ECLI:NL:RBNNE:2013:CA3363

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
18/730164-13 PROM
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraken, poging tot inbraak en heling met hoge recidivekans

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 17 juni 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan drie woninginbraken, een poging daartoe en heling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die eerder al veroordeeld was voor diefstal en kampt met een gokverslaving, een hoog risico op recidive vertoont. De reclassering adviseerde een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, wat de rechtbank grotendeels overnam. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen, waarbij woninginbraken vaak leiden tot een gevoel van onveiligheid bij de slachtoffers. De rechtbank heeft ook de vordering van de officier van justitie in overweging genomen, die een hogere straf had geëist, maar de rechtbank besloot tot een lagere straf omdat niet alle feiten bewezen konden worden. De rechtbank heeft daarnaast diverse in beslag genomen goederen verbeurd verklaard en de teruggave van andere goederen aan de verdachte en slachtoffers gelast. De uitspraak benadrukt de ernst van woninginbraken en de noodzaak van toezicht en begeleiding voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730164-13
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 17 juni 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in PI HvB Ter Apel, Ter Apelervenen 10 te Ter Apel.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 3 juni 2013.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Leeuwarden.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 november 2012 en/of in of omstreeks de periode van 16
november 2012 tot en met 17 november 2012 te Harlingen, al dan niet
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 1]) en/of in/uit
een woning (gelegen aan de [adres 2]) weg te nemen goederen van
zijn/hun gading en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang
tot voornoemde woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of
geld, althans die/dat goed(eren), onder zijn/hun bereik te brengen door middel
van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s),
althans alleen, opzettelijk:
(t.a.v [adres 1])
-zich naar voornoemde woning heeft/hebben begeven en/of
-een ladder tegen de zijmuur van de woning geplaatst en/of
-een slaapkamerraam opengebroken en/of
(t.a.v [adres 2])
- zich naar voornoemde woning heeft/hebben begeven en/of
- (met een schroevendraaier en/of een breekijzer) forcerende en/of brekende
handeling(en) aan (een) kozijn(en) van voornoemde woning(en) heeft/hebben
verricht, en/of een uitzetraam heeft/hebben opengebroken en/of in voornoemde
woning naar binnen is/zijn gegaan en/of heeft/hebben rondgekeken naar goederen
van verdachte en/of verdachtes mededader gading,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
hij in of omstreeks de periode van 12 november 2012 tot en met 14 november
2012 te Midlum tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning
gelegen aan de [adres 3] heeft weggenomen een aktetas en/of een
hoveelheid zilveren munten in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of
de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of een valse sleute;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 12 november 2012 tot en met 18 februari
2013 te Harlingen, in elk geval in Nederland, een hoeveelheid zilveren munten
en/of een autootje heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van voornoemde goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten
vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3.
hij in of omstreeks de periode van 16 september 2012 tot en met 17 september
2012 te Harlingen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een aldaar
aan de Voorstraat gevestigd cafe (genaamd "[naam]") heeft weggenomen twee
kluizen en/of ongeveer 5000,- euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of
de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van een valse sleutel en/of braak en/of verbreking;
4.
hij in of omstreeks de periode van 4 juni 2011 tot en met 5 juni 2011 te
Franeker, gemeente Franekeradeel, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
in/uit een aldaar aan het [adres 4] gelegen woning heeft weggenomen een
hoeveelheid geld en/of een gouden ketting en/of een blokje zilver van 250 gram
en 1000 gram, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming;
5.
hij op of omstreeks 14 februari 2012 te Harlingen tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in/uit een aldaar aan de [adres 4] gelegen woning heeft
weggenomen een aantal kristallen voorwerpen van het merk Swarovski en/of een
hoeveelheid gouden sierraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of
de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
6.
hij op of omstreeks 9 oktober 2011 te Witmarsum, gemeente Súdwest Fryslân,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een aldaar aan de [adres 5] gelegen woning heeft weggenomen een hoeveelheid sierraden en/of geld en/of
een laptop en/of Eau de Toilette en/of een aantal wapens en/of munitie, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij
verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
7.
