ECLI:NL:RBNNE:2013:CA0032

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
18.930032-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal en uitgeven van vals geld met ernstige inbreuk op vertrouwen in betalingsverkeer

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 7 mei 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal en het uitgeven van vals geld. De verdachte heeft op 4 januari 2013 in Assen drie flessen sterke drank weggenomen uit de slijterij van een supermarkt. Daarnaast heeft hij op 30 december 2012 in dezelfde gemeente een vals bankbiljet van 100 euro uitgegeven bij een fietsenwinkel. De rechtbank heeft vastgesteld dat het uitgeven van vals geld grote schade toebrengt aan het vertrouwen in het monetaire verkeer en dat dit de latere onwetende ontvanger ernstig dupeert. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden in aanmerking genomen en oordeelt dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 193 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Tevens zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en klinische opname. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen zijn. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 310 en 213 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18.930032-13
vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 7 mei 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats],
thans verblijvende in [detentieadres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 23 april 2013.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C. Eenhoorn, advocaat te Groningen.
De tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 4 januari 2013 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit slijterijgedeelte van [supermarkt]) heeft weggenomen 3, althans een aantal, flessen (sterke) drank, elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [supermarkt], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 30 december 2012 te Assen in elk geval in Nederland, opzettelijk (een) als echt(e) en onvervalst(e) bankbiljet(ten) heeft uitgegeven (een) bankbiljet(ten) van 100 euro, dat/die verdachte zelf heeft nagemaakt en/of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing verdachte, toen hij dat/die bankbiljet(ten) ontving, bekend was;
art 209 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 30 december 2012 in de gemeente Assen, opzettelijk (een) vals(e) of vervalst(e) bankbiljet(ten) van 100 euro heeft uitgegeven;
art 213 Wetboek van Strafrecht
3.
(gevoegd parketnr. 18-670369-12) hij op of omstreeks 09 juli 2012 te Groningen
op/aan de openbare weg [] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee (met inhoud) en/of een mobiele telefoon (merk/type Samsung Galaxy SIII) en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- aan die [aangever 3] een lift heeft/hebben gevraagd naar (parkeerplaats)
aan/nabij [], en/of (aldaar) de bestuurdersdeur van de
brommobiel/voertuig van die [aangever 3] heeft geopend en/of (vervolgens)
die [aangever 3] naar buiten heeft getrokken, waardoor die [aangever 3] op
de grond is gevallen, en/of
- (vervolgens) die [aangever 3] heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of
getrapt en/of geschopt, en/of
- (aldus) een voor die [aangever 3] bedreigende situatie heeft/hebben geschapen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. B. Looijestijn acht hetgeen onder 1 en onder 2 primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 193 dagen waarvan 100 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van voorarrest en onder de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht zoals beschreven in het reclasseringsadvies. Met betrekking tot feit 3 heeft de officier van justitie vrijspraak gevraagd.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak
De verdachte dient van het onder 2 primair en onder 3 tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Bewijsmotivering
De rechtbank baseert haar beslissing dat verdachte het onder 1 en onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die hierna in samenvattende vorm worden weergegeven en die voorkomen in de in de voetnoten weergegeven gebezigde bewijsmiddelen.
Feit 1
- een proces-verbaal van aangifte d.d. 4 januari 2013, inhoudende -zakelijk weergegeven- weergegeven de verklaring van [aangever 1]:
Ik ben werkzaam als assistent-bedrijfsleider van [supermarkt] te Assen. Vandaag, vrijdag 04 januari 2013, was ik werkzaam in voornoemde winkel. Omstreeks 11.34 uur zag ik een man binnen komen lopen met een lege blauwe Ikea tas. Ik zag dat hij op dat moment de slijterij binnen liep. Omstreeks 11.35 uur zag ik dat deze man de slijterij uit kwam lopen, met een gevulde tas. Hij hield deze tas vast in zijn hand en ondersteunde deze aan de onderkant met zijn andere hand. Ik zag dat hij de winkel verliet
met de gevulde tas. Ik ging achter de man aan, maar zag dat hij op zijn fiets er van
door ging. Later bleek mij op de aanwezige beveiligingsbeelden dat voornoemde man meerdere flessen drank heeft weggenomen zonder deze te betalen.
