RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 19/810473-12
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 juni 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
wonende te [woonplaats], thans verblijvende in PI Hoogeveen, De Grittenborgh te Hoogeveen.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft inhoudelijk plaatsgehad op 31 mei 2013.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. R.J.J. Bosma, advocaat te Spier.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 16 juni 2009, te Meppel, althans in de gemeente Meppel
opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven
heeft beroofd,
immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
die [slachtoffer], die zich toen aldaar bevond op/in een bed in een kamer van
Zorgcentrum [naam],
- bij haar hals/keel vastgepakt/vastgegrepen en/of
- (vervolgens) de hals/keel en/of de luchtpijp van die [slachtoffer] dichtgeknepen
en/of dichtgeknepen gehouden,
althans zodanig geweld op de hals/keel van die [slachtoffer] uitgeoefend,
waardoor/dat daardoor de ademlucht van die [slachtoffer] werd afgesneden, in elk geval
waardoor die [slachtoffer] niet, althans onvoldoende adem kon halen,
tengevolge van welke door verdachte gepleegde handeling (en) voornoemde [slachtoffer] is
overleden;
art 289 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat,
hij op of omstreeks 16 juni 2009 te Meppel, althans in de gemeente Meppel,
opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte met dat opzet die [slachtoffer], die zich toen aldaar bevond
op/in een bed in een kamer van Zorgcentrum [naam],
- bij haar hals/keel vastgepakt/vastgegrepen en/of
- (vervolgens) de hals/keel en/of de luchtpijp van die [slachtoffer] dichtgeknepen
en/ of dichtgeknepen gehouden,
althans zodanig geweld op de hals/keel van die [slachtoffer] uitgeoefend,
waardoor/dat daardoor de ademlucht van die [slachtoffer] werd afgesneden, in elk geval
waardoor die [slachtoffer] niet, althans onvoldoende adem kon halen,
tengevolge van welke door verdachte gepleegde handeling(en) voornoemde [slachtoffer] is
overleden;
art 287 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. C.C. Westerling-Diderich vordert vrijspraak voor het primair tenlastegelegde. Zij acht hetgeen subsidiair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van voorarrest;
* oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van
overheidswege;
* verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen fiets, fietssleutel en rol tape.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De verdachte dient van het primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit -evenals de officier van justitie en de raadsvrouw van verdachte- niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht met name niet bewezen, dat verdachte het slachtoffer met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd.
De rechtbank acht, anders dan door de raadsvrouw van verdachte is betoogd, wettig en overtuigend -het subsidiair tenlastegelegde- bewezen dat verdachte op 16 juni 2009 te Meppel mevrouw [slachtoffer] in een kamer van Zorgcentrum [naam] van het leven heeft beroofd.
De rechtbank baseert haar oordeel op de navolgende bewijsmiddelen.
Op 16 juni 2009 werd op bed van een kamer van het woonzorgcentrum [naam] te Meppel het levenloze lichaam van een bewoonster [slachtoffer] aangetroffen.1 De handen waren middels breed en bruin plakband aan elkaar gebonden. De mond van de vrouw was met hetzelfde bruine en brede plakband afgeplakt. Door het ambulancepersoneel werd aangegeven dat de vrouw was overleden.
Uit een pathologische onderzoek van F.R.W. van de Goot, arts en patholoog, d.d. 16 oktober 2009 blijkt dat bij [slachtoffer] verstikking, bloedstuwing van de hersenen en weefselschade door krachtig samendrukkend geweld op de hals, mogelijk in combinatie met ademwegbelemmering door opdrukkend geweld op de mond, de oorzaak was van het intreden van de dood. Een andere doodsoorzaak was niet aanwijsbaar.
Uit een rapport van ing. M. van Beest en ing. L. Meijrink van het Nederlands forensisch Instituut d.d. 1 juli 20092 blijkt dat de beide stukken tape respectievelijk als [AAAS8656NL] en [AAAS8662NL] veiliggesteld werden voor een eventueel later uit te voeren multidisciplinair tapeonderzoek. AAAS8656NL: Strook bruin tape afkomstig van de mond van het slachtoffer. AAAS8662NL: Bruin tape vanaf de polsen van het slachtoffer.
Uit een rapport van dr. R.J. Bink van het Nederlands forensisch Instituut d.d. 21 december 20123 met betrekking tot de bemonstering AAAS8662NL#1 van tape, afkomstig van de armen van het slachtoffer, blijkt dat het celmateriaal afkomstig kan zijn van verdachte. De berekende frequentie van het (NGM) DNA-profiel van het celmateriaal in de bemonstering AAAS8662NL#1 is kleiner dan één op één milljard. Ofwel, de kans dat het DNA-profiel van een willekeurige gekozen man matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Daarnaast blijkt uit een rapport aanvullend Y-chromosomaal DNA-onderzoek van dr. R.J. Bink van het Nederlands forensisch Instituut d.d. 31 januari 20134 dat van de bemonstering van AABP1979NL#01 en #03 (hals slachtoffer) celmateriaal van verdachte afkomstig kan zijn en van de bemonstering van AABP1979NL#02 en #04 (hals slachtoffer) en AAAS8656NL#02 (tape afkomstig van de mond van het slachtoffer) celmateriaal van verdachte niet kan worden uitgesloten.
