer] en[medeverdachte] zijn toen weer gaan zitten. Na twee minuten begonnen [slachtoffer] en[medeverdachte] weer te bekvechten, [verdachte] bemoeide zich er ook weer mee. Binnen vijf minuten werd er weer door [slachtoffer] en[medeverdachte] over en weer geslagen, ook in de woonkamer.[medeverdachte] deelde nu ook weer vuistslagen uit, tegen het hoofd en het lichaam van [slachtoffer].[medeverdachte] sloeg met zijn beide vuisten, net als de eerste keer dat hij [slachtoffer] sloeg. Volgens mij sloeg[medeverdachte] [slachtoffer] zo hard mogelijk, ik denk weer tien tot twaalf keer. Ik zag dat [slachtoffer] door die klappen ook uit zijn neus ging bloeden en uit zijn lip. [slachtoffer] verweerde zich door[medeverdachte] van zich af te duwen, verder deed hij niet zoveel. Tijdens die tweede vechtpartij kwam [verdachte] met een honkbalknuppel aan. Die knuppel is ongeveer een meter lang. Ik zag toen dat zij die knuppel vasthad. Zij zei: "[slachtoffer], ophouden anders sla ik met die knuppel." Zij zette die knuppel op de bank waar zij op had gezeten. Binnen vijf minuten daarna zag ik dat[medeverdachte] die knuppel oppakte. Ik zag dat[medeverdachte] die knuppel in zijn beide handen pakte en er een zwaaiende beweging mee maakte, dreigend in de richting van [slachtoffer]. Ik kon hem toen die knuppel afpakken en ik legde die knuppel op de bank. Na een paar seconden zag ik dat[medeverdachte] die knuppel opnieuw pakte, met beide handen. Ik zag dat [slachtoffer] weg probeerde te komen, maar hij viel op de grond. Hij lag op zijn rechterzij. Op dat moment zag ik dat[medeverdachte] hem met die honkbalknuppel sloeg. Ik zag dat[medeverdachte] die honkbalknuppel afwisselend met beide handen of met een van zijn handen vasthad en [slachtoffer] heel vaak sloeg met die knuppel, in het wilde weg. Die klappen waren heel hard, uit volle macht gegeven. Die klappen waren meer tegen [slachtoffer] lichaam, de rug en de benen. [slachtoffer] ging in een foetushouding liggen, met opgetrokken knieën en zijn armen over zijn hoofd. Toen hield[medeverdachte] op met slaan. Ik heb mijn vrouw gebeld, zij kwam mij later ophalen. Ik ben naar buiten gegaan en in de auto gestapt, wij zijn toen weggereden. Ik dacht: "Ik moet hier weg." Ik denk dat ik bij [slachtoffer] omstreeks 19.30 uur vertrokken ben. Later die avond kwam[medeverdachte] alleen mijn woning binnen. Ik hoorde dat hij tegen mij zei: "Volgens mij heb ik hem doodgeslagen." Ik ging ervan uit dat hij [slachtoffer] bedoelde.[medeverdachte] vertelde mij dat hij met [verdachte] in [naam 1] had gezeten en dat [verdachte] daar op dat moment nog steeds zat.
U vraagt mij hoe ik genoemd word. Ik kan u vertellen dat iedereen mij meestal[getuige 1] of [getuige 1] noemt.
2.3.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 02CL113016, d.d. 21 mei 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige [getuige 4] (p. 299 e.v.):
Ik sta af en toe achter de bar in het[naam 1], afgekort en plaatselijk bekend als [naam 1], te Harlingen. Omstreeks 23.15/23.30 verliet mijn baas het café. Ik zag de mij bekende[medeverdachte] aan komen lopen. De mij bekende [verdachte], kwam gelijk met hem naar binnen.[medeverdachte] liep daarna weer weg. Hij verliet het café weer en liet [verdachte] binnen zitten. [verdachte] sloeg hard met haar hand op de bar en zei: "Ik heb het niet gedaan. Ik heb het niet gedaan." Na ongeveer 20 minuten kwam[medeverdachte] weer binnen. Op een gegeven moment zei[medeverdachte] tegen mij: "Heb je wel eens een horrorfilm gezien? Wij hebben wel een horrorfilm gezien. Wij hebben iemand van kant gemaakt." Hij zei toen tegen mij: "[slachtoffer] ."[medeverdachte] en [verdachte] verlieten samen het café.
