ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ9671

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 februari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
18/670221-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 11 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte werd ervan beschuldigd op 4 augustus 2011 in [plaats.delict] met [naam.slachtoffer], een dertienjarige jongen, ontuchtige handelingen te hebben gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die een goede vriend was van de vader van het slachtoffer, de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ernstig heeft aangetast door hem tegen zijn wil te pijpen en onzedelijk te betasten. De rechtbank heeft de verklaringen van zowel de verdachte als het slachtoffer in overweging genomen, evenals de omstandigheden waaronder het feit heeft plaatsgevonden. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij onder invloed van alcohol verkeerde en in een soort trance was geraakt. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van zes maanden voorwaardelijk geëist, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht. De verdediging pleitte voor een geheel voorwaardelijke straf, waarbij rekening werd gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn eerdere onbestraffelijkheid en de hulp die hij inmiddels had gezocht. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met de bijzondere voorwaarde dat hij zich moet melden bij de reclassering. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig zijn en dat de verdachte strafbaar is. Het vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 18/670221-12
op tegenspraak
raadsman: mr. P.Th. van Jaarsveld
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken
d.d. 11 februari 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[naam.verdachte],
geboren te [geboorteplaats.verdachte] op [geboortedatum.verdachte],
wonende te [adres.verdachte].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
28 januari 2013.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 04 augustus 2011 te [plaats.delict], met [naam.slachtoffer] ([geboortedatum.slachtoffer]), die toen de leeftijd van zestien jaren
nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft
gepleegd, bestaande uit
- het pijpen van en/of het in de mond nemen van en/of het likken aan de penis
van die [naam.slachtoffer] en/of
- het trekken aan en/of betasten van de penis van die [naam.slachtoffer].
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 21 september 2011, opgenomen op pagina 44 e.v. van dossier nummer PL01VG 2011078124 d.d. 23 april 2012, inhoudende de verklaring van [naam.slachtoffer], zakelijk weergegeven:
Ik ben geboren op [geboortedatum.slachtoffer]. Ik was op 4 augustus 2011 in [naam.hotel] in [plaats.delict]. Ik was daar samen met [naam.verdachte]. Op een gegeven moment werd ik wakker en toen lag hij aan me te pijpen. Ik zag en voelde dat [naam.verdachte] aan mijn piemel zat te zuigen. Het duurde ongeveer 2 tot 3 seconden.
Een proces-verbaal d.d. 12 april 2012, opgenomen op pagina 77 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Met mijn mond heb ik een paar seconden de piemel van [naam.slachtoffer] wat vochtig gemaakt. Daarna heb ik dat geslachtsdeel in de hand gepakt en ben gaan rukken. Vorig jaar in 2011 hebben wij deze reis naar [land.delict] gemaakt. Volgens mij zijn wij in juli vertrokken. In de nacht van 4 op 5 augustus 2011 gebeurde dit met [naam.slachtoffer].
De verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Mijn hoofd was bij het geslachtsdeel van [naam.slachtoffer]. Zijn penis was volgens mij toen in mijn mond. Ik heb denk ik wel gelikt aan zijn piemel.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 4 augustus 2011 te [plaats.delict] met [naam.slachtoffer] ([geboortedatum.slachtoffer]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft
gepleegd, bestaande uit
- het pijpen van en het in de mond nemen van en het likken aan de penis van die [naam.slachtoffer] en
- het trekken aan en betasten van de penis van die [naam.slachtoffer].
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verzoek aanhouding
Ter terechtzitting heeft de raadsman in zijn pleidooi (wederom) de rechtbank primair verzocht om de zaak aan te houden om nader onderzoek te laten verrichten naar de persoon van de verdachte door (een) gedragsdeskundige(n). Deze gedragsdeskundige(n) moet(en) onderzoeken in welke mate het ten laste gelegde aan verdachte kan worden toegerekend. Hiertoe zou op zijn minst een psychiater moeten worden benoemd. De raadsman heeft ter onderbouwing van zijn verzoek aangevoerd dat verdachte ten tijde van het strafbare feit dwaalde ten aanzien van de identiteit van het slachtoffer. Verdachte dacht namelijk dat hij van doen had met de vader van het slachtoffer. Blijkbaar is er iets mis met de beleving van verdachte. Daar komt bij dat er iets niet goed is met verdachte op het gebied van grenzen. Verdachte heeft in zijn jeugd veel meegemaakt, is vroeg in de prostitutie geraakt en heeft een extreem leven gehad. De verdediging wil achterhalen waarom verdachte het strafbare feit heeft gepleegd.
De officier van justitie heeft zich verzet tegen aanhouding van de zaak, gelet op het uitgebreide reclasseringsrapport dat zich in het dossier bevindt. Dit rapport biedt geen aanknopingspunten voor nader onderzoek naar de persoon van de verdachte.
Ten aanzien van het aanhoudingsverzoek overweegt de rechtbank als volgt. De raadsman heeft verzocht om deskundigenonderzoek ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Aan dat verzoek heeft de raadsman de beweerdelijke dwaling van verdachte ten aanzien van de identiteit van het slachtoffer ten grondslag gelegd. De rechtbank is van oordeel dat het dossier noch het onderzoek ter terechtzitting voor het aannemen van deze omstandigheid voldoende aanknopingspunten biedt. Daar komt nog bij dat verdachte heeft verklaard dat hij voorafgaande aan het strafbare feit overmatig veel alcohol had genuttigd en daardoor naar eigen zeggen in een soort ‘trance’ is geraakt, zoals hij wel vaker had meegemaakt na het nuttigen van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol. Ook die omstandigheid noopt naar het oordeel van de rechtbank niet tot een onderzoek zoals door de raadsman verzocht.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank het verzoek van de raadsman niet honoreren.
Dat de verdediging door middel van een onderzoek naar de persoon van de verdachte daarnaast wil achterhalen waarom verdachte is gekomen tot het strafbare feit, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf moet de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringstoezicht worden verbonden. Bij het bepalen van de eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst het feit. Verdachte heeft de lichamelijke integriteit van een 13-jarige jongen geschonden, terwijl deze jongen sliep en dus in onmacht verkeerde. Het slachtoffer is enorm geschrokken. Na het strafbare feit is het slachtoffer ’s nachts op een station terecht gekomen in een land waar hij de taal niet machtig was. Daarna is hij zelfs naar een [naam.plaatsbeschrijving] gebracht.
Aan de andere kant heeft de officier van justitie bij het bepalen van de eis rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Ook verdachte moet leven met de gevolgen van het strafbare feit. Zo is verdachte de vriendschap met het hele gezin van het slachtoffer kwijt, leeft hij in eenzaamheid en heeft hij geen zin meer in het leven. Daar komt bij dat verdachte na het plegen van het strafbare feit zelf hulp heeft gezocht. Voorts is verdachte niet eerder voor strafbare feiten veroordeeld. Ten slotte heeft de officier van justitie rekening gehouden met het over de verdachte opgemaakte reclasseringsrapport. Een behandelverplichting acht de officier van justitie niet noodzakelijk, nu is gebleken dat verdachte al hulp heeft gezocht bij de AFPN en hij gemotiveerd en meewerkend is.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft (subsidiair) gepleit voor het opleggen van een geheel voorwaardelijke straf. Verdachte schaamt zich voor het feit dat hij seksuele handelingen bij een minderjarige heeft verricht. Hij beseft het laakbare van zijn gedrag. Verdachte heeft inmiddels vrijwillig hulp gezocht. Hij is niet eerder veroordeeld voor seksuele delicten. Daar komt bij dat de gezondheid van verdachte zeer te wensen overlaat. Onder die omstandigheden is een voorwaardelijke straf passend.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de aangaande zijn persoon opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft het slachtoffer, een dertienjarige jongen, tegen zijn wil gepijpt en onzedelijk betast op een hotelkamer. Het slachtoffer en verdachte waren op dat moment samen op vakantie in [land.delict]. Verdachte was een goede vriend van de vader en andere gezinsleden van het slachtoffer. Door zijn handelen heeft verdachte het vertrouwen van het slachtoffer en diens vader op grove wijze beschaamd. Daarnaast heeft verdachte met zijn handelen de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ernstig aangetast.
Na het strafbare feit is het slachtoffer alleen uit het hotel vertrokken. Hij heeft een taxi geregeld die hem naar een station heeft gebracht. Op dat station heeft het slachtoffer zijn vader in Nederland gebeld. Het slachtoffer is uiteindelijk meegenomen door de politie en ondergebracht in een kindertehuis. Dit alles vond plaats in [land.delict], een land waarvan het dertienjarige slachtoffer de taal niet machtig is. Aangenomen moet worden dat deze omstandigheden het slachtoffer een groot gevoel van onveiligheid hebben gegeven. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Aan de andere kant heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit de over hem opgemaakte reclasseringsrapportage en ook ter terechtzitting is gebleken dat verdachte zelf erg lijdt onder hetgeen hij heeft aangericht. Zijn handelen heeft grote consequenties gehad voor zijn privéleven. Zo is verdachte het contact met het gezin van het slachtoffer verloren. Verder blijkt uit het hem betreffende uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Gelet op deze omstandigheden en gelet op het feit dat de reclassering een werkstraf niet geïndiceerd acht, zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur opleggen. Nu verdachte tussen het strafbare feit en de terechtzitting zelf stappen heeft genomen om zich te laten behandelen bij de AFPN, acht de rechtbank een behandelverplichting niet geïndiceerd. Dit alles brengt de rechtbank ertoe verdachte een straf op te leggen zoals hierna is vermeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat:
- de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- de veroordeelde geen medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- veroordeelde moet zich op uitnodiging van de reclassering melden bij reclassering Nederland aan de [adres] te Groningen. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. J.V. Nolta, voorzitter, L.H.A.M. Voncken en
M.B. de Wit, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.E. van Rhijn, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 februari 2013.
Mr. De Wit is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.