ECLI:NL:RBNNE:2014:1043

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 februari 2014
Publicatiedatum
28 februari 2014
Zaaknummer
19.830292-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • H.H.A. Fransen
  • M.C. Fuhler
  • S. Zwerwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in drugshandelzaak wegens gebrek aan bewijs van medeplichtigheid

Op 28 februari 2014 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Assen, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van de uitvoer van een grote hoeveelheid hennep. De verdachte was niet verschenen ter terechtzitting, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. H.W. Knottenbelt. De tenlastelegging betrof het opzettelijk vervoeren van ongeveer 18 kilogram hennep op of omstreeks 15 oktober 2012 in de gemeente Emmen, met de intentie deze naar Duitsland te brengen. De officier van justitie, mr. J.F. Severs, vorderde een gevangenisstraf van 9 maanden, maar de verdediging stelde dat de verdachte niet op de hoogte was van de hennep in de auto en dat er geen bewijs was voor medeplichtigheid.

De rechtbank heeft de bewijsvoering van de officier van justitie kritisch bekeken en kwam tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de drugshandel. De rechtbank oordeelde dat uit de tapverslagen en observaties van de politie niet bleek van een bewuste en nauwe samenwerking of daadwerkelijke betrokkenheid van de verdachte bij de uitvoer van drugs. De rechtbank heeft de verdachte dan ook vrijgesproken van zowel de primaire als de subsidiaire tenlastelegging, omdat niet kon worden aangetoond dat hij wetenschap had van de hennep in de auto.

De uitspraak benadrukt het belang van de bewijsvoering in strafzaken en de rechtsbeginselen, zoals de presumption of innocence, waarbij een verdachte als onschuldig wordt beschouwd totdat het tegendeel is bewezen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen, wat een belangrijke overwinning voor de verdediging betekende.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 19.830292-12
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 28 februari 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te[geboorteplaats] (Bondsrepubliek Duitsland) op [geboortedatum],
gedagvaard op het adres [adres] te[woonplaats] (Bondsrepubliek Duitsland), doch blijkens opgaaf van de raadsman van de verdachte wonende te [woonplaats] (Bondsrepubliek Duitsland), [adres]
niet als ingezetene ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 14 februari 2014.
De verdachte is niet ter terechtzitting verschenen.
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. H.W. Knottenbelt, advocaat te Assen, die verklaart door de verdachte uitdrukkelijk te zijn gemachtigd hem ter terechtzitting te verdedigen.
De rechtbank stemt hiermee in, verklaart bij monde van haar voorzitter dat het bepaalde in artikel 278, lid 2 van het Wetboek van Strafvordering niet van toepassing is en dat deze procedure geldt als een procedure op tegenspraak.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat hij
hij op of omstreeks 15 oktober 2012 in de gemeente Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland te brengen, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, een grote hoeveelheid (ongeveer 18 kilogram) hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, die grote hoeveelheid hennep in een auto heeft vervoerd naar de (directe) omgeving van de grens tussen Nederland en Duitsland, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 15 oktober 2012 in de gemeente Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid (ongeveer 18 kilogram) hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
De rechtbank zal, waar in de tenlastelegging staat “verdachte en/of zijn mededader(s)” lezen alsof daar staat “verdachte en/of zijn medeverdachte(n)”. De term mededader namelijk impliceert dat verdachte ook als dader moet worden aangemerkt, hetgeen in strijd is met de presumptie van onschuld: een verdachte dient tot aan het moment van onherroepelijke bewezenverklaring van het hem tenlastegelegde voor onschuldig te worden gehouden.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. J.F. Severs acht hetgeen aan de verdachte primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank de verdachte voor dit feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van het voorarrest.

Standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het medeplegen van een poging tot uitvoer van 18 kilogram hennep, dan wel in vereniging vervoeren of aanwezig hebben van 18 kilogram hennep, omdat geen wetenschap heeft gehad van het feit, dat er in de auto waarin hij meereed hennep werd vervoerd.

Vrijspraak

De verdachte dient van het hem zowel primair als subsidiair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit net als de raadsman van de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht met name niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft medegepleegd en dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking c.q. significante bijdrage van de verdachte.
Uit de tapverslagen en observaties van de politie en uit overige omstandigheden in het onderliggende proces-verbaal blijkt de rechtbank niet van een bewuste en nauwe samenwerking of daadwerkelijke betrokkenheid van de verdachte bij uitvoer van drugs.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte zelfs geen wetenschap heeft gehad dat zich in de auto waarin hij op 15 oktober 2012 meereed een hoeveelheid hennep bevond en dat deze hennep naar Duitsland zou worden uitgevoerd.
De rechtbank heeft in het dossier geen bewijsmiddelen aangetroffen waarmee het tegendeel kan worden aangenomen.
Verdachte dient derhalve van de gehele tenlastelegging te worden vrijgesproken.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte zowel primair als subsidiair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. M.C. Fuhler en mr. S. Zwerwer, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 28 februari 2014, zijnde mr. S. Zwerwer buiten staat dit vonnis binnen de daartoe door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.