ECLI:NL:RBNNE:2014:1549
Rechtbank Noord-Nederland
- Bodemzaak
- R.Tj. Terpstra
- Rechtspraak.nl
Beëindiging bankrelatie en schrapping uit het Intern Verwijzingsregister
In deze zaak heeft eiser, een ondernemer, een vordering ingesteld tegen gedaagde, een coöperatieve bank, met betrekking tot de opname van zijn persoonsgegevens in het Intern Verwijzingsregister (IVR) van de bank. Eiser stelt dat hij ten onrechte in het IVR is opgenomen na de beëindiging van zijn bankrelatie. De bank heeft de relatie beëindigd op basis van vermoedens van niet-integer gedrag, maar eiser betwist deze beschuldigingen en stelt dat hij niet de kans heeft gekregen om zijn standpunt te verduidelijken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bank de relatie met eiser heeft mogen beëindigen, maar dat de bank eiser niet de gelegenheid heeft geboden om zijn bezwaren schriftelijk te beantwoorden voordat hij in het IVR werd opgenomen. Dit is in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor. De rechter heeft daarom geoordeeld dat eiser ten onrechte in het IVR is opgenomen en heeft gedaagde veroordeeld om de persoonsgegevens van eiser binnen zeven dagen te verwijderen, op straffe van een dwangsom. De vordering van eiser tot schadevergoeding is afgewezen, omdat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd van de door hem geleden schade. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt.