Geschil
2.1 In geschil is het antwoord op de vraag of de Legesverordening verbindend is en of de daarop gebaseerde aanslag bouwleges in stand kan blijven. Het geschil spitst zich daarbij toe op de vragen of de geraamde baten van de in de Legesverordening opgenomen leges de geraamde lasten ter zake overtreffen (de opbrengstlimiet), of de baten zorgvuldig zijn geraamd en of de gemeente kosten aan de leges toerekent die hieraan niet mogen worden toegerekend.
2.2 Eiseres stelt zich op het standpunt dat de Legesverordening onverbindend is, omdat niet is voldaan aan de opbrengstlimiet van artikel 229b, eerste lid, van de Gemeentewet. Ten aanzien van de baten stelt eiseres dat deze onzorgvuldig zijn geraamd, omdat in de ramingen is uitgegaan van een vijfjaarsgemiddelde waarin de legesopbrengsten van bouwprojecten met een bouwsom van meer dan € 8.000.0000 niet zijn meegenomen (zie de voetnoot vermeld onder 1.8). Daarnaast wijkt volgens eiseres het vijfjaarsgemiddelde over de jaren 2002 - 2006 af van de begrote opbrengst voor 2008, leidt de begrotingssystematiek op basis van vijfjaarsgemiddelden tot structureel te lage ramingen en wordt er ten onrechte geen rekening gehouden met tariefsverhogingen en stijging van de bouwkosten. Tevens voert eiseres aan dat bij de ramingen ten onrechte geen rekening is gehouden met het ramen van inkomsten uit de sociale woningbouw en de legesopbrengsten van de bouwprojecten aan [adressen].
Ten aanzien van de geraamde lasten stelt eiseres dat kosten zijn toegerekend die daaraan niet toegerekend hadden mogen worden. Eiseres stelt dat de doorbelaste overhead veel te hoog is en dat niet is na te gaan of de desbetreffende kosten in relatie staan met de dienstverlening. Verder ziet eiseres geen reden om aan te nemen dat kosten van onder andere opsporing buiten, handhaving buiten, inspectie, ombudsklachten, bouwtoezicht beleidsondersteuning en vragen ex artikel 38 Wet op de Ruimtelijke Ordening uit de geraamde lasten zijn geëlimineerd. Daarnaast worden kosten voor de architectuurnota, voor kunst op straat, planschades en het archeologiefonds ten onrechte toegerekend en mogen de kosten van de Welstandscommissie en kosten voor de ID-kaart niet worden toegerekend, omdat hiervoor geen leges mogen worden geheven. Eiseres voert tevens aan dat de toegerekende loonkosten te hoog zijn ten opzichte van het benchmarkonderzoek door [A]. Eiseres concludeert vervolgens dat de gemeente geen volledig inzicht heeft gegeven in de kosten/batentoerekening en niet naar vermogen de twijfel heeft weggenomen dat sprake is van lasten ter zake als bedoeld in artikel 229b, eerste lid, van de Gemeentewet. Het in de bezwaarfase overgelegde rapport van [Y] brengt hierin naar de mening van eiseres geen verandering, omdat het rapport slechts een weergave van niet op juistheid gecontroleerd cijfermateriaal is. Over de bevindingen heeft bovendien een nauwe afstemming tussen [Y] en de gemeente plaatsgevonden, waardoor het rapport niet kwalificeert als een onafhankelijk deskundigenrapport. Eiseres stelt zich tot slot op het standpunt dat de gemeenteraad voorafgaand aan de besluitvorming geen inzicht heeft gehad in de begroting en geen kosten/batentoerekening heeft ontvangen.
Eiseres heeft haar grief met betrekking tot het tarief dat de gemeente Groningen hanteert inzake werkzaamheden voor Ten Boer laten varen.
2.3 Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de aanslag bouwleges.
2.4 Verweerder stelt zich op het standpunt dat van strijd met de opbrengstlimiet van artikel 229b, eerste lid, van de Gemeentewet geen sprake is. Ten aanzien van de raming van de baten en lasten verwijst verweerder naar het [Y]-rapport en dan met name naar de daarin opgenomen conclusies (zie 1.5). Ook inzake de wijze van toerekening van de overhead verwijst verweerder naar het [Y]-rapport en tevens naar het overgelegde spreadsheet met daarop de toerekening van de overhead van de Dienst RO/EZ van de gemeente (zie 1.12).
Volgens verweerder blijkt uit het [Y]-rapport dat in 2008 geen toerekening heeft plaatsgevonden van de door eiseres genoemde kosten van opsporing buiten, handhaving buiten, inspectie, ombudsklachten, bouwtoezicht beleidsondersteuning en vragen ex artikel 38 Wet op de Ruimtelijke Ordening. De uitkomsten van het door eiseres genoemde benchmarkonderzoek acht verweerder niet relevant, mede omdat in de gemeente Groningen de aan de relevante vergunningen bestede uren worden bijgehouden in een tijdsregistratiesysteem dat door het management wordt gecontroleerd en geautoriseerd.
De kosten voor de architectuurnota, voor kunst op straat, planschades en het archeologiefonds worden niet toegerekend als lasten ter zake, maar komen, bij een eventueel overschot, ten laste van de opbrengsten.
Bij het ramen van de baten is volgens verweerder een vijfjaarsgemiddelde gehanteerd waarbij de opbrengsten uit grote projecten zijn inbegrepen. Dat er grote verschillen zijn opgetreden tussen de geraamde baten over 2008 en de gerealiseerde baten over dat jaar kan worden verklaard door het onverwacht grote aantal bouwprojecten van een relatief grote omvang. Omdat in 2008 geen sociale woningbouw heeft plaatsgevonden waarop de vervallen vrijstellingsmogelijkheid van toepassing zou zijn geweest, zijn terecht geen baten uit de sociale woningbouw in de ramingen opgenomen.
2.5 Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
2.6 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.