ECLI:NL:RBNNE:2014:1450

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 maart 2014
Publicatiedatum
21 maart 2014
Zaaknummer
18/730758-13 VEV
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heling van gestolen goederen na woninginbraken in Joure en Apeldoorn

Op 21 maart 2014 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van heling van gestolen goederen. De verdachte was op 30 november 2013 samen met een medeverdachte aangehouden op verdenking van woninginbraak. De politie had de verdachte en zijn medeverdachte kunnen traceren via een track & trace systeem dat op een gestolen iPad was geïnstalleerd. Tijdens de aanhouding werden in de kofferbak van de auto van de verdachte twee iPads en twee laptops aangetroffen, die afkomstig waren van inbraken in woningen in Joure.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstallen, omdat het tijdsverloop tussen de diefstal en de aanhouding te groot was. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan heling, omdat hij wist dat de goederen van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank legde een gevangenisstraf van twee maanden op, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering werd gebracht. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen direct verband was tussen de heling en de gevorderde schade.

De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen 47, 55 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, en concludeerde dat de verdachte strafbaar was voor het medeplegen van opzetheling. De uitspraak benadrukt het belang van bewijs in strafzaken en de noodzaak om de rechten van de verdachte te waarborgen, zelfs in gevallen van ernstige beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730758-13
verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 maart 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op[geboortedatum] 1990 te[geboorteplaats],
wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 maart 2014.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.A.C. Frijns, advocaat te Arnhem.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.T. Kooistra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 november 2013,
te Joure, (althans) in de gemeente Skarsterlân,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning
(gelegegen aldaar aan of bij de[adres 1])
heeft weggenomen een tablet (van het merk Apple en/of type Ipad 2)
en/of een laptop/notebook (van het merk Samsung) en/of een portemonee en/of
een kistje met sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan[slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 30 november 2013,
te of bij Apeldoorn, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een tablet (van het merk Apple en/of type Ipad 2) en/of een laptop/notebook
(van het merk en/of type Samsung) en/of een of meer sierra(a)d(en)
(afkomstig uit een woning gelegen aan [adres 1]) heeft verworven, voorhanden
heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van voornoemd(e) goed(eren) wist(en),
althans redelijkerwijs had(den) moet(en) dat het (een) door misdrijf verkregen
goed(eren) betrof;
2.
hij op of omstreeks 30 november 2013,
te Joure, (althans) in de gemeente Skarsterlân,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning
(gelegen aldaar aan of bij [adres 2])
heeft weggenomen een tablet/computer (van het merk Apple en/of type Ipad 2)
en/of een laptop/computer (van het merk en/of type Toshiba) en/of een kluisje
(inhoudende sleutels en/of bankpassen),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming en/of (een) valse sleutel(s);
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 30 november 2013,
te Apeldoorn, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een tablet/computer (van het merk Apple en/of type Ipad 2) eb/of een
laptop/computer (van het merk en/of type Toshiba) (afkomstig uit een woning
gelegen aan [adres 2]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van
het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemd(e) goed(eren) wist(en),
althans redelijkerwijs had(den) moet(en) vermoeden dat het (een) door misdrijf
verkregen goed(eren) betrof;
3.
hij in of omstreeks de periode van 20 november 2013 tot en met 30 november
2013, te Joure (althans) in de gemeente Skarsterlân,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen
aldaar aan bij [adres 3]) heeft weggenomen een zakhorloge en/of
(een) (andere) siera(a)d(en), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan[slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 30 november 2013,
te apeldoorn, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
één of meer siera(a)d(en) (afkomstig uit een woning gelegen aan [adres 3]
) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van voornoemd(e) goed(eren) wist(en),
althans redelijkerwijs had(den) moet(en) vermoeden dat het (een) door misdrijf
verkregen goed(eren) betrof.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1. primair, 2. primair en 3. primair ten laste gelegde;
- oplegging van 8 maanden gevangenisstraf, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
- oplegging van de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] met betrekking tot de gevorderde immateriële schade van € 277,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dit bedrag;
- niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 2] met betrekking tot de gevorderde materiële schade van € 6.955,00.

