In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 4 maart 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van het telen van hennep en het illegaal afnemen van elektriciteit. De verdachte, geboren in 1966 en wonende in Borger-Odoorn, is niet verschenen tijdens de zitting, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. R.H. Bouwman. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het opzettelijk telen van hennepplanten in de periode van 1 september 2012 tot en met 11 april 2013, en het illegaal afnemen van elektriciteit van Enexis B.V. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De raadsman voerde aan dat er onvoldoende verdenking was om de woning van de verdachte binnen te treden, en dat de politie onrechtmatig had gehandeld door de woning te betreden zonder geldige toestemming. De rechtbank oordeelde echter dat, hoewel het binnentreden onrechtmatig was, de verdenking van overtreding van de Opiumwet voldoende was om aan te nemen dat een hulpofficier van justitie toestemming zou hebben gegeven voor het binnentreden. De rechtbank verwierp de verweren van de verdediging en achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot 200 uren werkstraf en een schadevergoeding aan Enexis B.V. van € 13.445,00. De rechtbank overwoog dat het handelen van de verdachte verwerpelijk was en dat de productie van hennep schadelijk is voor de volksgezondheid. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van de verdachte, en besloot dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet nodig was.