Het betreft de volgende weggenomen goederen:
2 flessen Remy Martin (Cognac)
1 fles Glenfiddisch (Whisky)
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 januari 2013, inhoudende -zakelijk weergegeven- het relaas van [verbalisant KB]:
Op 4 januari 2013 omstreeks 11:45 uur, heb ik een onderzoek ingesteld waarbij het volgende is bevonden. Ik verbalisant [KB], aspirant van Politie Nederland, ben samen met collega [VE], op verzoek van de meldkamer Noord Nederland, gegaan naar [supermarkt] te Assen. Daar zou een winkeldiefstal hebben plaats gevonden. De leidinggevende van [supermarkt] gaf aan dat ze beelden wilde tonen. Op de beelden zagen wij dat een negroïde man [supermarkt] binnen kwam lopen. Deze man werd aangewezen als zijnde de verdachte van de diefstal. Ik, verbalisant [KB], herkende deze man ambtshalve. Het betreft [naam en geboortedatum verdachte]. Ik ken [verdachte] van een eerdere aanhouding.
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat hij op 4 januari 2013 bij [supermarkt] drie flessen sterke drank heeft weggenomen.
Feit 2 subsidiair
- een proces-verbaal van aangifte d.d. 3 januari 2013, inhoudende -zakelijk weergegeven- weergegeven de verklaring van [aangever 2]:
Op 30 december 2012, omstreeks 18:05 uur, kwam er een man [fietsenwinkel] binnen. Op dat moment waren er twee medewerkers in de winkel aanwezig. De man die binnen was gekomen kocht een fietsslot ter waarde van Euro 27,95. Dit was een vast slot van het merk Trelock. De man wilde betalen met een Eurobiljet van 100 (honderd) euro. Toen mijn medewerker de man vertelde dit biljet niet te kunnen wisselen kocht de man er een tweede slot ter waarde van Euro 26,95 bij. Dit was een insteekslot van het merk AXA. Nu kon mijn medewerker wel wisselen. De man overhandigde het biljet van Euro 100,-- dubbelgevouwen aan mijn medewerker waarna mijn medeweker het ontvangen biljet in de kassa stopte en Euro 45,10 aan wisselgeld aan de man gaf. Toen hij deze transactie met zijn collega besprak kregen zij argwaan. Toen zij het biljet weer uit de kassa haalden en het biljet nog een keer bekeken zagen zij dat het vals was. Zij zagen dit omdat de zilveren, streep die van boven naar beneden, over het biljet hoort te lopen ontbrak.
Later dezelfde avond, omstreeks 21:05 uur, kwam dezelfde man weer terug in de winkel. Hij had beide sloten bij zich en vertelde deze te willen retourneren. Hierop ontstak mijn medewerker in woede. Hij heeft gezegd: eerst betalen met vals geld en dan weer terugkomen? Hoe durf je! Of woorden van gelijke strekking. Hierop had de man gezegd dat hij niet wist dat hij betaald had met vals geld en was weer weggegaan.
De man, die met het valse biljet van honderd euro betaald heeft, is door een (1) van mijn medewerkers herkend. Hij vertelde mij dat die man [naam verdachte] heet. Hij kent die man omdat zij lid waren van dezelfde sportschool en elkaar daar wel tegenkwamen.
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 februari 2013, inhoudende -zakelijk weergegeven- het relaas van [verbalisant JDM]:
Op donderdag 3 januari 2012, zag ik de printafdruk van de beveiligingscamera's van [fietsenwinkel] alwaar op 30 december 2012, omstreeks 18.08 uur, een vals biljet van 100 euro is ingeleverd. De verdachte herken ik ambtshalve als zijnde [naam verdachte]. Ik herken de verdachte omdat ik hem eerder heb aangehouden.
- een proces-verbaal Forensisch technisch onderzoek vals bankbiljet , d.d. 4 januari 2013, inhoudende -zakelijk weergegeven- het relaas van [verbalisant LS]:
Aantal bankbiljetten : 1
Landaanduiding : Nederland
Valuta coupure : 100 Euro
Serienummer : X00232552487
Modeljaar : 2002
Bij het door mij ingestelde onderzoek aan het bankbiljet, zag ik dat, onder andere, de navolgende echtheidskenmerken ontbraken:
- Het origineel watermerk ontbreekt in het papier.
- De originele veiligheidsdraad ontbreekt in het papier.
