Op 4 maart 2014 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn bestelauto bestuurde terwijl hem de rijbevoegdheid langdurig was ontzegd. De ontzegging was het gevolg van een verkeersmisdrijf waarbij iemand om het leven was gekomen. De verdachte verklaarde dat hij in de auto was gaan rijden om onderdelen op te halen voor zijn bestelauto in verband met een APK-keuring. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zijn persoonlijke belangen boven de rechterlijke beslissing had laten prevaleren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte was verschenen en werd bijgestaan door zijn advocaat, W.M. Bierens. De officier van justitie, mr. B. Looijestijn, vorderde een gevangenisstraf van twee weken. De rechtbank heeft de bewijsmotivering gebaseerd op een proces-verbaal van bevindingen, een arrest van het gerechtshof en de bekennende verklaring van de verdachte.
De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het overtreden van artikel 9 van de Wegenverkeerswet 1994, en heeft hem strafbaar verklaard. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte en de ernst van het bewezen feit. De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling werd besproken, waarbij de rechtbank oordeelde dat de verdachte de algemene voorwaarde had overtreden door opnieuw een motorrijtuig te besturen terwijl zijn rijbevoegdheid was ontzegd.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van honderdtachtig dagen, waarbij de rechtbank de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging heeft genomen, maar geen aanleiding zag om van de straf af te wijken. Dit vonnis is uitgesproken door de rechters in tegenwoordigheid van de griffier.