Beoordeling van het bewijs

redelijk vermoeden van schuld
De raadsman heeft gesteld dat er op het moment van aanhouding van verdachte nog geen redelijk vermoeden van schuld aanwezig was nu, naast de auto van verdachte, nog een vrachtauto stond geparkeerd waarin zich mogelijk de weggenomen ipad bevond.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit het proces-verbaal volgt dat de politie vrijwel meteen ter plaatse was nadat het track & trace signaal had aangegeven dat de weggenomen ipad niet meer in beweging was. De politie constateerde dat de gordijntjes van de vrachtauto gesloten waren terwijl in de personenauto twee personen zaten die -bij nadering van de politieauto- zichtbaar schrokken. Op grond van deze omstandigheden kon er bij de verbalisanten een redelijk vermoeden van schuld ontstaan jegens de inzittenden van de personenauto.
de aanhouding van verdachte
De raadsman heeft gesteld dat de verbalisanten niet hadden mogen overgaan tot aanhouding van verdachte zonder vooraf een door een officier van justitie of hulpofficier van justitie afgegeven bevel daarvoor. Daar was voldoende tijd voor nu tussen de melding van de meldkamer en de aanhouding van verdachte 20 minuten verlopen zijn. De raadsman verbindt aan dit vormverzuim het gevolg van het uitsluiten van de aangetroffen goederen voor het bewijs.
De rechtbank overweegt als volgt. Ingevolge artikel 53 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is in geval van ontdekking op heterdaad een ieder bevoegd de verdachte aan te houden. Op grond van artikel 54 Sv is ook buiten het geval van ontdekking op heterdaad de officier van justitie bevoegd de verdachte van enig strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten aan te houden. Hij kan ook diens aanhouding bevelen. Wanneer het optreden van een (hulp)officier van justitie niet kan worden afgewacht, dan is elke opsporingsambtenaar bevoegd de verdachte buiten heterdaad aan te houden, onder de verplichting zorg te dragen dat hij onverwijld voor de (hulp)officier van justitie wordt geleid. Artikel 128 Sv bepaalt dat ontdekking op heterdaad plaats heeft, wanneer het strafbare feit ontdekt wordt, terwijl het begaan wordt of terstond nadat het feit begaan is. Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 30 november 2013 om 18:30 uur zijn woning te Joure heeft verlaten en dat hij bij terugkomst om 22:00 uur heeft ontdekt dat er was ingebroken. Bij de inbraak is onder meer een ipad weggenomen. Nadat aangever om 22:08 uur de inbraak bij de politie had gemeld heeft hij om 22:37 uur wederom contact opgenomen met de politie met de mededeling dat op de bij hem weggenomen ipad een track & trace systeem is geïnstalleerd. Met behulp van dit systeem is verdachte samen met zijn medeverdachte op zaterdag 30 november 2013 om 22:42 uur op een parkeerplaats langs de Rijksweg A1 ter hoogte van Apeldoorn aangehouden op verdenking van woninginbraak.
De rechtbank is van oordeel dat weliswaar na de melding van aangever [slachtoffer 1] sprake is geweest van onafgebroken naspeuringen, maar dat gelet op het tijdsverloop tussen het verlaten van de woning door [slachtoffer 1] om 18:30 uur en de ontdekking van het strafbare feit om 22:00 uur, niet kan worden gezegd dat het strafbare feit is ontdekt terstond nadat het feit begaan is. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is geweest van een ontdekking op heterdaad.
Uit het proces-verbaal van aanhouding van verdachte blijkt dat de verbalisanten verdachte hebben aangehouden zonder een daartoe strekkend voorafgaand bevel van de officier van justitie. Wel hebben zij na de aanhouding contact opgenomen met de officier van justitie. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de wijze waarop de verdachte is aangetroffen, in een auto op een parkeerplaats langs de Rijksweg A1, het optreden van de (hulp)officier van justitie niet kon worden afgewacht en de verbalisanten de verdachte ook zonder een voorafgaand bevel van de officier van justitie mochten aanhouden. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de verbalisanten niet gehouden waren om in de periode voorafgaand aan het aantreffen van verdachte op de parkeerplaats, en derhalve voordat sprake was van een verdenking jegens verdachte, reeds contact op te nemen met de (hulp)officier van justitie. Gelet hierop en gelet op het feit dat de verbalisanten na afloop van de aanhouding contact hebben opgenomen met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een vormverzuim.
de weging van het bewijs ten aanzien van de diefstallen
Verdachte is op 30 november 2013 om 22:42 uur samen met medeverdachte [medeverdachte] aangehouden terwijl zij zich bevonden in een auto op een parkeerplaats langs de Rijksweg A1 te Apeldoorn. In de kofferbak van verdachtes auto is een rugzak aangetroffen met daarin twee ipads en twee laptops. Medeverdachte [medeverdachte] had een aantal sieraden in zijn broekzak.
Uit het door de politie uitgevoerde onderzoek is gebleken dat één van de ipads en een laptop (notebook van het merk Samsung) eigendom waren van[slachtoffer 1] en dat deze goederen op 30 november 2013 uit zijn woning zijn weggenomen. De andere ipad en de andere laptop (Toshiba) waren eigendom van [slachtoffer 2] en deze goederen zijn op 30 november 2013 weggenomen.