2.4.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 02CL113016/2013053170, d.d. 23 mei 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte (p. 459 e.v.):
Ik ben even weggeweest. Ik kom terug en dan zie ik [slachtoffer] in het bloed in de hal liggen. [slachtoffer] lag met zijn hoofd achterover in een plas bloed. [slachtoffer] lag in de hal te snurken. Ik zei hem dat hij moest opstaan. [slachtoffer] stond zelf op en liep naar de woonkamer. Onderwijl kreeg hij van[medeverdachte] weer klappen op de kop. Ik zag dat hij viel in de woonkamer en dan zie ik dat [slachtoffer] twee striemen op zijn buik/zijde heeft. Ik zag ook dat[medeverdachte] hem daar sloeg. Hij zei "au, au". Ik had moeten zeggen dat[medeverdachte] niet mocht slaan. Ik heb alleen toegekeken. Ik heb niets gedaan en ben zelf weggelopen. Ik zag dat [slachtoffer] zijn achterhoofd in puin lag. Dit zag ik toen hij van de hal naar de woonkamer liep.
2.5.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 02CL113016, d.d. 22 mei 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van medeverdachte [medeverdachte] (p. 487 e.v.):
We zaten afgelopen maandag met zijn drieën buiten, toen kwam [verdachte] rond 16.00 uur a
16.3
uur erbij. Op een gegeven moment gaan we naar binnen. [getuige 1] ging op een gegeven
moment weg. Toen zaten we daar met zijn drieën.[naam 2] lag op bed. [slachtoffer] zat ons te
kleineren. Zo stapt [slachtoffer] van de bank en ik ook en zo gaf ik hem een stuiter met mijn vuist. [verdachte] kwam terug met een honkbalknuppel. Ik pakte die knuppel van haar af en ik sloeg [slachtoffer] met die knuppel, Een paar keer. Ik heb hem toen nog geschopt in de zij, op zijn gezicht. We hebben die knuppel achtergelaten bij het graf van die vriendin die daar ligt. Die knuppel was van haar. Daarna zijn we naar het café gegaan.
[getuige 2], de ex-vrouw van[getuige 1], haalde [getuige 1] op. Toen begon [slachtoffer] tegen ons. Ik ging toen uit mijn plaat. Ik sloeg hem met mijn rechtervuist op zijn gezicht. Hij stond toen volgens mij tussen de bank en de muur. Hij klapte toen door de benen en viel als een plank op de grond. Ik heb hem toen een paar trappen gegeven tegen zijn linkerzij. Hij lag toen plat op zijn rug. Ik gaf hem ook trappen tegen zijn hoofd. [verdachte] kwam met een honkbalknuppel. Ik pakte haar die knuppel af en toen heb ik hem zelf geslagen met die knuppel. Ik heb hem geslagen op de buik, bij die striemen en tegen zijn gezicht. In het begin was [slachtoffer] bij kennis. Hij ademde nog. Toen wij weggingen, was hij ook nog aan het ademen. [slachtoffer] kon niet meer praten, maar hij ademde wel. Hij verweerde zich niet. Hij bewoog niet. We gingen in [verdachte]'s auto naar het kerkhof. [verdachte] zei dat die knuppel van [naam 3] was geweest. We zijn naar[naam 1] geweest. We hadden afgesproken met [getuige 1], maar die was er nog niet. [verdachte] bleef in het café, ik ben naar[getuige 1] gelopen, want die woont daar vlak bij. Ik zei toen tegen [getuige 1]: "We hebben een dik probleem, want ik denk dat meneer [slachtoffer] waarschijnlijk dood is." Ik dacht dat omdat [slachtoffer] al moeilijk ademde toen [verdachte] en ik weggingen. Toen zijn we naar [naam 1] gelopen. We - ik en [verdachte] - gingen terug naar de [straat], naar het huis van [slachtoffer]. Toen we terugkwamen van[naam 1] was hij al dood. [slachtoffer] zag er niet uit toen [verdachte] en ik weggingen uit de woning.
3.
De inhoud van een zaaksdossier, dossiernummer BVH-02-2013053170, gesloten op 29 september 2013, bestaande uit diverse processen-verbaal van forensisch onderzoek en deskundigenrapportages waaronder:
3.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 2013053170, d.d. 30 september 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, bevattende een proces-verbaal onderzoek [straat] Harlingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de verbalisanten:
Op dinsdag 21 mei 2013 hebben wij verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] beiden brigadier van politie Noord Nederland, werkzaam bij de Forensische Opsporing, een onderzoek ingesteld naar aanleiding van een moord/doodslag van een man, waarvan door de politie Eenheid Noord Nederland proces-verbaal is opgemaakt.
Gelet op het aangetroffen sporenbeeld en de sporen op en aan het slachtoffer verklaren wij verbalisanten:
Het merendeel van de aangetroffen bloedspatpatronen, zoals op de keukenkastjes, in de hal en de woonkamer, op de banken en de wand achter het slachtoffer, gaven ons de indicatie dat deze waren ontstaan terwijl het slachtoffer zich laag bij de grond bevond.
3.2.
Een deskundigenrapport pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie, zaaknummer 2013.05.21.082, d.d. 5 september 2013 opgemaakt door arts en patholoog [deskundige], voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring:
Naam [slachtoffer]
Geboortedatum [geboortedatum] 1979
Geboorteplaats[geboorteplaats]
De overledene is dood aangetroffen te [straat], Harlingen, in
de nacht van 20 op 21 mei 2013 omstreeks 24.00 uur. Het lichaam werd mij aangewezen en daarna overhandigd door[verbalisant 3] van de regiopolitie Noord-Nederland en is na gedane schouwing aan deze teruggegeven.
Bij de sectie op het lichaam van [slachtoffer], geboren op 07 april 1979, is het
navolgende gebleken:
Voorafgaand aan de sectie werd in het UMCG te Groningen radiologisch onderzoek verricht, bij voorlopige evaluatie hiervan en bij revisie door [naam 4], radioloog in het Groene Hart Ziekenhuis te Gouda werden meerdere afwijkingen (met name botbreuken) aangetroffen.
Bij sectie werd het lichaam van een man waargenomen met tekenen van fors bloedverlies, zijnde verbloeding. Verbloeding kan het overlijden zondermeer verklaren.
Er waren talrijke letsels, bij leven opgelopen door meermalen heftige inwerking van uitwendig mechanisch stomp botsend, samendrukkend en deels schavend en krassend geweld.
- Deels hadden deze letsels een aspecifiek voorkomen, zoals door geslagen worden,
getrapt worden, vallen, zich stoten, etc.
- Deels toonden deze letsels een specifiek patroon (met onder meer zogenaamde ‘tramline tracks’), zoals passend bij geslagen worden met een lang, relatief smal, relatief hard en mogelijk iets soepel, stevig voorwerp, met een breedte van grootteorde circa 1-1,5 cm en met aan het uiteinde een ronde verbreding, waarvan het contactoppervlak (met de huid) een grootteorde had van circa 2 cm diameter.
- Deels toonden deze letsels een aspecifiek patroon, zoals kan passen bij stevig beetnemen (aan de armen).
Ten gevolge van dit geweld waren er talrijke breuken, was er kneuzing van de hersenen met aspecifieke begeleidende hersenzwelling en was er bloeduitstorting onder de hersenvliezen. Bij neuropathologisch onderzoek toonden alle letsels aanwezig aan de hersenen en hersenvliezen een aspect van recent voor het overlijden ontstaan. Er waren geen letsels met
aanwijzingen voor een ouderdom van circa drie dagen.
Aan de hals waren uitwendig gering letsels, doch inwendig waren breuken van het
tongbeen en het strottenhoofd, ontstaan bij leven door inwerking van uitwendig mechanisch stomp botsend en/of samendrukkend (al dan niet ook omsnoerend) geweld aan de hals, zoals door geslagen worden, getrapt worden, gewurgd worden, etc.
Door de breuken en letsels aan het gelaat (en met name de kaken) was er bloed aanwezig in de luchtwegen met in de longen gering het aspect als van inademen van bloed.
De bevinding van stipvormige bloeduitstortingen verspreid doorheen het lichaam kan passen bij een periode van verstikking (zoals door bijvoorbeeld samendrukkend geweld aan de hals). Mogelijk heeft verstikking bijgedragen aan het intreden van de dood.
Bij toxicologisch onderzoek werd ethanol (alcohol) aangetroffen, in een dusdanige concentraties dat de toxicoloog kon concluderen dat het bewustzijn ten tijde van overlijden door alcohol zal zijn beïnvloed (doch dat de mate van beïnvloeding en dus ook de precieze effecten afhankelijk zijn van de mate van gewenning aan alcohol). De aangetroffen concentratie alcohol kan op zich het overlijden niet verklaren, wel kan het mogelijk een bijdrage hebben geleverd aan het (proces van) overlijden.
Er waren tekenen van aderverkalking van de kransslagaders. Alhoewel er bij sectie geen aanwijzingen waren voor een recent hartinfarct, kunnen deze ziekelijke veranderingen bijgedragen hebben aan (met name de snelheid van) het proces van overlijden.
