RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
parketnummer 18/650609-12
datum uitspraak: 1 februari 2013
raadsman: mr. M.C. van Linde
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 januari 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[naam.verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats.verdachte] op [geboortedatum.verdachte],
wonende aan [adres.verdachte].
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 september 2011, te [plaatsnaam],
één of meermalen door giften of beloften van geld of goed of misbruik van uit
feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding,
te weten door EURO 10 te geven en/of te beloven,
een persoon, [naam.slachtoffer], geboren op [geboortedatum.slachtoffer],
waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd
van achttien jaren nog niet had bereikt,
opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen,
te weten het zichzelf aftrekken door die [naam.slachtoffer] in het bijzijn van
verdachte, in de slaapkamer van verdachte;
2.
hij op of omstreeks 24 september 2011, te [plaatsnaam],
een persoon, [naam.slachtoffer], geboren op [geboortedatum.slachtoffer],
waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze
de leeftijd van 16 jaren nog niet had bereikt,
met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele
handelingen,
te weten het zichzelf aftrekken door verdachte;
3.
hij op of omstreeks 24 september 2011, te [plaatsnaam],
een afbeelding, een voorwerp of een gegevensdrager, bevattende een afbeelding
waarvan de vertoning schadelijk was te achten voor personen beneden de
leeftijd van zestien jaar,
heeft verstrekt, aangeboden of vertoont aan een minderjarige,
[naam.slachtoffer], geboren op [geboortedatum.slachtoffer],
van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, dat deze jonger was dan
zestien jaar,
immers heeft verdachte toen aldaar aan die [naam.slachtoffer] een pornofilm, op de
laptop van verdachte, getoond;
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
Daartoe heeft hij het volgende aangevoerd. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde is er wettig bewijs dat verdachte wist dat [naam.slachtoffer] onder de 18 jaar was. Tevens is er wettig bewijs dat hij hem €10,-- (beltegoed) in het vooruitzicht heeft gesteld als [naam.slachtoffer] zich zou aftrekken. Wat betreft de overtuiging vertelt [naam.slachtoffer] een consistent verhaal aan zijn pleegbroers, pleegmoeder en bij de politie. Verdachte daarentegen vertelt bij de politie, tegenover familieleden en ter zitting telkens een iets andere versie. Ook de gedragsverandering van [naam.slachtoffer] na het ten laste gelegde sterkt de overtuiging dat zijn verklaring de juiste is.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde blijkt het ontuchtig oogmerk uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij het wel wilde proberen om zich af te trekken in het bijzijn van [naam.slachtoffer]. Tot slot wist verdachte met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde dat [naam.slachtoffer] nog geen 16 jaar was en desondanks heeft hij besloten hem een pornofilm te laten zien.
Standpunt van de verdediging
Namens verdachte is aangevoerd dat ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde er weliswaar wettig bewijs is, maar dat dit niet overtuigend is. De gedetailleerdheid van [naam.slachtoffer] zegt niet alles. Uit het dossier komt ook naar voren dat hij moeite heeft met het scheiden van fantasie en werkelijkheid. Het verband tussen de € 10,-- en het zichzelf aftrekken kan later in de tijd door aangever zelf zijn gelegd. Ook verdachte verklaart consistent en niet wezenlijk anders dan verdachte. Het onder 1 ten laste gelegde kan niet bewezen worden, nu niet bewezen kan worden dat verdachte de aangever geld in het vooruitzicht heeft gesteld als hij zichzelf zou aftrekken.
Wat betreft het onder 2 ten laste gelegde is ‘het willen proberen’ te weinig om tot een ontuchtig oogmerk te komen. Tevens is er geen sprake van interactie tussen verdachte en aangever op het moment dat laatstgenoemde zich aftrekt.
Het onder 3 ten laste gelegde is wettig en overtuigend te bewijzen.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
A)
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 januari 2013, zakelijk weergegeven:
[naam.slachtoffer] is de zoon van [naam.vader slachtoffer]. [naam.vader slachtoffer] heeft een relatie met mijn zus. Ik meende dat [naam.slachtoffer] 15 jaar was, maar hij was jonger. Over wat er op 24 september 2011 in [plaatsnaam] is gebeurd kan ik het volgende stellen. We hebben het er niet met zoveel worden over gehad, maar volgens mij wist [naam.slachtoffer] wel dat we een pornofilm gingen kijken. Ik ben begonnen met aftrekken en heb [naam.slachtoffer] 2 of 3 keer gevraagd: “ach, doe toch mee”. Hij bleef eerst gewoon kijken. Ik zat achter de computer, hij zat op bed. Ik wist dat er wel wat met [naam.slachtoffer] aan de hand was.