hij in of omstreeks de periode van 19 januari 2013 tot en met 24 januari 2013
te Harlingen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een aldaar aan
de [adres 6] gelegen woning heeft weggenomen een kluisje en/of oorbellen
en/of een broche en/of een Faberge ei, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of (een) valse sleutel(s);
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 19 januari 2013 tot en met 18 februari 2013
te Harlingen, in elk geval in Nederland, een kluisje en/of oorbellen en/of een
broche en/of een Faberge ei heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of
heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van voormelde goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten
vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van het onder 5. ten laste gelegde;
- veroordeling voor het onder 1., 2. primair, 3., 4., 6. en 7. primair ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren;
- oplegging van de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht;
- oplegging van de bijzondere voorwaarde van deelname aan de gedragsinterventies:
- Cognitieve Vaardigheidstraining;
- Leefstijltraining;
- Module Budgetteren;
- oplegging van de bijzondere voorwaarde van een alcoholverbod;
- oplegging van de bijzondere voorwaarde van elektronisch toezicht gedurende de eerste negen maanden van de proeftijd;
- onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen twee pillen in een wikkel;
- onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen Southord Lockpick, kleur zilver;
- verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen schroevendraaier met een rood handvat;
- verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen schroevendraaier met een bruin handvat;
- verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen rode schroevendraaier;
- verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen deel van een lederen foedraal;
- bewaren ten behoeve van de rechthebbende de inbeslaggenomen gouden ketting met hanger gelijkend op een Zeeuws knopje;
- bewaren ten behoeve van de rechthebbende de inbeslaggenomen zegelring;
- bewaren ten behoeve van de rechthebbende de inbeslaggenomen broche in de vorm van een papagaai;
- teruggave aan [slachtoffer 3] van de inbeslaggenomen munten en het speelgoedautootje;
- teruggave aan [slachtoffer 7] van het inbeslaggenomen replica Fabergé ei;
- teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen paar schoenen van het merk Nike, kleur wit met een blauwe bies en blauwe veters;
- teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen paar schoenen van het merk Nike, kleur wit;
- teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen snorfiets Neco 2012, kleur, zwart;
- teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen simkaart Vodafone Prepaid;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] tot een bedrag van € 4.061,[nummer] met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag en niet-ontvankelijk verklaring voor het overige;
- niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 4].
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat de onder 1. ten laste gelegde poging tot diefstal in de woning aan de [adres 2] te Harlingen wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Met betrekking tot de onder 1. ten laste gelegde poging tot inbraak aan de [adres 1] overweegt de rechtbank dat uit de registratie van het peilbaken dat geplaatst was onder de auto van verdachte blijkt dat deze auto de dag voor de inbraak meerdere keren bij de woning langs rijdt. Dit zou kunnen duiden op het afleggen van de woning, hetgeen verdachte, zoals hij zelf op zitting met betrekking tot andere woningen verklaart, wel vaker deed. Die avond worden door het observatieteam drie mannen gezien met een ladder. Verdachte wordt door het observatieteam echter niet als een van deze mannen herkend, terwijl hij bij andere inbraken wel wordt herkend. Een van deze mannen is de later aangehouden [naam 2]. Deze heeft kort voor zijn aanhouding een pingbericht naar verdachte gestuurd. Ook blijkt uit het onderzoek van de telefoon van verdachte dat hij later die nacht onder andere met medeverdachte [medeverdachte] heeft gepingd over de aanhouding van [naam 2]. De inhoud van deze ping berichten is zeer verdacht, zeker ook in samenhang beschouwd met de vele malen dat verdachte langs de betreffende woning is gereden, maar de rechtbank is van oordeel dat op grond hiervan nog niet kan worden bewezen dat verdachte op de plaats delict was of anderszins betrokken is geweest bij deze poging tot inbraak. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de ten laste gelegde poging tot inbraak in een woning aan de [adres 1].