Er was matige vervetting van de lever, zoals onder meer kan ontstaan na langdurig en fors alcoholgebruik. Dit heeft geen directe rol gespeeld ten aanzien van het intreden van de dood.
Conclusie
Bij sectie op het lichaam van [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], wordt het intreden van de dood zondermeer verklaard door verbloeding ten gevolge van talrijke letsels, bij leven opgelopen door meermalen heftige inwerking van uitwendig mechanisch stomp botsend, samendrukkend en deels schavend en krassend geweld. Mogelijk heeft verstikking bijgedragen aan het intreden van de dood.
Beantwoording aanvullende vragen
Welk letsel op het lichaam van het slachtoffer kan worden toegeschreven door het gebruik van deze honkbalknuppel?
- De letsels, bij sectie beschreven onder letsel A, C, H, J, O, P, Q, S en V, hadden deels een specifiek patroon, met een breedte van grootteorde circa 1-1,5 cm en met aan het uiteinde een ronde verbreding, waarvan het contactoppervlak (met de huid) een grootteorde had van circa 2 cm diameter. Deze letsels kunnen derhalve goed zijn opgelopen ten gevolge van slaan met de "honkbalknuppel".
Letsels:
A: In het gebied van het linkeroor, de slaap links en de wang links, reikend tot onder de kaakrand links was roze huidverkleuring over circa 16 x 12,5 cm. Aan de wang waren in dit gebied deels bruine tot rode oppervlakkige huidbeschadigingen, onregelmatig van aspect, van circa 0,3 x 0,2 cm tot circa 3 x 5 cm.
In deze huidbeschadigingen en bloeduitstorting werd een mogelijk patroon herkend van evenwijdige lijnen met een reguliere tussenafstand van circa 1 cm en deels kruisende lijnen. Aan één uiteinde van een paar evenwijdige lijnen was een cirkelvormig patroon van circa 2 x 2 cm met bij sectie hierin het aspect als van een kruis.
C: aan het voorhoofd links, centraal en rechts waren vier ruwrandige en wat stervormige huiddefecten van circa 2 x 0,3 cm tot circa 7 x 3 cm, met bloeduitstorting en weefselbruggen, en waren negen rode tot bruine en deels ingedroogde oppervlakkige huidbeschadigingen met een wat onregelmatige vorm, van circa 0,2 x 0,2 cm tot circa 1 x 1,3 cm. Hierrond was enige
huidverkleuring door aansluitend bloeduitstorting.
Een centraal gelegen huiddefect, zoals hierboven beschreven toonde mogelijk een patroon, waarbij een losgelegen huidflap ongeveer een cirkel met diameter van 2 cm vormde, verder twee punten met een wat afgerond aspect, eventueel passend bij cirkels met diameters van circa 1,5 cm en circa 1 cm.
Rechts aan het voorhoofd werd in de oppervlakkige huidbeschadiging een patroon herkend van evenwijdige lijnen met een reguliere tussenafstand variërend van circa 0,8 cm tot circa 1,6 cm tussenafstand.
H: aan de kin en aan de kaak rechts waren circa drieëntwintig rode tot bruine en ingedroogde oppervlakkige huidbeschadigingen, deels onregelmatig en deels streepvormig, van circa 0,1 x 0,1 cm tot circa 4 cm lengte. Hierin was deels een mogelijk patroon met evenwijdige lengte en reguliere tussenafstand van circa 0,6 cm.
Rechts aan de kin was een ruwrandig huiddefect met bloeduitstorting en weefselbruggen van circa 3,9 x 0,5 cm.
Aan de kaak rechts was huidverkleuring ring door onderhuidse bloeduitstorting over circa 13 x 3 cm, waarin een mogelijk patroon met een deels langwerpig aspect met evenwijdige verkleuringen en bleke uitsparing van circa 1 cm breedte. Verder een eventueel patroon onder het rechteroor, ter plaatse van huidverkleuring door bloeduitstorting, wat donkerder paars van aspect over een cirkelvorm van circa 2 cm diameter met hierin mogelijk een kruisvorm.
J: aan de buitenzijde van de linkerbovenarm, de bovenzijde van de linkerschouder, de elleboogspunt links, de buitenzijde en duimzijde van de linkeronderarm en de strekzijde van de linkerhand en vingers, over een gebied van circa 85 x 20 cm was roze, rode en paarse huidverkleuring, waren circa tweeëntwintig oppervlakkige huidbeschadigingen (waarvan zes met een niet ingedroogd, roze en postmortaal aspect)
Aan de vingers waren vier streepvormige oppervlakkige huidbeschadigingen, welke een niet geheel evenwijdig aspect toonden, met een wisselende tussenafstand.