De rechtbank ziet -anders dan de officier van justitie- onvoldoende wettig bewijs voor het door verdachte (mede)plegen van de telkens primair ten laste gelegde diefstallen. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn in Apeldoorn aangehouden op 30 november 2013 om 22.42 uur. De onder 1. primair ten laste gelegde diefstal vond weliswaar plaats op 30 november 2013 maar op een tot nu toe onbekend gebleven tijdstip tussen 18:30 uur en 22:00 uur. Het tijdverloop tussen de diefstal en het aantreffen van de goederen varieert daarmee van ruim 4 uren tot 45 minuten. Om die reden kan niet gezegd worden dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de (mede)pleger van deze diefstal is geweest. Dezelfde redenering geldt voor de andere twee ten laste gelegde diefstallen. De onder 2. primair ten laste gelegde diefstal heeft plaatsgevonden op 30 november 2013 tussen 19:00 uur en het tijdstip van aanhouding van verdachte die dag om 22.42 uur, terwijl de onder 3. primair ten laste gelegde diefstal heeft plaatsgevonden tussen 20 november 2013 en 30 november 2013 te 22.42 uur.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de onder 1. primair, 2. primair en 3. primair ten laste gelegde feiten.
de weging van het bewijs ten aanzien van de heling
Medeverdachte [medeverdachte] heeft ter terechtzitting van 7 maart 2014 als getuige in de zaak tegen verdachte een verklaring afgelegd. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij op 30 november 2013 in Apeldoorn, samen met verdachte, in een koffiehuis was. Een van de daar aanwezigen ontving een telefoontje en vertelde [medeverdachte] dat er buiten een man was die hem een laptop kon verkopen. [medeverdachte] heeft dit tegen verdachte gezegd en is naar buiten gegaan waar hij vanuit de kofferbak van een auto twee ipads en twee laptops kocht. Op het moment dat deze goederen aan hem in een rugtas werden overhandigd, kwam verdachte naar buiten en zag de overhandiging van de goederen. Op verzoek van [medeverdachte] heeft verdachte zijn auto van het slot gedaan en [medeverdachte] is in de auto gaan zitten. [medeverdachte] heeft daarna de rugtas met de ipads en de laptops in de kofferbak van de auto gelegd. Verdachte is daarna ook in de auto gaan zitten en is, met [medeverdachte] als passagier, weggereden. Onderweg heeft [medeverdachte] verteld dat hij voor een bedrag van 350 euro twee ipads en twee laptops had gekocht. Verdachte en [medeverdachte] zijn vervolgens naar een Mac Donalds gereden waar ze wat hebben gegeten, waarna ze naar het benzinestation zijn gereden waar beiden zijn aangehouden.
Verdachte heeft ter terechtzitting deze gang van zaken in grote lijnen bevestigd.
Uit deze verklaringen blijkt dat verdachte bewust de aanmerkelijk kans heeft aanvaard dat de door [medeverdachte] gekochte en onder feit 1. subsidiair en feit 2. subsidiair ten laste gelegde ipads en laptops, die hij in zijn auto voorhanden had, van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank is van oordeel dat verdachte de sieraden die zich in de broekzak van [medeverdachte] bevonden, niet voorhanden heeft gehad en zal verdachte derhalve van feit 3. subsidiair vrijspreken.
de weging van het bewijs ten aanzien van het medeplegen
Naar vaste jurisprudentie kan de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking ook bestaan zonder dat er tevoren uitdrukkelijk afspraken zijn gemaakt tussen de betrokkenen. Uit de bewijsmiddelen vloeit voort dat verdachte de gestolen ipads en laptops, samen met [medeverdachte], in zijn auto voorhanden heeft gehad.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. subsidiair en 2. subsidiair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
subsidiair:
hij op 30 november 2013, te of bij Apeldoorn,
tezamen en in vereniging met een ander, een tablet (van het merk Apple en type Ipad 2) en een laptop/notebook (van het merk en type Samsung), afkomstig uit een woning gelegen aan [adres 1] te Joure, voorhanden heeft gehad,
terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde goederen wisten dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
2.
subsidiair:
hij op 30 november 2013, te Apeldoorn,
tezamen en in vereniging met een ander, een tablet/computer (van het merk Apple en type Ipad 2) en een laptop/computer (van het merk en/of type Toshiba), afkomstig uit een woning gelegen aan [adres 2] te Joure, perceel [nummer], voorhanden heeft gehad,
terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde goederen wisten dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1.
subsidiair: Medeplegen van opzetheling.
2.
subsidiair: Medeplegen van opzetheling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank past met betrekking tot deze feiten de regeling van de ééndaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht toe, nu verdachte alle bewezen verklaarde goederen op één en hetzelfde tijdstip voorhanden heeft gehad.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en uit het trajectconsult, het reclasseringsadvies, de door de heer [deskundige] als deskundige ter terechtzitting afgelegde verklaring en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft goederen, die afkomstig waren van diefstallen uit twee woningen in Joure, voorhanden gehad. Uit het oogpunt van normhandhaving en van vergelding acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf noodzakelijk en wel voor de duur van twee maanden onvoorwaardelijk.
De rechtbank ziet in de inhoud van het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport en in hetgeen de heer Kuijt ter terechtzitting heeft verklaard, onvoldoende redenen om van dit standpunt af te wijken. Omdat de bewezenverklaarde handelingen als één feit moeten worden beschouwd, ziet de rechtbank geen ruimte om meer dan de hiervoor genoemde twee maanden gevangenisstraf op te leggen om zodoende de geadviseerde deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden mogelijk te maken. Het is aan verdachte zelf om door te gaan met de contacten die hij sinds 2013 onderhoudt met De Waag en om inhoud te geven aan zijn plannen voor de toekomst.