B)
Een proces-verbaal nummer PL01KN 2011112057-8, opgenomen op pagina 16 tot en met 16.40 van dossier nummer PL01PL 2011112057 d.d. 10 juli 2012, inhoudende proces-verbaal van bevindingen verhoor [naam.slachtoffer], zakelijk weergegeven:
Het aftrekken bij mijn oom is 1 keer gebeurd op zijn kamer in [plaatsnaam] bij zijn vader en moeder. Hij heet [naam.verdachte]. Het is vier of vijf maanden terug gebeurd, in oktober of november. Ik moest mezelf aftrekken. Ik ging om het hoekje staan bij de deur van zijn kast en dat doen. Zijn kamer, slaapkamer, is bij de woonkamer beneden. Alleen mijn oom en ik waren in die kamer. Hij vroeg de hele tijd om mezelf af te trekken. Ik zei de hele tijd nee maar daarna deed ik het wel.
Hij zei: "Ga jij je nu ook aftrekken dan?" Hij deed het ook. Hij deed het het eerste. Mijn oom zat op zijn bureaustoel. Hij zat zich op de stoel af te trekken. Ik zag de hele tijd al dat hij zich aftrok. Hij trok zijn broek in een keer uit tot op zijn voeten. Ik zag zijn lul en dat hij zich af ging trekken met zijn rechterhand. Hij keek naar het computerscherm, naar het filmpje tijdens het aftrekken. Ik zat toen op zijn bed. Hij keek een pornofilmpje, een meisje en jongen gingen neuken. Ik zag dat op de laptop. Een kwartier later ofzo kwam hij pas klaar. Hij zei toen: "Kijk, ik ben klaargekomen". Toen zag ik sperma op zijn buik. Toen zei hij: "Ga jij je nou aftrekken dan?" Ik zei wel tien keer nee. Daarna ging ik me afrukken. Hij zei voor tien euro en toen deed ik het maar. Ik ging daar naar toe omdat hij mijn lul niet hoeft te zien. Ik had mijn kleding aan, onderbroek en broek naar beneden tot boven mijn knie. [naam.verdachte] kon alleen mijn rug zien. Hij zat eerst naar dat filmpje te kijken en daarna zei hij van laat je pik eens zien. Ik zei toen nee. Ik heb het niet gedaan. Ik heb een zaadlozing gekregen, het kwam op de grond. Toen ben ik naar huis gegaan. Toen ik wegging op de fiets kreeg ik die 10 euro. Toen ik mij aftrok had mijn oom alles aan. Hij keek af en toe naar een filmpje en af en toe omkijken. Hij keek een pornofilm. Het was in de nacht. We gingen eerst naar de kroeg, de [naam.kroeg] in [plaatsnaam]. We hebben daar bier gedronken. Ik heb 1 biertje van hem gekregen. Hij zei tegen mij zullen we een filmpje kijken. Ik dacht gewoon normaal een film. Toen we daar kwamen zette hij de laptop neer en zei hij we gaan een pornofilm kijken. Ik zie toen doe normaal man. Hij ging door, dat filmpje opzoeken. Ik zat toen op zijn bed. Het was toen 1 uur ofzo. Hij zei, het blijft tussen ons hè? Ik zei ja hoor. En toen heb ik het wel gezegd tegen mijn pleegmoeder. Ik had er geen zin meer in dat hij steeds aan mij vraagt dat ik me moet aftrekken. Ik heb haar verteld dat ik me moest afrukken van mijn oom, verder niet.
C)
Een proces-verbaal nummer PL01PL 2011112057 d.d. 20 juli 2012, opgenomen op pagina 8 van voornoemd dossier, inhoudende proces-verbaal van relaas, zakelijk weergegeven:
Ongeveer 6 weken geleden, 24 september 2011, verbleef [naam.slachtoffer] bij zijn vader. Hij is toen met zijn oom op stap geweest. Zijn oom heet [naam.verdachte], 29 jaar en woont bij zijn ouders aan de [adres.verdachte]. Zijn oom vroeg in zijn woning aan [naam.slachtoffer] of hij 10 euro wilde verdienen. Dit kon [naam.slachtoffer] verdienen door [naam.verdachte] af te trekken. Dit is gebeurd.
D)
Een proces-verbaal nummer PL01VG 2011112057-6 d.d. 20 december 2011, opgenomen op pagina 20 tot en met 20.4 van het dossier, inhoudende proces-verbaal van verhoor getuige [naam.getuige], zakelijk weergegeven:
Ik ben gaan vissen bij [naam.slachtoffer] om te kijken wat er gebeurd was, want je kunt niet zomaar iemand onterecht beschuldigen. Op maandag 31 oktober 2011 heb ik Lentis gebeld met de vraag of ik het rechtstreeks kon vragen aan [naam.slachtoffer], omdat [naam.slachtoffer] PDD-NOS heeft. Ik wist niet of ik het [naam.slachtoffer] open of gesloten moest vragen. Lentis zei van ja, dat ik het gewoon rechtstreeks kon vragen. Ik heb [naam.slachtoffer] gevraagd: “heb jij je afgetrokken waar [naam.verdachte] bij was en heb je daar geld voor gekregen”? [naam.slachtoffer] kreeg een rood hoofd en keek weg. [naam.slachtoffer] zei: “ja”.
[naam.slachtoffer] zei dat hij 10 euro had gehad.
Ook vertelde [naam.slachtoffer] dat het op zijn kamer was gebeurd. [naam.slachtoffer] heeft bij zijn vader geen eigen kamer, dus moet het op de kamer van [naam.verdachte] zijn gebeurd.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de voornoemde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank met betrekking tot het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde het volgende gebleken.
Verdachte heeft op 24 september 2011 met de toen veertienjarige aangever [naam.slachtoffer] een horecagelegenheid bezocht en aldaar een biertje met hem gedronken. Verdachte en [naam.slachtoffer] stonden in een enigszins familierechtelijke verhouding met elkaar, nu de vader van [naam.slachtoffer] een relatie had met de zus van verdachte. [naam.slachtoffer] beschouwde verdachte dan ook als oom. Voorts was verdachte op de hoogte van de leeftijd van [naam.slachtoffer], althans wist hij dat [naam.slachtoffer] jonger was dan 16.
Na dit bezoek is verdachte met [naam.slachtoffer] naar huis gegaan en heeft hij hem op zijn slaapkamer een pornofilm laten zien op zijn laptop. Naar het oordeel van de rechtbank is het onder 3 ten laste gelegde daarmee wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank baseert dit op de aangifte door [naam.slachtoffer] en de bekennende verklaring van verdachte.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt. Tijdens het afspelen van deze film heeft verdachte zich in het bijzijn van [naam.slachtoffer] afgetrokken, waarbij hij is klaargekomen. Door zichzelf te bevredigen op zijn slaapkamer in het bijzijn van de veertienjarige [naam.slachtoffer], door [naam.slachtoffer] nadrukkelijk te confronteren met het feit dat verdachte was klaargekomen, waardoor aangever getuige is geweest en werd geconfronteerd met deze handeling door verdachte, is gezien de setting sprake geweest van een handelen door verdachte met ontuchtig oogmerk. Het onder 2 ten laste gelegde is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen.
Nadat de verdachte was klaargekomen heeft hij [naam.slachtoffer] meermalen gevraagd om zichzelf ook af te trekken. De rechtbank acht de verklaring van [naam.slachtoffer] dat verdachte hem hiervoor € 10,00 in het vooruitzicht heeft gesteld geloofwaardig. Daargelaten wat de bedoeling van de € 10,00 volgens verdachte is geweest, heeft het naar het oordeel van de rechtbank in de beleving van [naam.slachtoffer] een rol gespeeld om zichzelf in het bijzijn van verdachte af te trekken. Voorts wordt de geloofwaardigheid van de verklaring van aangever ondersteund door de verklaring van zijn pleegmoeder [naam.getuige]. Naar het oordeel van de rechtbank is het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij omstreeks 24 september 2011, te [plaatsnaam], door een gift of belofte van geld, te weten door EURO 10 te geven en te beloven, een persoon, [naam.slachtoffer], geboren op [geboortedatum.slachtoffer] ,
waarvan verdachte wist dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen, te weten het zichzelf aftrekken door die [naam.slachtoffer] in het bijzijn van verdachte, in de slaapkamer van verdachte.
2.
hij omstreeks 24 september 2011, te [plaatsnaam], een persoon, [naam.slachtoffer], geboren op [geboortedatum.slachtoffer], waarvan verdachte wist dat deze de leeftijd van 16 jaren nog niet had bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, te weten het zichzelf aftrekken door verdachte.
3.
hij omstreeks 24 september 2011, te [plaatsnaam], een gegevensdrager, bevattende een afbeelding waarvan de vertoning schadelijk was te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, heeft vertoond aan een minderjarige, [naam.slachtoffer], geboren op [geboortedatum.slachtoffer], van wie hij wist, dat deze jonger was dan zestien jaar, immers heeft verdachte toen aldaar aan die [naam.slachtoffer] een pornofilm, op de laptop van verdachte, getoond.
De rechtbank acht hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen acht levert de volgende strafbare feiten op:
1.
Door giften of beloften van geld een persoon waarvan hij weet dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen.
2.
Een persoon waarvan hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen.
3.