De huidverkleuringen toonden deels wat cirkelvormige aspecten, met wisselende diameter, focaal was aan de bovenarm een eventueel patroon met twee kruisende lijnen van huidverkleuring zichtbaar (circa 4 x 0,7 cm en circa 3,5 x 0,5 cm).
O: aan de binnenzijde van de rechterbovenarm was een deels blauwe en deels rode huidverkleuring, wat rond van vorm met centraal bleke uitsparing van circa 9 x 5 cm.
P: aan de flank links en rechts en aan voorzijde van de borst waren twintig roze tot wat grijze huidverkleuringen van circa 1 x 0,7 cm tot circa 15 x 5,5 cm. Deze toonden viermaal een mogelijk patroon met tramlijnaspect danwel uitsparingen met een reguliere tussenafstand danwel breedte van circa 1 tot circa 1,5 cm breedte.
Q: aan de buik, de schaamheuvel en aan linker- en rechterheup waren circa zesentwintig roze tot rode huidverkleuringen en elf rode tot donkere oppervlakkige huidbeschadigingen. Hierin waren mogelijk patronen met deels evenwijdig verlopende lijnen en uitsparingen, met een reguliere breedte van circa 1 tot circa 1,5 cm. Afmetingen letsel tot circa 16 x 7 cm.
Aan de linkerheup was een cirkelvorm herkenbaar van circa 2 cm diameter. Links werd eveneens, aan het uiteinde van een uitsparing in huidverkleuring, een vage cirkelvorm gezien.
S: aan de rug en aan de achterzijde van de beide flanken waren acht rode huidverkleuringen, deels met een wat gestipt aspect, tot circa 24 x 2 cm, wat langgerekt van vorm en aan één zijde mogelijk iets breder dan aan het andere uiteinde.
Er waren zes gebieden met rode, paarse tot bruine huidverkleuring, met deels een ovale vorm, afmetingen tot circa 10 x 2 cm. Er werd een mogelijk patroon herkend met gedeeltelijk bleke uitsparing en een reguliere tussenafstand van circa 1,2 cm.
Aan de achterzijde van linkerheup en linkerbil was over een gebied van circa 9 x 11 cm roze tot bruine huidverkleuring en onregelmatige oppervlakkige huidbeschadiging.
V: aan de behaarde hoofd, meet aan de top van de kruin, was een stervormig deels ruwrandig huiddefect met bloeduitstorting en weefselbruggen van circa 8 x 3 cm. Naast het centrum van het huiddefect was een wat ronde oppervlakkige huidbeschadiging van circa 2 cm diameter.
4.
een proces-verbaal van verhoor verdachte ten overstaan van de rechter-commissaris, RC-nr. 13/2597, d.d. 16 oktober 2013, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
De bewuste dag kwam ik om ongeveer 16.00 uur weer thuis. Ik zag in de voortuin zitten [slachtoffer],[medeverdachte] en [getuige 1]. We gingen in de achtertuin zitten.[medeverdachte] begint op [slachtoffer] met zijn vuist te slaan en te schoppen. [slachtoffer] valt tegen de schutting aan en gaat onderuit.[medeverdachte] heeft hem ook nog geschopt toen [slachtoffer] al op de grond lag. Ik dacht bij mezelf: "Ik bemoei me er niet mee." Ik deed niets. Ik keek weg. [slachtoffer] gaat weer staan en hij loopt naar het hokje toe.[medeverdachte] loopt met een breekijzertje in zijn hand. Daar wilde hij [slachtoffer] ook mee slaan. [getuige 1] en ik wilden niet dat[medeverdachte] [slachtoffer] daar mee sloeg. Wij zijn nog met ons drieën in de achtertuin. Ik wilde naar binnen. We willen via de achterdeur naar binnen, maar deze zit op slot.[medeverdachte] wilde ook naar binnen en pakte een grote siertegel die hij door het raam wilde gooien. Daar weerhield ik[medeverdachte] van. Toen ik opnieuw aan de achterdeur voelde, was deze los. Ik ga naar binnen.[medeverdachte] en [getuige 1] blijven nog buiten. Een paar minuten later komen [getuige 1] en[medeverdachte] binnen. Het bier is op en ik vraag aan [getuige 1]: "Wil je met mij nog wat bier halen?" Dit was voor sluitingstijd. Dit was in ieder geval voor 18.00 uur. In mijn brommobiel hebben we het bier gehaald. Even na 18.00 uur komen we weer thuis. In de woonkamer zit[medeverdachte] en [slachtoffer] is boven onder de douche. Ik heb bij de trap geroepen aan [slachtoffer]: "Kom je nog."[medeverdachte] vloog naar boven. [slachtoffer] vliegt met een noodgang naar beneden. [slachtoffer] gaat weer zitten op zijn bank.[medeverdachte] gaat naast [getuige 1] zitten. Dan nemen we weer een biertje.