ECLI:NL:RBNNE:2013:CA3392

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
18/730165-13 PROM
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot inbraak in woningen met meerdere ten laste gelegde feiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 17 juni 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot inbraak in een woning. De verdachte, geboren in 1991 en thans gedetineerd, heeft een aanzienlijk strafblad, waaronder eerdere veroordelingen voor diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat woninginbraken een grote impact hebben op slachtoffers, wat heeft bijgedragen aan de ernst van de zaak. De verdachte heeft de tenlastelegging ontkend, waardoor de reclassering geen hulpverleningsrapport kon opstellen. Dit heeft de rechtbank doen besluiten om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden op te leggen, ondanks de eis van de officier van justitie voor een langere straf van vijftien maanden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van twee van de drie ten laste gelegde feiten, omdat het bewijs daarvoor niet overtuigend was. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van de poging tot inbraak in de woning aan de [adres 2] te Harlingen wel gegrond verklaard, op basis van verklaringen van de verdachte en getuigen, en de omstandigheden rondom de inbraak. De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen goederen, waaronder geld en schoenen, teruggegeven aan de verdachte, omdat het belang van de strafvordering zich daar niet langer tegen verzet. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank de artikelen 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht heeft toegepast.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730165-13
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 17 juni 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in PI Leeuwarden, Holstmeerweg 7 te Leeuwarden.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 3 juni 2013.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.A. Schütz, advocaat te Leeuwarden.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 november 2012 en/of in of omstreeks de periode van 16
november 2012 tot en met 17 november 2012 te Harlingen, al dan niet
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 1]) en/of in/uit
een woning (gelegen aan de [adres 2]) weg te nemen goederen van
zijn/hun gading en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang
tot voornoemde woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of
geld, althans die/dat goed(eren), onder zijn/hun bereik te brengen door middel
van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s),
althans alleen, opzettelijk:
(t.a.v [adres 1])
-zich naar voornoemde woning heeft/hebben begeven en/of
-een ladder tegen de zijmuur van de woning geplaatst en/of
-een slaapkamerraam opengebroken en/of
(t.a.v [adres 2]
- zich naar voornoemde woning heeft/hebben begeven en/of
- (met een schroevendraaier en/of een breekijzer) forcerende en/of brekende
handeling(en) aan (een) kozijn(en) van voornoemde woning(en) heeft/hebben
verricht, en/of een uitzetraam heeft/hebben opengebroken en/of in voornoemde
woning naar binnen is/zijn gegaan en/of heeft/hebben rondgekeken naar goederen
van verdachte en/of verdachtes mededader gading,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
hij in of omstreeks de periode van 12 november 2012 tot en met 14 november
2012 te Midlum tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning
gelegen aan de [adres 3] heeft weggenomen een aktetas en/of een
hoveelheid zilveren munten in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of
de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of een valse sleutel;
3.
hij in of omstreeks de periode van 19 januari 2013 tot en met 24 januari 2013
te Harlingen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een aldaar aan
de [adres 4] gelegen woning heeft weggenomen een kluisje en/of oorbellen
en/of een broche en/of een Faberge ei, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming
en/of (een) valse sleutel(s).
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis;
- teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen geldbedragen en schoenen.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat de onder 1. ten laste gelegde poging tot diefstal in de woning aan de [adres 2] te Harlingen wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Met betrekking tot de onder 1. ten laste gelegde poging tot inbraak aan de [adres 1] overweegt de rechtbank dat uit de registratie van het peilbaken dat geplaatst was onder de auto van medeverdachte [medeverdachte] blijkt dat de auto van deze medeverdachte de dag voor de inbraak meerdere keren bij de woning langs rijdt. Dit zou kunnen duiden op het afleggen van de woning. Die avond worden door het observatieteam drie mannen gezien met een ladder. Verdachte wordt door het observatieteam niet als een van deze mannen herkend. Een van deze mannen is de later aangehouden [naam 1]. Deze heeft kort voor zijn aanhouding een pingbericht naar medeverdachte [medeverdachte] gestuurd. Ook blijkt uit het onderzoek van de telefoon van verdachte dat hij later die nacht onder andere met medeverdachte [medeverdachte] heeft gepingd over de aanhouding van [naam 1]. De inhoud van deze pingberichten is zeer verdacht, zeker ook in samenhang beschouwd met de vele malen dat medeverdachte [medeverdachte] langs de betreffende woning is gereden, maar de rechtbank is van oordeel dat op grond hiervan niet kan worden bewezen dat verdachte op de plaats delict was of anderszins betrokken is geweest bij deze poging tot inbraak. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de ten laste gelegde poging tot inbraak in de woning aan de [adres 1].