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat de onder 2. primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Met betrekking tot het onder 3. ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat er naast de aangifte een verklaring van getuige [getuige 1] ligt. Zij verklaart dat ze vermoedt dat haar vriend, verdachte [verdachte], de inbraak heeft gepleegd. Zeker weten doet ze dit echter niet. Getuige [getuige 2] verklaart over camerabeelden waarop te zien zou zijn dat twee mannen 3 minuten na het betreden van het pand buiten komen met de kluis, wat volgens haar zou duiden op voorkennis van de locatie. Nu over deze beelden voor het overige niet wordt gerelateerd in het proces-verbaal, kan de rechtbank niet nagaan wat de daadwerkelijke gang van zaken is en of verdachte mogelijk te herkennen is op de beelden. Nu er naast het vermoeden van [getuige 1] geen bewijs is voor de betrokkenheid van verdachte bij de inbraak in het café [naam] te Harlingen, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 3. ten laste gelegde feit.
De raadman heeft vrijspraak van het onder 4. ten laste gelegde bepleit. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de verklaring van [getuige 1] niet betrouwbaar is.
De rechtbank overweegt dat er naast de aangifte twee getuigenverklaringen zijn. Getuige [getuige 3] verklaart dat hij de tip over de kluis in de woning van aangever aan [naam 2] heeft gegeven. Hij had de wetenschap over de kluis van de zoon van de eigenaar gekregen. [getuige 3] verklaart verder dat [naam 2] later vertelde dat hij de inbraak met drie anderen had gepleegd en vervolgens ook tipgeld heeft ontvangen. Getuige [getuige 1] verklaart dat ze van verdachte zelf heeft gehoord dat hij, met [naam 2] en twee anderen heeft ingebroken in de woning van de juwelier uit Franeker. De tip zou zijn gekomen van een vriendje van de zoon van de juwelier. Deze verklaring komt overeen met de verklaring van getuige [getuige 3]. De grote buit waarover [getuige 1] verklaart, komt overeen met de aangifte. Dat [getuige 1] informatie over de inbraak van een ander dan verdachte heeft gekregen en uit wraak heeft verklaard dat verdachte betrokken was, is niet aannemelijk geworden. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het onder 5. ten laste niet gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank zal verdachte van dit feit vrijspreken.
De raadsman heeft vrijspraak van het onder 6. ten laste gelegde bepleit. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de verklaringen van [getuige 1] en [naam 2] niet betrouwbaar zijn.
De rechtbank overweegt dat [getuige 1] verklaart dat verdachte haar ooit een inbraak in Witmarsum heeft opgebiecht. Ter plaatse wijst zij een woning met de rieten kap aan, waarvan zij denkt dat het om die woning ging. Dit is de woning waar ook daadwerkelijk is ingebroken. Uit de aangifte blijkt dat er vier vuurwapens zijn weggenomen. [getuige 1] verklaart dat verdachte in haar bijzijn foedralen heeft verknipt en weggegooid in het water aan de Achlumerdijk. Stukken van een foedraal worden vervolgens op die plek aangetroffen en herkend door de eigenaar. Uit verkeersgegevens blijkt daarnaast dat zowel verdachte als medeverdachte [naam 2] ten tijde van de inbraak in de buurt van die woning waren. Kort na de inbraak bellen beiden met [naam 2], van wie de politie ambtshalve weet dat deze zich met heling bezighoudt. [naam 2] belt uiteindelijk verdachte terug. [naam 2] ontkent in eerste instantie betrokkenheid bij een strafbaar feit. Na afloop van het verhoor verklaart hij dat hij wel door [naam 2] en verdachte is benaderd. Zij boden hem vier 'toeters' aan. Met toeters worden volgens hem vuurwapens bedoeld. Dat [naam 2] tijdens zijn verhoor niet wil verklaren dat hij vier wapens heeft verkregen van verdachte dan wel van [naam 2] maar daarover later informeel wel praat, acht de rechtbank niet duiden op onbetrouwbaarheid van de verklaring. Hij mag zijn eigen onschuld bepleiten.
Nu de rechtbank aanneemt dat verdachte zeer kort na de inbraak vier wapens aanbiedt aan [naam 2], is het onaannemelijk dat [getuige 1] een onbekend gebleven derde uit de wind probeert te houden door verdachte als dader aan te wijzen. De rechtbank acht het onder 6. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het onder 7. subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De rechtbank past met betrekking tot het onder 1. ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 juni 2013;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL02HH 2012123586-1, d.d. 18 november 2012, inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 2];
3. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. 113121116.822 en de daarbij horende bijlage, d.d. 21 november 2012, inhoudende de verklaring van opsporingsambtenaren werkzaam bij het SSC-Noord.
De rechtbank past met betrekking tot het onder 2. primair ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 juni 2013;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL02HH 2012122310-1, d.d. 28 november 2012, inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 3].
De rechtbank past de hierna te noemen bewijsmiddelen1 toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder weergegeven.
Feit 4.
1. De verklaring van aangever [slachtoffer 5]2, inhoudende:
Tussen 4 en 5 juni 2011 is ingebroken in mijn woning aan het [adres 4] te Franeker. De kluis is geflexed. Uit de kluis is weggenomen een redelijk groot bedrag aan contacten. Verder is weggenomen een gouden damesketting en een blokje zilver van 250 gram en een blokje zilver van 1000 gram. De dader(s) zijn via het forceren van een raam aan de achterzijde van de woning binnengekomen.
2. De verklaring van getuige [getuige 1]3, inhoudende:
Ik heb van [verdachte] gehoord dat hij met [naam 2], [naam 3] en [naam 4] heeft ingebroken bij juwelier [slachtoffer 5]. Zij hadden daar veel geld gestolen uit een kluis. De kluis stond bij de juwelier thuis. [verdachte] vertelde dat de juwelier in Franeker woonde. [verdachte] vertelde mij dat zij waren getipt over deze inbraak. Diegene die de tip had gegeven had aan het groepje van [verdachte] doorgegeven dat er veel geld te halen was bij [slachtoffer 5] en dat [slachtoffer 5] met vakantie was. [verdachte] heeft mij verteld dat de tipgever een vriendje was van de zoon van juwelier [slachtoffer 5].
3. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2]4, inhoudende:
Ik ging om met [naam 5] en hij heeft mij in de woning van [slachtoffer 5] de kluis laten zien. Ik heb tegen [naam 2] gezegd dat er een kluis in de woning van [slachtoffer 5] aanwezig was. [naam 2] vertelde mij dat ze de inbraak 's nachts met z'n vieren hebben gepleegd. Hij heeft gezegd dat [naam 3] ook bij deze inbraak betrokken was.
Feit 6.
1. De verklaring van aangever [slachtoffer 6]5, inhoudende:
Op 9 oktober 2011 werd er ingebroken in mijn woning aan de [adres 6] te Witmarsum. De daders zijn vermoedelijk via een uitzetraampje aan de linkerzijde van de woning binnengekomen. Ik zag in de vensterbank een duidelijk schoenspoor van de dader. Uit mijn woning zijn weggenomen sieraden, zilveren guldens en rijksdaalders, een € 20,00 biljet, een 5 dollar biljet, een Asus laptop en Eau de toilette 'Chanel'.
Ik zag dat de deuren van mijn wapenkluizen openstonden. Ik zag dat de sleutels van de genoemde wapenkluizen niet meer op hun plek lagen. Ik zag dat in een van de wapenkluizen het interne munitiekluisje met geweld was opengebroken. Hieruit is diverse munitie weggenomen. Weggenomen wapens zijn een Anschutz enkelloops geweer, een Browning dubbelloops hagelgeweer, een Winchester enkelloops hagelgeweer en een Steyr enkelloops kogelgeweer. Ook zijn meerdere dozen munitie en drie lederen foedralen weggenomen.
2. De verklaring van getuige [getuige 1]6, inhoudende:
[verdachte] heeft mij in Witmarsum een huis aangewezen waar hij had ingebroken. Dit huis staat aan de [straat] te Witmarsum. Ik weet niet meer zeker welk huis het was. Het kan nummer [nummer] of [nummer] zijn geweest, maar mijn eerste ingeving was het huis met het rieten dak.
Opmerking verbalisant: het huis met het rieten dak betreft de [adres 6] te Witmarsum.
[verdachte] vertelde mij dat hij er sieraden had gestolen.
Opmerking verbalisant: Er was een bijzondere buit, namelijk jachtgeweren.