[medeverdachte] loopt op [slachtoffer] af en stompt [slachtoffer] een aantal malen met zijn vuisten op zijn borst. Hij schopt hem tegen de schenen aan. [slachtoffer] geeft daar niets om. Hij kijkt gewoon. Naast de benzinepomp die in de kamer stond als een meubelstuk, ligt een honkbalknuppel. Ik pak deze knuppel vast. Ik was het zat. Ik sla met de knuppel op de grond en ik zei: "Ophouden nu. We hebben een leuke dag gehad." [getuige 1] zegt tegen mij: "Mag ik de knuppel zien?" Het was de knuppel van [naam 3]. [getuige 1] bekijkt de knuppel en gooit deze dan op de bank achter de rug van[medeverdachte].[medeverdachte] gaat door met sarren en opruien en neemt ondertussen een puntje cocaïne. Ik dacht: "Ojee, dat gaat niet goed."[medeverdachte] had al eerder gezegd: "Als ik coke gebruik ga ik los."[medeverdachte] zit weer te sarren naar [slachtoffer] toe. Hij vernedert hem. Vervolgens pakt[medeverdachte] de knuppel. Hij loopt op [slachtoffer] af en geeft een knalharde schop tegen zijn hoofd aan. Knoeterhard. Dan kijken [getuige 1] en ik elkaar aan, naar aanleiding van die trap. Ik dacht: "Dit is niet goed. Het mag niet en het hoort niet. Ik wil er niet bij zijn."[medeverdachte] maakt zwaaibewegingen met de honkbalknuppel.[medeverdachte] gaat weer zitten en de knuppel gooit hij op de groene bank naast [getuige 1].[medeverdachte] vliegt weer op [slachtoffer] af. Hij begint te schoppen en te slaan tegen [slachtoffer]. Knoeterhard.[medeverdachte] pakt opnieuw de knuppel en dat ziet [slachtoffer] en [slachtoffer] wil weg. Dan slaat[medeverdachte] [slachtoffer] overal, maar niet op zijn hoofd. [slachtoffer] valt en dan is[medeverdachte] weer vals en begint weer met de knuppel op [slachtoffer] te slaan op zijn lichaam. Keihard en keihard. Hij leeft zich uit. [slachtoffer] gaat in de foetushouding liggen.[medeverdachte] gooit de knuppel van zich af en de knuppel belandt in de hal. Hij gaat dan zitten en [slachtoffer] krabbelt overeind en gaat weer op de bank zitten. Hij pakt weer zijn blikje bier en gaat gewoon weer drinken. Ik zie [getuige 1] bellen. Ik dacht: "Ik ga een blokje om." Ik wilde deze ellende niet. Ik ben even de straat ingelopen met mijn hondje. Ongeveer 10 minuten. Daarna ga ik weer naar het huis van [slachtoffer] en loop door de keuken naar de woonkamer.[medeverdachte] staat in de hal. [getuige 1] is door zijn vriendin opgehaald. [slachtoffer] zat op de bank. We zijn met ons drieën. [slachtoffer] gaat naar boven.[medeverdachte] komt er achteraan, haalt hem in en gooit [slachtoffer] van de trap af. Ik zit in de kamer. Ik kan naar de gang kijken en ik zie [slachtoffer] van de trap donderen. Hij valt met zijn hoofd tegen een kastje aan.[medeverdachte] pakt de honkbalknuppel. [slachtoffer] staat op en hij wil naar mij toelopen.[medeverdachte] slaat [slachtoffer] met de knuppel op zijn hoofd. Meerdere keren. Ook weer op zijn lichaam. [slachtoffer] gaat weer op zijn bank zitten. Er komt bloed uit zijn hoofd.[medeverdachte] zat ook op de bank. De knuppel was bij[medeverdachte]. Ik dacht: "Ik ga weg." Ik ben weggegaan. Ik ben ongeveer 20 minuten een rondje gelopen met de hond. Ik werd er beroerd van. Ik ben weer teruggekeerd. Via de achterdeur ga ik naar de woonkamer en ik zie [slachtoffer] in de hal liggen. Hij sliep. Hij snurkte. Ik ga zitten en ik zeg tegen [slachtoffer]: "Kom op jong, overeind." Hij gaat overeind en ik zie een hele plas bloed. Hij gaat de kamer in en draait zich om. Hij wil gaan zitten en dan pakt[medeverdachte] de knuppel weer en slaat [slachtoffer] in zijn nek. [slachtoffer] valt voorover. Hij roept nog: "Au, au". [slachtoffer] had tot nu toe nog geen kik gegeven.[medeverdachte] schopt [slachtoffer] in zijn zij en op zijn benen.[medeverdachte] werd helemaal gek. [slachtoffer] draaide zich weer om en kreeg toen twee harde klappen met de knuppel op zijn gedeeltelijk ontblote buik.[medeverdachte] slaat [slachtoffer] in het wilde weg waar[medeverdachte] [slachtoffer] maar raken kan. Ook stampt[medeverdachte] met zijn schoenen, dat zijn grote legerkisten, op het gezicht van [slachtoffer]. Hij schopt ook tegen zijn hoofd. [slachtoffer] ligt op dat moment in de woonkamer naast de bank te snurken. Toen ben ik samen met[medeverdachte] naar [naam 1] gegaan. We hebben de knuppel naar het graf van [naam 3] gebracht. Toen kwamen wij in [naam 1] aan. Ik ben daarna samen met[medeverdachte] naar het huis van [slachtoffer] gereden. Ik zag [slachtoffer] met open ogen liggen in de woonkamer.[medeverdachte] heeft toen gebeld met 112.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
[medeverdachte] omstreeks 20 mei 2013 te Harlingen in een woning gelegen aldaar aan de[straat] opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
-die [slachtoffer] meermalen met kracht met gebalde vuisten tegen het gezicht en het hoofd en tegen andere lichaamsdelen geslagen en
-die [slachtoffer] (terwijl hij op de grond lag) meermalen met kracht met geschoeide voeten tegen het hoofd en op het hoofd en in het gezicht en andere lichaamsdelen geschopt of getrapt of gestampt en
-die [slachtoffer] meermalen met kracht met een honkbalknuppel tegen het hoofd en in het gezicht en tegen de hals en tegen de rug en de buik en benen en armen en ribben en heupen geslagen,
ten gevolge van welk fors uitwendig geweld voornoemde [slachtoffer] is overleden,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 20 mei 2013 te Harlingen opzettelijk behulpzaam is geweest, immers heeft verdachte
-een honkbalknuppel gehaald en in de nabijheid van die [medeverdachte] neergezet en
-niet ingegrepen terwijl er fors geweld werd uitgeoefend op die [slachtoffer] door die [medeverdachte] en
-de woning verlaten terwijl er fors geweld werd uitgeoefend op die [slachtoffer] door die [medeverdachte] en
-niet ingegrepen terwijl die [slachtoffer] zwaar gewond was en er fors geweld op die [slachtoffer] werd uitgeoefend door die [medeverdachte].
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Medeplichtigheid aan moord.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over haar opgemaakte rapportages, het haar betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is medeplichtig aan de moord op [slachtoffer] , die omstreeks 20 mei 2013 is gepleegd door haar medeverdachte [medeverdachte].
De gewelddadige reeks van gebeurtenissen die dag, waarvan de dood van [slachtoffer] het trieste sluitstuk vormde, is begonnen met niet meer dan ordinaire bekvechterij tussen [slachtoffer] en [medeverdachte] in de tuin van [slachtoffer]’s woning, waar zij samen hadden zitten kijken naar de Elfstedentocht voor motoren die die dag werd verreden. Verdachte was hierbij aanwezig, zoals zij ook aanwezig was op het moment dat de ruzie overging van woorden in fysiek geweld. Verdachte was nog steeds aanwezig toen de ruzie later die dag, inmiddels in de woning van [slachtoffer], weer oplaaide en [medeverdachte] opnieuw geweld gebruikte. In plaats van [medeverdachte] op zijn gedrag aan te spreken, zoals zij eerder in de tuin nog wel had gedaan, heeft verdachte ditmaal een honkbalknuppel tevoorschijn gehaald en dreigende taal richting [slachtoffer] geuit, waarmee zij de situatie verder heeft laten escaleren. Zij heeft daarna toegelaten dat [medeverdachte] de honkbalknuppel gebruikte om [slachtoffer] meermalen en op meerdere plaatsen op het lichaam te slaan. Ook toen de situatie volledig uit de hand liep na het vertrek van [getuige 1], een kennis die ook in de woning aanwezig was, en [medeverdachte] maar bleef doorgaan met het mishandelen van [slachtoffer], heeft verdachte niet ingegrepen en ook geen hulp ingeroepen, hoewel zij daartoe alle gelegenheid had. Zij is niet om hulp gaan vragen bij de buren of bij een huisgenoot die boven in de woning lag te slapen; evenmin heeft zij op enig moment de politie of een arts gewaarschuwd, hoewel voor haar duidelijk moet zijn geweest dat [slachtoffer] ernstig en waarschijnlijk levensgevaarlijk gewond aan het raken was. Toen [slachtoffer] uiteindelijk later op de avond hevig bloedend voor de bank in zijn woonkamer in elkaar was gezakt en buiten bewustzijn was geraakt, hebben verdachte en [medeverdachte] samen de woning verlaten om de honkbalknuppel weg te brengen en zijn daarna naar een café gegaan, zonder zich verder nog om de stervende [slachtoffer] te bekommeren. Ook buiten en in het café heeft verdachte nagelaten om alarm te slaan, hoewel zij wist dat [slachtoffer] nog leefde toen zij wegging en mogelijk nog gered had kunnen worden.
