ECLI:NL:RBNNE:2013:CA1656
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling van een bestuurster voor roekeloos rijgedrag met dodelijke afloop
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 31 mei 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vrouw die als bestuurster van een Audi A3 sportback betrokken was bij een verkeersongeval op 25 februari 2012 nabij Wouterswoude. De rechtbank heeft de vrouw veroordeeld voor overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij zij een voorwaardelijke geldboete van € 1.000,00 heeft opgelegd. De rechtbank sprak de vrouw vrij van de primair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet, omdat niet kon worden bewezen dat zij schuld had in de zin van deze bepaling. De rechtbank oordeelde dat de vrouw niet opzettelijk de voetgangers had genegeerd, maar dat zij hen simpelweg niet had gezien, ondanks dat zij op een afstand van 45 meter zichtbaar hadden moeten zijn.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de verdachte reed op een donkere, onverlichte weg en had de voetgangers, die in donkere kleding waren gekleed, niet opgemerkt. De rechtbank concludeerde dat de enkele omstandigheid dat de verdachte de voetgangers niet had gezien, onvoldoende was om te spreken van aanmerkelijke onvoorzichtigheid of onoplettendheid. De rechtbank benadrukte dat de exacte toedracht van het ongeval niet volledig kon worden vastgesteld, maar dat de verdachte wel gevaar op de weg had veroorzaakt door onvoldoende afstand te bewaren en niet voldoende rekening te houden met de voetgangers.
De officier van justitie had vrijspraak van het primair ten laste gelegde gevorderd, maar veroordeling voor het subsidiair ten laste gelegde. De rechtbank volgde deze conclusie en oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het veroorzaken van gevaar op de weg, wat resulteerde in de aanrijding met de voetgangers, waarbij één voetganger om het leven kwam en de ander zwaar gewond raakte. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd en de gevolgen voor de verdachte en de slachtoffers. De opgelegde straf was een voorwaardelijke geldboete, met een proeftijd van twee jaar, waarbij de verdachte zich niet schuldig mocht maken aan een nieuw strafbaar feit.