Dat verklaart die zak. Ik dacht dat het een muziekinstrumentenzak was geweest, maar het kan ook een hoes zijn geweest voor jachtgeweren. Deze zak heeft enige dagen bij mij op de kamer gelegen. [verdachte] heeft deze zak/hoek kapot geknipt en daarna in mijn bijzijn in het water aan het Achlumerdijkje gegooid.
[verdachte] heeft mij verteld dat hij daar heeft ingebroken met [naam 2] en [naam 4].
3. De verklaring van verbalisant [verbalisant 1]7, inhoudende:
Ik toonde [getuige 1] twee afbeeldingen van foedralen waarin jachtgeweren worden vervoerd. Zij verklaarde nadat zij deze afbeeldingen had bekeken:
Deze foedralen lijken wel erg veel op de foedralen die [verdachte] op mijn kamer kapot heeft gemaakt en in het water aan de Achlumerdijk te Harlingen heeft gegooid.
4. De verklaring van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1]8, inhoudende:
Wij gingen naar de plaats waarover getuige [getuige 1] had gesproken. Wij zagen dat de sloot was gehekkeld. Ik, verbalisant [verbalisant 1], zag een bruin stukje leer liggen tussen het riet wat uit de sloot was gehekkeld. Vervolgens hebben wij meerdere stukjes leer tussen het riet vandaan gehaald welke vermoedelijk afkomstig zijn van een van de foedralen welke bij de inbraak op de [adres 6] te Witmarsum zijn weggenomen. Tevens zaten er stukjes rits tussen het gehekkelde riet.
6. De verklaring van verbalisant [verbalisant 3]9, inhoudende:
Op 9 oktober 2011 tussen 14.30 uur en 22.00 uur heeft een inbraak in perceel [adres 6] te Witmarsum plaatsgevonden.
Het telefoonnummer [telefoonnummer], in het bezit van gebruiker [naam 2], straalde van de inbraak een mast aan in of nabij Witmarsum.
Tevens bleek dat dit nummer kort nadien contact had met het telefoonnummer, [telefoonnummer 2], volgens Ciot gegevens in gebruik bij [naam 2]. Uit feiten en omstandigheden bleek in het onderzoek dat de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] zich mogelijk bezig hield met helingpraktijken.
Op 10 oktober 2011 tussen 17.55 en 18.04 uur werden in de verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] een viertal inkomende telefonische contacten geregistreerd als Voicemail van het telefoonnummer [telefoonnummer 3].
Op 10 oktober 2011 tussen 18:12:31 uur en 18:13:25 uur werden in de verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] uitgaande telefonische contacten geregistreerd, respectievelijk gedurende 10 en 8 seconden, naar hetzelfde hiervoor genoemd nummer [telefoonnummer 3]. Nader onderzoek leerde dat de naam [verdachte] was gekoppeld aan het telefoonnummer [telefoonnummer 3] welke voorkwam in de contactenlijst van de telefoon die was voorzien van de simkaart [telefoonnummer]. De gebruiker van deze telefoon was [naam 2].
7. De verklaring van verbalisant [verbalisant 3]10, inhoudende:
In de verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] kwam een aantal contacten voor dat aan de hand van de in de diverse kolommen verstrekte gegevens 'vertaald' kan worden als:
Op 9 oktober 2011 om 21:04:41 uur werd een uitgaand telefonisch contact geregistreerd als SMS naar een onbekend telefoonnummer waarbij KPN mast 48701 werd aangestraald geplaatst bij of op [straat 2] te Witmarsum.
8. De verklaring van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 4]11, inhoudende:
Wij hoorden dat verdachte [naam 2] verklaarde dat hij door [naam 2] en [verdachte] was gebeld met de vraag of hij de wapens wilde kopen. Het zou gaan om vier 'toeters' hadden zij tegen hem gezegd. Met 'toeters' bedoelden ze vuurwapens.
De rechtbank past met betrekking tot het onder 7. subsidiair ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 juni 2013;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL02HH 2013009084-5, d.d. 25 februari 2013, inhoudende de verklaring van verbalisant [verbalisant 5].