- De originele holografische beveiliging ontbreekt in het papier.
- de verklaring van de verdachte ter terechtzitting, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat het klopt dat hij op 30 december 2012 met een vals bankbiljet van 100 euro heeft betaald bij [fietsenwinkel]. Hij had het bankbiljet gekregen van een vage bekende waar hij in die periode mee optrok. Deze vage bekende, “Jos” genaamd, heeft hem gevraagd om met het bankbiljet een fietsslot te kopen. Toen verdachte bij [fietsenwinkel] was en een fietsslot wilde afrekenen met het 100 euro biljet, bleek de medewerker niet voldoende wisselgeld te hebben. Toen heeft verdachte er nog een slot bijgekocht. Verdachte is teruggegaan naar “Jos” en heeft hem de fietssloten en het wisselgeld gegeven. “Jos” gaf hem toen een deel van het wisselgeld weer terug en zei dat het biljet van 100 euro vals was. Omdat verdachte daar geen goed gevoel bij had is hij met de sloten en een deel van het wisselgeld teruggegaan naar de winkel om dit terug te geven en om te vertellen dat hij eerder betaald had met vals geld. Echter toen hij de winkel binnenkwam waren de medewerkers zo boos dat hij aan een gesprek niet meer is toegekomen. Hij heeft de winkel weer verlaten en de fietssloten en het wisselgeld weer meegenomen.
Bewijsoverweging met betrekking tot feit 2 subsidiair
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 30 december 2012 met een vals biljet van 100 euro heeft betaald. De verklaring van verdachte dat hij op dat moment niet wist dat dit biljet van 100 euro vals was acht de rechtbank, gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, niet geloofwaardig.
Hetgeen de rechtbank bewezen acht
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 en onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 4 januari 2013 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (uit het slijterijgedeelte van [supermarkt]) heeft weggenomen 3 flessen (sterke) drank, toebehorende aan [supermarkt].
2. subsidiair
hij op 30 december 2012 in de gemeente Assen, opzettelijk een vals bankbiljet van 100 euro heeft uitgegeven.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het bewezen geachte levert op:
onder 1:
diefstal, strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2 subsidiair:
opzettelijk valse bankbiljetten uitgeven, strafbaar gesteld bij artikel 213 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsman van de verdachte, de oriëntatiepunten voor de straftoemeting, de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 27 maart 2013, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van misdrijven is veroordeeld, alsmede het over verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies van Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) d.d. 22 april 2013.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal en aan het uitgeven van vals geld.
Het uitgeven van vals geld brengt in zijn algemeenheid vertrouwen in papiergeld en het monetaire verkeer grote schade toe en dupeert de latere onwetende bonafide ontvanger in ernstige mate. Verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat ondernemers en (andere) consumenten in het betalingsverkeer hebben en mogen hebben.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de officier van justitie gevorderd, passend en geboden is. De rechtbank acht het voorts, gelet op de inhoud van voornoemd reclasseringsadvies en hetgeen verdachte daaromtrent heeft aangegeven, aangewezen om aan het voorwaardelijk op te leggen strafdeel de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht en klinische opname te verbinden zoals omschreven in dit advies.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 310, 213 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair en onder 3 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 en onder 2 subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven zijn vermeld, en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 193 dagen waarvan een gedeelte groot 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd de hierna te vermelden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d lid 2 van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich binnen twee werkdagen na invrijheidstelling meldt bij Verslavingszorg Noord Nederland (VNN Assen, Overcingellaan 19, 9401 LA Assen, telefoonnummer 0592-306655). Hierna moet hij zich gedurende bepaalde perioden blijven melden zo frequent de reclassering dat nodig acht;
- zich op basis van de door Stichting Terwille afgegeven indicatiestelling zal laten opnemen en laten behandelen in de GGZ De Hoop of een soortgelijke instelling, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling zullen worden gegeven voor de maximale duur van twaalf maanden;
- zich zal onthouden van drugs en alcoholgebruik en zal meewerken aan controles hierop, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht
De rechtbank geeft opdracht aan de reclassering (VNN) toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, ingevolge artikel 14d lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht voor de bewezen verklaarde feiten, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 7 mei 2013.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter en mrs. H.T. van Voorst en J.J. Schoemaker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 7 mei 2013.