De rechtbank rekent verdachte de stuitende onverschilligheid en het gebrek aan moreel besef die uit haar lijdzame houding ten tijde van het delict blijken zwaar aan. Hoewel zijzelf, voor zover de rechtbank heeft kunnen vaststellen, geen geweld heeft gebruikt, draagt zij mede de verantwoordelijkheid voor de afschuwelijke wijze waarop [slachtoffer] om het leven is gebracht. Dat rechtvaardigt het opleggen van een forse straf.
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen reden om de op te leggen straf te matigen. Zij heeft, om haar moverende redenen, niet willen meewerken aan een psychiatrisch of een psychologisch onderzoek, zodat de rechtbank weinig inzicht heeft in haar persoonlijkheid. In ieder geval bestaat er geen grond om aan te nemen dat het feit verdachte niet of verminderd toegerekend zou moeten worden. Dat het overmatige alcoholgebruik van verdachte een rol zal hebben gespeeld in haar passieve opstelling die middag en avond, zoals zij ter terechtzitting heeft verklaard, wil de rechtbank wel aannemen, maar is een omstandigheid die voor haar eigen rekening dient te blijven.
Alles overwegende komt de rechtbank tot de navolgende straf.

Inbeslaggenomen goederen

De raadsman heeft de rechtbank verzocht de teruggave te gelasten van de inbeslaggenomen gouden ring met twee tandjes en een gouden ring met vijf diamantjes en het in de auto van verdachte aangetroffen contante geld. De officier van justitie heeft ter terechtzitting aangegeven dat de beslissing tot teruggave omtrent de genoemde goederen reeds is genomen en dat het beslag op deze goederen derhalve is opgeheven. Nu er reeds een last tot teruggave is gegeven, zal de rechtbank hierover geen beslissing meer nemen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 48 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van vier (4) jaren.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. M.R. de Vries en mr. G.C. Koelman, rechters, bijgestaan door mr. A. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 maart 2014.
w.g.
Van Bruggen
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
De Vries
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Koelman
locatie Leeuwarden,
Dijkstra

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730382-13
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 5, 6 en 17 maart 2014
Tegenwoordig:
mr. J. van Bruggen, voorzitter,
mr. M.R. de Vries en mr. G.C. Koelman, rechters, en
mr. A. Dijkstra, griffier.
Als officier van justitie is ter terechtzitting aanwezig mr. P.F. Hoekstra.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting op 5 en 6 maart 2014 aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1961 te [geboorteplaats],
wonende te[adres],
thans gedetineerd in PI Zwolle, Huub van Doornestraat 15 te Zwolle.
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting op 5 en 6 maart 2014 aanwezig mr. H.E. Brink, advocaat te Amsterdam.
Ter terechtzitting is op 5 en 6 maart 2014 verschenen de heer[naam 5] ter uitoefening van het spreekrecht voor slachtoffers.
……
Het onderzoek ter terechtzitting wordt op 5 maart 2014 onderbroken tot 6 maart 2014, 9.30 uur. Op voornoemde dag en tijd zet de rechtbank het onderzoek voort.
……
Het onderzoek ter terechtzitting wordt op 6 maart 2014 onderbroken tot 17 maart 2014, 9.00 uur. Op voornoemde dag en tijd zet de rechtbank het onderzoek voort.
….
De voorzitter verklaart op 17 maart 2014 het onderzoek gesloten en deelt mede dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 28 maart 2014 te 13.00 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.