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1., 2. primair, 4., 6. en 7. subsidiair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op in de periode van 16 november 2012 tot en met 17 november 2012 te Harlingen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] weg te nemen goederen van hun gading en/of geld, toebehorende aan [slachtoffer 2] en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen door middel van braak, en inklimming, met zijn mededader, opzettelijk:
- zich naar voornoemde woning heeft begeven en
- met een schroevendraaier forcerende en/of brekende handelingen aan een kozijn van voornoemde woning heeft verricht, en een raam hebben opengebroken en in voornoemde woning naar binnen is gegaan en heeft rondgekeken naar goederen van verdachte en/of verdachtes mededader gading,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. primair
hij in de periode van 12 november 2012 tot en met 14 november 2012 te Midlum tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 3] heeft weggenomen een aktetas en een hoeveelheid zilveren munten, toebehorende aan [slachtoffer 3], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van inklimming;
4.
hij in de periode van 4 juni 2011 tot en met 5 juni 2011 te Franeker, gemeente Franekeradeel, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een aldaar aan het [adres 4] gelegen woning heeft weggenomen een hoeveelheid geld en een gouden ketting en een blokje zilver van 250 gram en 1000 gram, toebehorende aan [slachtoffer 5], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
6.
hij op 9 oktober 2011 te Witmarsum, gemeente Súdwest Fryslân, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een aldaar aan de [adres 6] gelegen woning heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden, geld, een laptop, Eau de Toilette en een aantal wapens en munitie, toebehorende aan [slachtoffer 6], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van inklimming en de weg te nemen wapens en munitie onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking;
7. subsidiair
hij in de periode van 19 januari 2013 tot en met 18 februari 2013 te Harlingen, in elk geval in Nederland, oorbellen en een broche en een Fabergé ei heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voormelde goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1. Poging tot diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten en tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
2. primair Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
4. Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
6. Diefstal, door twee of meer verenigde personen,waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaat van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming en waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
7. subsidiair Opzetheling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie en het reclasseringsadvies;
- de vordering van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie woninginbraken, een poging daartoe en heling. Het is algemeen bekend dat woninginbraak diepe indruk op de slachtoffers maakt en soms wel zodanig dat zij zich in hun woning niet langer veilig voelen. Verdachte is al eerder veroordeeld, onder meer voor diefstal. Verdachte is gokverslaafd en, zoals uit het reclasseringsrapport blijkt, is er bij verdachte sprake van een risicovol netwerk. Verdachte heeft moeite met het nemen van verantwoordelijkheden en heeft een vrij passieve houding als het gaat om het aanpakken van problemen, aldus de reclassering. Verdachte dient een zinvolle dagbesteding te krijgen waarmee hij voor zijn eigen inkomen zorgt. Voorts moet aan zijn gokverslaving gewerkt worden omdat die factor het risico van grensoverschrijdend gedrag met zich meebrengt. Het gevaar voor herhaling wordt als hoog geschat. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
De rechtbank zal het advies van de reclassering overnemen met dien verstande dat zij het advies niet volgt waar het een locatieverbod betreft. Begeleiding onder dreiging van tenuitvoerlegging van een deels voorwaardelijk op te leggen straf dient naar het oordeel van de rechtbank voldoende te zijn. Gelet op het gevaar voor herhaling zal de rechtbank de proeftijd stellen op drie jaren.
Gelet op de ernst van de feiten en de impact die woninginbraak op de slachtoffers en de samenleving heeft, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf. De duur daarvan zal minder hoog zijn dan door de officier van justitie is geëist omdat de rechtbank twee feiten niet bewezen heeft geacht.
Inbeslaggenomen goederen
De rechtbank acht de inbeslaggenomen schroevendraaier met een rood handvat, schroevendraaier met een bruin handvat, rode schroevendraaier en een deel van een lederen foedraal vatbaar voor verbeurdverklaring nu feit 1. met deze voorwerpen is begaan en deze toebehoren aan verdachte.
De rechtbank acht de inbeslaggenomen twee pillen in een wikkel en een Southord Lockpick, kleur zilver vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank acht de inbeslaggenomen munten, het speelgoedautootje en het replica Fabergé ei vatbaar voor teruggave aan de rechthebbenden.