Een gegevensdrager bevattende een afbeelding waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, vertonen aan een minderjarige van wie hij weet dat deze jonger is dan zestien jaar.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten te veroordelen tot een werkstraf van 150 uren subsidiair te vervangen door 75 dagen hechtenis, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden als genoemd in het reclasseringsadvies van 16 januari 2013. De officier van justitie heeft rekening gehouden met het forse leeftijdsverschil tussen verdachte en het slachtoffer en het ontwikkelingsverschil en de impact die het heeft gehad op aangever, alsmede de ernst van de feiten waarbij op grove wijze grenzen zijn overschreden.
Standpunt verdediging
Namens verdachte is betoogd dat een werkstraf in de rede ligt. Met betrekking tot de hoogte voert de raadsman aan dat het één gebeurtenis betreft en dat de strafeis in vergelijking met bijvoorbeeld artikel 240b Wetboek van Strafrecht delicten behoorlijk aan de maat is. Verdachte verleent graag zijn medewerking aan de bijzondere voorwaarden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en aangaande zijn persoon opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede de vordering van de officier van justitie en hetgeen door de raadsman namens verdachte ter verdediging is aangevoerd.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drietal zedenmisdrijven, te weten verleiding, seksueel corrumperen en het vertonen van een afbeelding schadelijk voor een persoon beneden de zestien jaar. Verdachte heeft door zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [naam.slachtoffer] ter bevrediging van zijn eigen behoefte. Uit het strafdossier komt ook naar voren welke nadelige impact het handelen van verdachte heeft gehad op de aangever. Er zijn in de periode van de bewezenverklaarde delicten gedragsveranderingen bij [naam.slachtoffer] waargenomen, zowel op school als in zijn thuissituatie, die door [naam.slachtoffer] en mensen in zijn omgeving als problematisch zijn ervaren en die naar aangenomen moet worden hun oorzaak vinden in hetgeen zich tussen [naam.slachtoffer] en verdachte heeft afgespeeld. Ook heeft verdachte zijn positie als volwassene en als ‘oom’ van de aangever misbruikt en daarmee het vertrouwen bij aangever geschaad. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Voorts was verdachte op de hoogte van het feit dat de aangever een kwetsbare jonge man betrof. Verdachte wist immers hoe jong [naam.slachtoffer] was en dat hij problemen had in zijn ontwikkeling. Ook dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Anderzijds houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte een first offender is. Uit het reclasseringsadvies van 16 januari 2013 komt naar voren dat verdachte op een aantal leefgebieden, waaronder het omgaan met zijn seksuele gevoelens, ondersteuning nodig heeft. Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij zal meewerken aan een ambulante behandeling bij de AFPN om meer inzicht te krijgen in zijn delictgedrag en om herhaling te voorkomen.
Gelet op het bovenstaande is naar het oordeel van de rechtbank een werkstraf passend en geboden. De rechtbank zal tevens bepalen dat een gedeelte van deze werkstraf voorwaardelijk wordt opgelegd met een proeftijd van twee jaren om hieraan de bijzondere voorwaarden te verbinden inhoudende een meldingsgebod en een ambulante behandeling bij de AFPN of soortgelijke instelling. Anders dan de officier van justitie heeft geëist zal de rechtbank niet daarnaast nog een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen omdat de rechtbank er vertrouwen in heeft dat de recidivekans een stuk kan verminderen door de aan de voorwaardelijke werkstraf te verbinden bijzondere voorwaarden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 240a, 248a en 248d van het Wetboek van Strafrecht.
- verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart het onder 1, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaarverklaarde tot:
een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 150 uren, met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 75 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van de werkstraf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank waardeert de dagen die veroordeelde in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht op twee uren werkstraf per dag.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot 75 uren subsidiair vervangende hechtenis voor de duur van 38 dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde voor het einde van dan wel gedurende de proeftijd van 2 jaren één of meer voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde
- zich binnen veertien dagen volgend op de start van het toezicht zal melden bij de Reclassering Nederland, [adres];
- dat de veroordeelde zich onder behandeling zal stellen bij de AFPN te [plaatsnaam], of soortgelijke ambulante forensische zorg, op de tijden en plaatsen als door of namens de instelling/behandelaar aan te geven.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. G. Eelsing, voorzitter, L.H.A.M. Voncken en
F. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Mulder, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 februari 2013.
De Wet Herziening Gerechtelijke Kaart is op 1 januari 2013 in werking getreden. De rechtbanken Assen, Groningen en Leeuwarden vormen met ingang van die datum tezamen de nieuwe rechtbank Noord-Nederland. Het rechtsgebied van deze rechtbank beslaat de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen. De zaak wordt daarom verder behandeld en beslist door de rechtbank Noord-Nederland.