ECLI:NL:RBNNE:2013:CA1275

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
17/925061-11 VEV
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging tot mensenhandel door enkel plaatsen van advertenties zonder contact met specifieke vrouwen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 21 mei 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot mensenhandel. De tenlastelegging omvatte twee hoofdpunten: het plaatsen van advertenties voor escortwerk in Duitsland en het aanwerven van een specifieke vrouw voor prostitutie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 februari 2011 tot en met 7 april 2011 advertenties heeft geplaatst op websites, maar dat er geen contact is geweest met specifieke vrouwen. Dit werd door de rechtbank als onvoldoende bewijs beschouwd voor een begin van uitvoering van mensenhandel, zoals omschreven in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank oordeelde dat voor een strafbare poging vereist is dat er een gedraging is die kan worden aangemerkt als een begin van uitvoering van het voorgenomen feit. In dit geval was er enkel sprake van het plaatsen van advertenties zonder verdere actie.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het eerste ten laste gelegde feit, maar het tweede feit, het aanwerven van een vrouw, werd wel bewezen verklaard. De verdachte had de vrouw gevraagd om voor zijn escortbedrijf in Duitsland te werken en haar vervolgens naar Duitsland gebracht. De rechtbank oordeelde dat dit feit wel strafbaar was, maar dat er geen dwang of uitbuiting was aangetoond. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, die sindsdien positieve veranderingen had doorgemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/925061-11
verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 mei 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 7 mei 2013.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2011 tot en met 7 april 2011
te Noardburgum, (althans) in de gemeente Tytsjerksteradiel, in elk geval in
Nederland en/of te Bad Zwischenahn, in elk geval in Duitsland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van hun/verdachtes voornemen om vrouwen in Nederland en/of in
(een) ander(e) land(en) buiten Duitsland aan te werven, met het oogmerk die
vrouwen in Duitsland ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het
verrichten van één of meer seksuele handeling(en) met of voor een derde tegen
betaling, in vereniging met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
een advertentie op de site Speurders.nl heeft geplaatst of laten plaatsen,
waarin dames werden gevraagd voor escortwerk in Duitsland
en/of een advertentie op de site Giga.job.com heeft geplaatst of laten plaatsen,
waarin vrouwen, ook buitenlandse, werden gevraagd voor escort service,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2011 tot en met 31 maart 2011, in
elk geval in het jaar 2011, te Rottevalle, (althans) in de gemeente Smallingerland, en/of te Noardburgum,(althans) in de gemeente Tytsjerksteradiel, in elk geval in Nederland en/of in Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft aangeworven en/of medegenomen, met het oogmerk die [slachtoffer] (in Bad Zwischenahn) in Duitsland ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van één of meer seksuele handeling(en) met of voor een derde tegen betaling, immers heeft verdachte in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, die [slachtoffer] gevraagd of zij voor zijn/hun escortbedrijf in Duitsland wilde werken en/of (vervolgens) in vereniging met zijn mededader(s) die [slachtoffer] in een auto naar (Bad Zwischenahn in) Duitsland gebracht, alwaar zij zich een tijd beschikbaar heeft gesteld/is geweest voor dat escortbedrijf.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1. en 2. ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Beoordeling van het bewijs
Feit 1.
Onder 1. is ten laste gelegd poging tot -kort gezegd- het aanwerven van vrouwen voor prostitutie in het buitenland. De in de tenlastelegging omschreven handeling bestaat uitsluitend uit het plaatsen van advertenties. Deze handeling is bewijsbaar. Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat er meer handelingen zijn geweest dan dit plaatsen van advertenties. Niemand heeft gereageerd op de advertenties en er is geen contact opgenomen met specifieke vrouwen.