Uit een rapport soucheonderzoek tape van deskundige ing. R.P. Visser van het Nederlands forensisch Instituut d.d. 02 april 20135 blijkt als conclusie van de deskundige dat de uiteinden van alle stukken tape vanaf het slachtoffer (polsen en mond) oorspronkelijk één geheel hebben gevormd. De totale lengte van de stukken tape vanaf het slachtoffer als samengesteld geheel is circa 179 cm. De afstanden van uiteinde #1 van stuk tape [AAAS8656NL] tot de letters A, B en C die op de tape zijn waargenomen zijn gemeten en bedragen respectievelijk circa 153, 144 en 51 cm. De coderingen #1 en # 2 van [AAAS8662NL] en [AAAS8656NL] hebben betrekking op de in 2009 uitgevoerde bemonsteringen. De omtrek van een rol (lengte per tapewikkel) is afhankelijk van de diameter van de rol. De doorsnede van een volle rol verpakkingstape met een lengte van
66 m is doorgaans 12 cm waardoor de lengte van één wikkel circa 38 cm bedraagt. De duimafdruk van verdachte is op 144 cm gevonden.
Uit een proces-verbaal van bevindingen6 van I. Jullens blijkt dat het stuk tape met SIN AAAS8662NL, dat om de polsen van het slachtoffer had gezeten bestond uit meerdere stukken tape. Door de behandeling met de damp van cyanoacrylaat waren meerdere dactyloscopische fragmenten zichtbaar.
Uit de uitslag van het ingestelde dactyloscopisch onderzoek7 door het Korps landelijke politiediensten blijkt dat het spoor NFI-B, aangetroffen op "tape", na toepassing van de meervoudige procedure is geïdentificeerd op een afdruk van de linkerduim voorkomend op het vingerafdrukkenblad van verdachte.
De deskundige dr. R.J. Bink heeft ter terechtzitting aangegeven dat het niet waarschijnlijk is dat het DNA anders dan door direct contact van verdachte met de tape is overgedragen.
Nadere bewijsoverweging van de rechtbank:
Het DNA van verdachte is aangetroffen op tape afkomstig van de armen van het slachtoffer met een kans kleiner dan één op één miljard dat het DNA van een willekeurig gekozen man is.
Daarnaast is een vingerafdruk, aangetroffen op tape afkomstig van de polsen van het slachtoffer, geïdentificeerd als van verdachte afkomstig.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de locaties op de tape waarop deze sporen zijn
achtergelaten en gelet op de onwaarschijnlijkheid dat het DNA anders dan door direct contact van verdachte met de tape is overgedragen, de aangetroffen sporen aantonen dat verdachte deze sporen heeft achtergelaten.
De resultaten van het Y-chromosomaal DNA-onderzoek op het celmateriaal aangetroffen in de hals van het slachtoffer en op de tape afkomstig van de mond van het slachtoffer bieden ondersteuning voor dit oordeel van de rechtbank.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte het slachtoffer opzettelijk van het leven heeft beroofd.
De rechtbank overweegt hierbij dat verdachte geen plausibele verklaring heeft gegeven hoe zijn DNA-materiaal en duimafdruk op voormelde plaatsen kunnen zijn aangetroffen.
De rechtbank overweegt (ten overvloede) met betrekking tot de door de officier van justitie en de raadsvrouw van verdachte gevoerde bewijsverweren, dat:
- zij de in het huis van verdachte aangetroffen tape niet relevant vindt voor het be-wijs, mede vanwege het feit dat niet vaststaat dat de tape van die rol afkomstig is;
- zij de aangetroffen fiets en -sleutel onvoldoende delict gerelateerd acht;
- de waarde van het aangetroffen schoenspoor onduidelijk is, nu niet is gebleken welke schoenen verdachte destijds droeg en wat zijn exacte schoenmaat was;
- zij de verklaring van getuige [naam getuige] met betrekking tot het signalement van de man in het raam, gelet op de omstandigheden waaronder een en ander is waargenomen, onbetrouwbaar acht.
Hetgeen de rechtbank bewezen acht
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 juni 2009 te Meppel, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet die [slachtoffer], die zich toen aldaar bevond op een bed in een kamer van Zorgcentrum [naam],
- bij haar hals/keel vastgepakt/vastgegrepen en
- vervolgens de luchtpijp van die [slachtoffer] dichtgeknepen en dichtgeknepen gehouden,
waardoor de ademlucht van die [slachtoffer] werd afgesneden,
tengevolge van welke door verdachte gepleegde handelingen voornoemde [slachtoffer] is
overleden.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht.
De verdachte zal van het subsidiair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het subsidiair bewezen geachte levert op:
doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft kennis genomen van een psychiatrisch rapport d.d. 23 mei 2013, opgemaakt door dr. T.W.D.P. van Os, psychiater/psychoanalyticus.
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie - zakelijk weergegeven -:
Er is bij onderzochte sprake van een ziekelijke stoornis der geestvermogens te weten een autisme spectrum stoornis (PDD-NOS), gezien de kwalitatieve beperkingen in de sociale interacties, zoals blijkt uit zijn non-verbaal gedrag, afwezigheid van sociale en emotionele wederkerigheid en wederkerige communicatie. Daarnaast is er sprake van cannabismisbruik c.q. afhankelijkheid en alcoholmisbruik. Daarnaast is er sprake van antisociale trekken in de persoonlijkheid. Gezien de chronisch aanwezige psychiatrische problematiek is het waarschijnlijk dat er wel een doorwerking heeft plaatsgevonden in het hem ten laste gelegde. Onderzoeker adviseert dat deze doorwerking minimaal tot een licht verminderde toerekeningsvatbaarheid kon leiden.
De rechtbank heeft daarnaast kennis genomen van een psychologisch rapport d.d. 24 mei 2013, opgemaakt door drs. A. de Jong, gz-psycholoog.
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie - zakelijk weergegeven-:
Betrokkene is lijdende aan een ziekelijk stoornis, te weten PDD-NOS in combinatie met cannabisafhankelijkheid en mogelijk misbruik van alcohol en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van antisociale trekken in de persoonlijkheid. Er is met grote zekerheid te stellen dat de ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens een doorwerking moet hebben gehad op het tenlastegelegde. Geadviseerd wordt dat deze doorwerking minimaal tot een licht verminderende toerekeningsvatbaarheid kon leiden.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusies en maakt die tot de hare.
De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte.
Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een kwetsbaar slachtoffer, een hoogbejaarde vrouw die zich op een bed in haar kamer in een verzorgingstehuis bevond, door het dichtknijpen van haar luchtpijp van het leven beroofd. Het gewelddadige misdrijf vond plaats op een plek waar men zich veilig waant. Bij het slachtoffer werden haar mond en armen getapet en zij werd deels ontkleed aangetroffen. Het getuigt van een gebrek aan respect voor de lichamelijke integriteit en het leven van een ander. Door deze doodslag is de rechtsorde ernstig geschokt. Dergelijk gewelddadig optreden in de beslotenheid van een verzorgingstehuis is zeer bedreigend en versterkt de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Aan de familie van het overleden slachtoffer is onherstelbaar groot verlies en groot verdriet toegebracht, zoals ook is verwoord in de door de dochter van het slachtoffer voorgelezen slachtofferverklaring.
Uit een hem betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 28 maart 2013, blijkt dat verdachte al eens is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder een geweldsdelict. Tevens houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd.
Levensberoving is een zo ernstig strafbaar feit dat in beginsel alleen een langdurige gevangenisstraf ter afdoening in aanmerking komt als vergelding van de inbreuk op de rechtsorde en het leed dat verdachte de nabestaanden van het slachtoffer heeft aangedaan. De rechtbank is van oordeel, dat een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren uit het oogpunt van vergelding gerechtvaardigd en geboden is.
De rechtbank acht naast voormelde gevangenisstraf het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege, zoals door de officier van justitie is gevorderd niet aangewezen. De rechtbank komt tot dit oordeel op grond van de inhoud en adviezen van voornoemde rapporten van dr. T.W.D.P. van Os, psychiater/
psychoanalyticus en drs. A. de Jong, gz-psycholoog en op grond van de aanvullende informatie, d.d. 03 juni 2013, van dr. Van Os. De deskundigen geven aan dat er bij verdachte een ziekelijke stoornis der geestvermogens te weten een autisme spectrum stoornis (PDD-NOS) en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van antisociale trekken in de persoonlijkheid zijn geconstateerd. Zij concluderen dat er bij verdachte mogelijk in de toekomst schizofrenie kan worden ontwikkeld. Zij geven aan dat het wenselijk is dat verdachte hulp/begeleiding wordt geboden, maar adviseren niet dat dit in het kader van een terbeschikkingstelling dient te geschieden. De rechtbank overweegt hierbij dat indien in de toekomst mocht blijken dat verdachte hulp moet worden geboden, dit ook in het kader van de detentiefasering kan gebeuren.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
Nu met betrekking tot de na te vermelden in beslag genomen voorwerpen geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt, zal de rechtbank de bewaring van die voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 27 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
- een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de navolgende in beslag genomen voorwerpen:
- een fiets;
- een fietssleutel;
- een rol tape.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter, en
mr. O.J. Bosker en mr. H. de Wit, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier, en
uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 14 juni 2013.
1 op pagina 92ev en 98ev van de processen-verbaal van bevindingen/fase 1 van het proces-verbaal van politie Drenthe, nr. 03 TGO 09004 (het pv)
2 bijlage H bij het pv
3 FTO-001/ dossier fase II van het pv
4 FTO-003/ dossier fase II van het pv
5 FTO-005/ dossier fase II van het pv
6 nummer 2009019324-AH-431-02/ Fase II van het pv
7 op pagina 98/ dossier fase II van het pv
??
Parketnummer: 19/810473-12
Uitspraak d.d.: 14 juni 2013 8