Inbeslaggenomen goederen

Bij het onderzoek ter terechtzitting is aan de orde gekomen dat er onder verdachte geldbedragen van 233 euro en 203,69 euro in beslag zijn genomen die nog niet aan hem zijn teruggegeven. De officier van justitie heeft aangegeven dat uit zijn stukken blijkt dat er door het openbaar ministerie opdracht is gegeven om de betreffende geldbedragen terug te geven aan verdachte. Nu er (kennelijk) nog geen gevolg is gegeven aan deze opdracht zal de rechtbank een last tot teruggave van deze geldbedragen geven, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Benadeelde partij

[slachtoffer 2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier, bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2. ten laste gelegde feit, alsmede de gronden waarop deze berust.
De door de benadeelde partij gestelde schade is veroorzaakt door de onder 2. primair ten laste gelegde diefstal uit de woning. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte deze diefstal heeft gepleegd. De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte bepaalde goederen, afkomstig van de diefstal uit de woning, heeft geheeld maar dit brengt -gezien de in deze zaak gebleken feiten en omstandigheden- niet mee dat verdachte aansprakelijk kan worden gehouden voor de door de benadeelde gevorderde materiële en immateriële schade. Een rechtstreeks verband tussen het helen van de weggenomen goederen en de door de benadeelde gevorderde schade, ontbreekt derhalve. Hierbij speelt voorts dat de ontvreemde sieraden waarvoor de benadeelde partij een vergoeding vordert, niet bij verdachte of de medeverdachte zijn aangetroffen.
Een en ander heeft tot gevolg dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47, 55 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. primair, 2. primair, 3. primair en 3. subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. subsidiair en 2. subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedragen van 233 euro en 203,69 euro.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, mr. I.M. Dölle en mr. W.S. Sikkema, rechters, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 maart 2014.
w.g.
Lootsma-Oude Nijeweme
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Dölle
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Sikkema
locatie Leeuwarden,
Komrij

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730758-13
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 7 maart 2014
Tegenwoordig:
mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter,
mr. I.M. Dölle en mr. W.S. Sikkema, rechters, en
T.L. Komrij, griffier.
Als officier van justitie is ter terechtzitting aanwezig mr. S.T. Kooistra.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De voorzitter belast de jongste rechter met de leiding van het onderzoek.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de jongste rechter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans verblijvende in PI Leeuwarden te Leeuwarden.
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. R.A.C. Frijns, advocaat te Arnhem.
Ter terechtzitting is tevens verschenen de benadeelde partij de heer [slachtoffer 2] en de deskundige de heer [deskundige].
….
De jongste rechter deelt mede dat de rechtbank van oordeel is dat de ernstige bezwaren tegen verdachte nog aanwezig zijn. De rechtbank acht de in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering omschreven situatie van toepassing en de rechtbank heft daarom het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op, met ingang van heden.
…..
De jongste rechter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 21 maart 2014 te 13:00 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.