Met betrekking tot het onder 2. ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat uit de registratie van het peilbaken is gebleken dat de auto van medeverdachte [medeverdachte] op 13 november 2012 meerdere keren in de buurt van de woning aan de [straat] te Midlum is geweest. Uit de combinatie van pinggesprekken tussen verdachte en [medeverdachte] en de gegevens uit het peilbaken is af te leiden dat verdachte daarbij mogelijk aanwezig was. Later die avond wordt door het observatieteam gezien dat medeverdachte [medeverdachte] met een andere man uit de woning van [naam 2] komt en dat ze met een fiets met lichtkleurige fietstassen in de richting van Midlum lopen. Onduidelijk is gebleven wie deze persoon is. Verdachte wordt een paar dagen later wel op een dergelijke fiets aangetroffen. Hij erkent ook wel dat zijn moeder een fiets heeft met lichtgekleurde fietstassen. Dit levert echter naar het oordeel van de rechtbank nog geen bewijs op van betrokkenheid van verdachte bij de inbraak in de woning aan de [adres 3] te Midlum. Nu dit ook voor het overige niet is gebleken, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 2. ten laste gelegde.
Met betrekking tot het onder 3. ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat aangever heeft verklaard dat de inbraak tussen 19 en 24 januari 2013 moet hebben plaatsgevonden. Uit de tapgesprekken blijkt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] in de nacht van 23 op 24 januari 2013 op zoek zijn naar een auto. Daarbij wordt een mast aangestraald die in de buurt van de Midlumerlaan te Harlingen staat. Uit de tapgesprekken blijkt niet dat verdachten daadwerkelijk een auto regelen. Verder blijkt uit het dossier dat de weggenomen kluis op 24 januari 2013 in de buurt van de woning van verdachte wordt aangetroffen. Al deze omstandigheden lijken wel te wijzen in de richting van verdachte, maar zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om aan te nemen dat verdachte betrokken is geweest bij de inbraak in de woning aan de [adres 4] te Harlingen. Dat er op 18 februari 2013 een uit die woning weggenomen replica van een fabergé ei is aangetroffen bij medeverdachte [medeverdachte] maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders. Deze kan [medeverdachte] ook later hebben verworven. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van het onder 3. ten laste gelegde.
De rechtbank past met betrekking tot het onder 1. ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 juni 2013;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL02HH 2012123586-1, d.d. 18 november 2012, inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 2];
3. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. 113121116.822 en de daarbij horende bijlage, d.d. 21 november 2012, inhoudende de verklaring van opsporingsambtenaren werkzaam bij het SSC-Noord.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 16 november 2012 tot en met 17 november 2012 te Harlingen gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] weg te nemen goederen van zijn gading en/of geld, toebehorende aan [slachtoffer 2] en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen door middel van braak en inklimming, met zijn mededaders, opzettelijk:
- zich naar voornoemde woning heeft begeven en
- met een schroevendraaier forcerende en/of brekende handelingen aan een kozijn van voornoemde woning heeft verricht, en een raam hebben opengebroken en in voornoemde woning naar binnen is gegaan en heeft rondgekeken naar goederen van verdachte en/of verdachtes mededader gading,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
1. Poging tot diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie en het reclasseringsadvies;
- de vordering van de officier van justitie ;
- het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak in een woning. Het is bekend dat woninginbraak diepe indruk op slachtoffers maakt en soms wel zodanig dat zij zich niet meer veilig voelen in hun eigen woning. Verdachte heeft inmiddels een behoorlijk strafblad opgebouwd, onder meer met veroordelingen voor diefstal. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat verdachte geen doorzetter is en dat hij ondanks alle interventies in het verleden bleef volharden in delictgedrag. Verdachte heeft behoefte aan mooie spullen en meer geld, waardoor hij gemakkelijk overgaat tot het plegen van delicten. Een arbeidsverleden heeft verdachte niet of nauwelijks en een afgeronde opleiding heeft hij evenmin. Nu verdachte een volledig ontkennende verdachte is, was de reclassering niet in staat om een hulpverleningsrapport op te stellen. De rechtbank ziet onder deze omstandigheden geen andere mogelijkheid dan het opleggen van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Deze straf zal wat betreft de duur lager uitvallen dan door de officier van justitie is geëist, nu de rechtbank twee van de drie ten laste gelegde feiten niet bewezen heeft geacht.
Inbeslaggenomen goederen
De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar voor teruggave aan verdachte, nu het belang van strafvordering zich hiertegen niet langer verzet.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2. en 3. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van de volgende inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven goederen:
1 Geld € 50,15: 1 briefje van 50 euro, 1 munt van 10 cent, 1 munt van 5 cent;
2 Geld € 218,40: zowel brief- als muntgeld;
3 14 paar Nike schoenen en 4 losse schoenen in een doos.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. M. Haisma en mr. Th.A. Wiersma, rechters, bijgestaan door mr. M. Heerschop, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 juni 2013.
Mr. Haisma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.