De onder verdachte inbeslaggenomen schoenen, snorfiets en simkaart kunnen aan hem worden teruggegeven nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.
Met betrekking tot de inbeslaggenomen gouden ketting met hanger gelijkend op een Zeeuws knopje, een zegelring en een broche in de vorm van een papagaai oordeelt de rechtbank dat deze dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
Benadeelde partij
[slachtoffer 4] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3. ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank bepaalt dat de vordering niet ontvankelijk is nu verdachte van dit feit wordt vrijgesproken.
[slachtoffer 6] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 6. ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade met betrekking tot het eigen risico van
€ 2.061,43 voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht dit deel van de vordering, dat niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal de gestelde immateriële schade matigen en in redelijkheid vaststellen op
€ 500,00 per persoon.
De rechtbank bepaalt dat het onderdeel van de vordering dat ziet op het taxatietekort niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 36f, 45, 57, 311, 416 van het Wetboek van Strafrecht, en artikel 13a van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3., 5. en 7. primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1., 2. primair, 4., 6. en 7. subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 5 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
a. dat de veroordeelde zich binnen 14 dagen na de uitspraak op een dinsdag of donderdag tussen 15:00 uur en 16:00 uur meldt bij Reclassering Nederland op het adres Zoutbranderij 1 in Leeuwarden.
b. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van alcohol, zolang de reclassering dat noodzakelijk acht, en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek.
c. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zal deelnemen aan de navolgende gedragsinterventies, te weten:
- Cognitieve vaardigheidstraining (CoVa),
- Leefstijltraining en
- Module budgetteren,
waarbij de veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventies door of namens zijn behandelaars aan veroordeelde zullen worden gegeven.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd de navolgende in beslag genomen voorwerpen, te weten een schroevendraaier met een rood handvat, een schroevendraaier met een bruin handvat, een rode schroevendraaier en een deel van een lederen foedraal.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de navolgende in beslag genomen voorwerpen, te weten twee pillen in een wikkel en een Southord Lockpick, kleur zilver.
Gelast de teruggave aan [slachtoffer 3], [adres 3], van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven munten en het speelgoedautootje.
Gelast de teruggave aan [slachtoffer 7], [adres 8], van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven replica Fabergé ei.
Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven goederen, te weten:
- een paar schoenen van het merk Nike, kleur wit met een blauwe bies en blauwe veters,
- een paar schoenen van het merk Nike, kleur wit,
- een snorfiets Neco 2012, kleur, zwart en
- een simkaart Vodafone Prepaid.
Gelast de bewaring van de inbeslaggenomen gouden ketting met hanger gelijkend op een Zeeuws knopje, een zegelring en een broche in de vorm van een papagaai ten behoeve van de rechthebbende.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet ontvankelijk is.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6], wonende te [adres 6], toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 3.061,43 (zegge: drieduizend eenenzestig euro en drieënveertig eurocent).
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 6], te betalen een som geld ten bedrage van € 3.061,43 (zegge: drieduizend eenenzestig euro en drieënveertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 40 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 6], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit deel van het toegewezen bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij een bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. M. Haisma en mr. Th.A. Wiersma, rechters, bijgestaan door mr. M. Heerschop, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 juni 2013.
Mr. Haisma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
-------------------------------------------------------------------------------
1 De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer 2012123586, gesloten op 22 april 2013.
2 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5], d.d. 10 juni 2011, pagina 325.
3 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], d.d. 1 november 2012, pagina 309.
4 Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2], d.d. 4 augustus 2011, pagina 335.
5 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 6], d.d. 19 oktober 2011, pagina 370.
6 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], d.d. 1 november 2012, pagina 309.
7 Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1], d.d. 26 februari 2013, pagina 426.
8 Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1], d.d. 27 februari 2013, pagina 429.
9 Het proces-verbaal van bevindingen verwerking verkeersgegevens, opgemaakt door [verbalisant 3], d.d. 23 februari 2013, pagina 396.
10 Het proces-verbaal van bevindingen verwerking verkeersgegevens, opgemaakt door [verbalisant 3], d.d. 23 februari 2013, pagina 403.
11 Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 4], d.d. 19 december 2012, pagina 424.