ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ9695

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 februari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
18/670339-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 1 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, een 30-jarige man, werd ervan beschuldigd in de periode van 1 juli 2011 tot 7 oktober 2011 seksuele handelingen te hebben gepleegd met een 14-jarig meisje, dat destijds de leeftijd van twaalf maar nog niet zestien jaar had bereikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer.

De rechtbank heeft de tenlastelegging als wettig en overtuigend bewezen verklaard, met uitzondering van enkele andere beschuldigingen die niet bewezen konden worden. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 50 dagen indien hij deze straf niet naar behoren zou verrichten. Daarnaast werd een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand opgelegd, die niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de verdachte zich binnen de proeftijd van twee jaar opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen dwang van de zijde van de verdachte was en dat hij niet eerder met politie of justitie in aanraking was gekomen. Desondanks heeft de rechtbank benadrukt dat de bescherming van minderjarigen voorop staat en dat de verdachte met zijn handelen inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er enige zorg is over de verdachte, aangezien hij zich lijkt te onttrekken aan afspraken met hulpverleners.

Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/670339-12
verstek
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 februari 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
18 januari 2013.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 tot 7 oktober 2011 in [pleegplaats]
althans in Nederland met een meisje, genaamd [naam slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer], die toen de leeftijd van twaalf jaar maar nog niet de leeftijd van
zestien jaar had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het
slachtoffer, hebbende verdachte [naam slachtoffer]:
- getongzoend
- gevingerd
en hebbende verdachte zich door [naam slachtoffer]
- laten pijpen
- laten aftrekken.
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 14 december 2011, opgenomen vanaf pagina 30 van dossier nummer PL01PL 2011100776 d.d. 5 juli 2012, inhoudende de verklaring van [naam slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer], zakelijk weergegeven:
Ik woon in [woonplaats slachtoffer]. Ik ben 14 jaar. Met [verdachte] is het gebeurd in 2011. Het is denk ik drie of vier maanden geleden. Bij mijn huis buiten begon hij met mij te tongzoenen. Daarna gingen we naar binnen en dan doet hij in de gang nog een keer wat hij buiten ook deed. De eerste maandag na dat contact bij mij thuis heb ik hem opgebeld en gevraagd of hij mij op kwam halen. We liepen naar zijn auto en we hebben nog 1 of 2 uur in de auto gezeten. Toen heeft hij mij gevingerd en heb ik hem afgetrokken. Ik heb hem toen ook gepijpt.
Een proces-verbaal d.d. 3 juli 2012, opgenomen vanaf pagina 16 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
[…] Ik heb tegen [naam slachtoffer] gezegd dat ik 22 was. De eerste keer bij [naam slachtoffer] thuis heb ik achter het huis met haar getongzoend. De tweede keer was dezelfde week nog en toen stonden we op een gegeven moment in de keuken en hebben we daar getongzoend. Een keer daarna heeft [naam slachtoffer] mij gepijpt in mijn auto [pleegplaats]. Toen we in de auto zaten, gingen we vrij snel tongzoenen. Daarna nam ze mijn penis in haar hand. Ze begon aan mijn penis te trekken en daarna begon ze me te pijpen. Ik was op dat moment ook bezig om haar broek los te krijgen. Die had ik naar beneden gedaan, daarna haar string. Toen ben ik begonnen met haar te vingeren. Ik wist haar echte leeftijd op dat moment wel.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode van 1 juli 2011 tot 7 oktober 2011 in [pleegplaats], met een meisje, genaamd [naam slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer], die toen de leeftijd van twaalf jaar maar nog niet de leeftijd van zestien jaar had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, hebbende verdachte [naam slachtoffer]:
- getongzoend
- gevingerd
en hebbende verdachte zich door [naam slachtoffer]
- laten pijpen
- laten aftrekken.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis, alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van twee jaren.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het aangaande zijn persoon opgemaakte reclasseringsrapport, alsmede de vordering van de officier van justitie en het uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, als 30-jarige man, schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam, met een 14-jarig meisje. De wetgever heeft het plegen van seksuele handelingen met minderjarigen onder de 16 jaar strafbaar gesteld om hen daartegen te beschermen. Verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Daarom is naar het oordeel van de rechtbank een straf op zijn plaats. De rechtbank neemt bij de bepaling van de strafsoort en strafmaat in aanmerking dat er in dit geval geen sprake is geweest van dwang van de zijde van verdachte. Ook neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte nog niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Ten slotte overweegt de rechtbank dat uit het dossier enige zorg spreekt met betrekking tot verdachte, zo lijkt hij zich aan afspraken met hulpverleners te onttrekken.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf van na te noemen duur in dit geval een passende straf is, in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf om verdachte ervan te doordringen dat zijn handelwijze niet acceptabel is en hij zich in de toekomst hiervan dient te onthouden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
- een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 100 uren, met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland.
- een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. F. de Jong, voorzitter, L.H.A.M. Voncken en
G. Eelsing, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Baren als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 februari 2013.