Voor een strafbare poging is vereist dat de verrichte handeling kan worden aangemerkt als een begin van uitvoering van het voorgenomen feit. Binnen de rechtspraak heeft zich hiervoor de eis ontwikkeld dat er sprake moet zijn van een gedraging die naar haar uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf. Of hiervan sprake is, zal van delict tot delict moeten worden bekeken, waarbij ieder misdrijf zijn eigen beginhandelingen kent. Daarbij kan van belang zijn of een aanvang is gemaakt met de uitvoering of realisering van een delictsbestanddeel. In het arrest van de Hoge Raad van 2 oktober 2001 (LJN: AB2806) speelt een soortgelijke situatie als in de onderhavige zaak, met dien verstande dat in die zaak, naast het plaatsen van advertenties, ook daadwerkelijk contact is geweest met een groot aantal buitenlandse vrouwen en dat een vrouw naar Nederland is gekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank ligt bij het delict mensenhandel -in de vorm van het hier ten laste gelegde artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht- het onderscheid tussen een voorbereidingshandeling en een uitvoeringshandeling bij het hebben van contact met -in dit geval- een of meer specifieke vrouwen die mogelijk in de prostitutie zouden willen werken. Van dit laatste is geen sprake geweest in de onderhavige zaak en de rechtbank is daarmee van oordeel dat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 2. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
2.
hij in de periode van 1 maart 2011 tot en met 31 maart 2011, in Nederland en in
Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, [slachtoffer] heeft aangeworven en medegenomen, met het oogmerk die [slachtoffer] in Bad Zwischenahn in Duitsland ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van één of meer seksuele handeling(en) met of voor een derde tegen betaling, immers heeft verdachte in vereniging met zijn mededader(s) die [slachtoffer] gevraagd of zij voor hun escortbedrijf in Duitsland wilde werken en vervolgens in vereniging met zijn mededader(s) die [slachtoffer] in een auto naar Bad Zwischenahn in Duitsland gebracht, alwaar zij zich een tijd beschikbaar heeft gesteld voor dat escortbedrijf.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
2. Mensenhandel, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie;
- de vordering van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel. Hij heeft een vrouw uitgenodigd om in Duitsland te komen werken voor het escortbedrijf dat verdachte en zijn broer daar exploiteerden. Verdachte heeft de vrouw vervolgens door een andere medeverdachte van Nederland naar Duitsland laten vervoeren, terwijl hij wist dat zij in de prostitutie zou gaan werken. Mensenhandel is een ernstig feit, een moderne vorm van slavernij, die krachtig bestreden dient te worden. In beginsel wordt voor dit feit dan ook onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. In dit geval weegt echter ook mee dat deze vrouw in Duitsland in de prostitutie wenste te werken. Het feit is desondanks strafbaar; de strafbepaling beoogt immers te voorkomen dat uitgebuite personen worden vervoerd naar een ander land, waar zij door hun kennisachterstand nog kwetsbaarder zijn. Bij de straftoemeting dient er echter wel rekening mee te worden gehouden dat geenszins is gebleken dat het vervoer naar Duitsland gepaard ging met dwang, bedrog, uitbuiting of een verslechtering van de positie van het slachtoffer. Het gaat om de minst zware vorm van mensenhandel. De rechtbank acht voor de strafmaat voorts van belang dat op grond van de stukken en de zitting aannemelijk is geworden dat verdachte zich niet heeft gerealiseerd dat hij een strafbaar feit pleegde. Hij heeft geen eerdere feiten gepleegd op dit terrein. Dat het feit dateert van begin 2011, speelt bij de straftoemeting ook een matigende rol. Verdachte lijkt sinds het plegen van het feit de opgaande lijn te hebben gekozen: hij is van de drank af en hij heeft inmiddels een woning en een uitkering geregeld.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat volstaan kan worden met een taakstraf van 120 uren. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van twee maanden om herhaling te ontmoedigen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 273f (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 120 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Post, voorzitter, mr. Y. Huizing en mr. H.H.J. Harmeijer, rechters, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 mei 2013.
Mrs. Huizing en Harmeijer zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g. Post VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT Komrij de griffier van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden,